Op deze pagina vind je de artikelen die in de Amsterdamse Folk Agenda hebben gestaan. Voor alle duidelijkheid wijst Stichting Mokum Folk erop dat niets uit onderstaande artikelen voor publicatie mag worden overgenomen zonder voorafgaande expliciete toestemming van de auteurs.

 

Het Antwerps Liedboek (1544), titelpagina

Inhoudsopgave


 

DE SETARSPELER — door Joop Wieringa
(Amsterdamse Folk Agenda 6 — 2022)

Deze keer geen voedsel voor het oor maar voedsel voor het oog.

Mijn ochtenden beginnen altijd met koffie en vaak gevolgd door een boek. Sinds ik vroegtijdig mijn baan aan de wilgen heb gehangen en met minder geld toch een fijn leven kan leiden als muzikant, danser, en wat vrijwilligerswerken. Tijd vind ik belangrijker dan meer geld verdienen. Met minder meer geluk vergaren zonder mij druk te maken over onze nationale bbp. En, al lezende, zonder mij op dit moment druk te maken over onze politiek in Europa die, als slaaf van Amerika, ons langzaam een 3e wereldoorlog in rommelt want die komt. De waarheid is het eerste slachtoffer in een oorlog die ons verteld wordt.

Nu kan ik nog boeken lezen. De boeken verrijken mij enorm. De verhalen die ik lees kan ik visualiseren, voor mij zien, inbeelden. Soms lees ik een uurtje maar soms word ik zo een boek ingezogen dan moet ik het wegduwen omdat ik anders zo uren verder ben. Een enkele keer zelfs word ik wakker en ga eerder uit bed om een verhaal weer op te  pakken; hoe gaat het verder? Wat als hij nu….?

Nu heb ik weer een boek dat mij zodanig in de hoofdpersoon doet verplaatsen dat ik er soms emotioneel van word en met tranen in mijn ogen lees hoe een Koerdische Iranees moet vluchten naar een ander land (Nederland) maar daardoor een gat in zijn ziel ontwikkelt.  De letters, de zinnen in dit boek weten heel goed de pijn te verwoorden; de onmacht maar ook de liefde voor een ander en de gevoelens die ontstaan vanuit de eigen cultuur die dicteert wat mag en wat niet kan.

Ik zag dit boek in mijn ‘bieb’ en de titel sprak mij als cultuur- en volksmuziekliefhebber meteen aan. De omslag met aan de voorkant een tekening van een setar, een Perzische luit, zorgde ervoor dat ik de achterkant las en gelijk een stoel zocht voor de eerste pagina : “Verslagen loop ik door het terrein van het asielzoekerscentrum naar de uitgang”. “Mijn reis naar Middelburg was vergeefs” in een proloog van een zeer indringend boek vol anekdotes. Een zoektocht naar een nieuw leven; naar rust en regelmaat maar ook een échte zoektocht in deze roman. De zoektocht naar een geliefde geholpen door veelal vriendelijke behulpzame Nederlanders. Een roman die begrip opbrengt voor bijzondere mensen en te accepteren situaties in het leven van de Koerdische kunstenaar Daijri.

Een heel mooi en duidelijk accepterend verhaal zoals dit leven van een asielzoeker die mag blijven. De schrijfster Anne van Zwieten zorgt ervoor dat we ons heel goed kunnen verplaatsen in zo’n leven dat niet zo vanzelfsprekend en voorspelbaar is.

Bij een verrassend moment schoot ik vol zonder dat het mij ooit zal overkomen en wat meestal wél bij mijn medemens gebeurd.

Ook de muziek vormt een soort rode draad in het verhaal al is het niet het hoofdthema. Als de setar-speler zijn instrument beroert dan hoor ik in gedachten het geluid en het soort melodie; dus ja, ook een boek voor muzikale liefhebbers met een brede smaak.

Dit boek laat je ook beseffen hoe emotioneel belangrijk je omgeving is, de vanzelfsprekende cultuur waar je deel van uitmaakt en hoe verschrikkelijk het ‘gemisgevoel’ is als je daar niet meer naartoe kan zonder gevaar voor eigen leven. Datzelfde gevoel kan je ook een leven lang meedragen als je huis plat moet vanwege de oorlog , uitbreiding van een haven, een snelweg of een dam waar zélfs het graf van je ouders niet meer te bezoeken is omdat je hele dorp wordt opgeofferd voor een zogenaamd groter belang en ja, zo doet politiek met z’n burgers. Ik weid nu uit naar gedachten die niet in dit boek voorkomen maar er wél door worden oproepen.

Lezen doet denken, leren én genieten. Nee, ik heb het verhaal niet weggegeven en zéker niet het plot want nu ik dit opschrijf kén ik de afloop nog niet eens, maar ik wil ook niet gluren naar … dat is zonde. U moet het zelf maar ontdekken in ‘De Setar-speler’ van Anne van Zwieten, uitgeverij Gopher 2021.

Joop Wieringa
 

[terug naar boven]

Sean Garvey — door Sunny MacHinis/----PieRRe----
(Amsterdamse Folk Agenda 6 — 2022)

Ik schrijf hier woensdag 11 mei 2022.

Zaterdag middag 7 mei kreeg ik een tekst (app) van Paul Evans. Geen goed nieuws, schreef hij (in het Engels), want vrijdagavond overleed plotseling onze goede vriend Sean Garvey aan een hartinfarct.
Die vrijdag had ik nog gebackyard burned en waren er vrienden uit Holland gearriveerd in Glenbeigh, een naburig dorpje ongeveer 25km en 43m hier vandaan. Een van die vrienden is een hele ouwe vriend van mij uit de tijd dat we in de Smokey Mountain Rangers speelden. Hij en zijn zwager (brother-in-law) hadden allebei hun eigen vrouw met hun meegenomen. Beide koppels met een eigen caravan door Schotland, Ierland en Engeland.

Ze hadden geplanned (geregeld) bij mij op zaterdag de lunch te gebruiken en ‘s avonds onze sessie mee te maken, die niet doorging, in de East End Bar in Cahirciveen, het stadje zo ongeveer 3km en 52m van mijn vakantie cottage gelegen. Dus hunnie waren de eersten uit Holland die op de hoogte werden gebracht van het heengaan van Sean Garvey.

Sean Garvey was nog altijd actief met voordrachten geven over het hele eiland. Recentelijk was hij in Waterville, het vakantiedorp van Charlie Chaplin, met andere muzikanten die nog in de oude Ierse taal hun muziek laten horen. Waterville is ongeveer een klein uurtje met de auto vanuit Cahirciveen. Als je in een hele ouwe auto daarheen tuft is het wel een dik uur rijden. Dat is het verschil hier.
Sean Garvey was een stevige drijfveer die historische liederen en verhalen bleef rond spreiden in de Ierse taal die hem zo geliefd was. Meer dan het Engels. Hij hield en leidde regelmatig sing-around nights in de Corner House in Cahirciveen. Dat zijn zangavonden waar je ineens veel locals (buurtbewoners) op een kluitje bi elkaar hebt. En het interessante op zulke avonden is dat je gezangen hoort die wat vertellen over deze omgeving. Wat er allemaal is en vooral wat er allemaal was. Plus ook nog wat er zich allemaal heeft afgespeeld hier in de omgeving over goede en kwade gebeurtenissen.

Sean Garvey leek zijn specialiteit te putten uit de tijd dat de Engelsen de Ieren onderdrukten.In zijn verhalen en liederen, waaronder veel liederen zonder muzikale begeleiding, gaf hij mij het gevoel alsof het allemaal vorige week is gebeurd. Dat deed hij met zoveel gevoel en agressie zodat het leek of hij er nog steeds boos over was. Die verrotte Engelsen die de Ierse taal om zeep trachtten te helpen. Maar Ieren zouden geen Ieren zijn als ze niet iers zijn gebleven. Standvastig als ze toentertijd waren is het de Engelsen deels gelukt om hun taal aan het Ierse volk op te leggen. Let maar eens op als je rondreist over dit prachtig groene eiland, dan zie vaak de plaats- en straatnaamborden in twee talen. Gek genoeg eerst in het Engels en dan ook nog in het gealic.

Ik constateer hier dat er al geruime tijd een opleving heerst, vooral bij jongere koppels met kinderen, om terug te grijpen naar hun oorspronkelijke Ierse/Keltische cultuur. De ouders hebben meestal Engelse namen en hun kinderen allemaal Ierse namen die wat lastig te onthouden zijn en een beetje moeilijk uit te spreken zijn. Maar dit brengt Ierland weer terug waar het gebleven was. Niet alleen hun voornamen waren belangrijk maar evenhard hun achternamen. Je hebt hier achternamen als O’Connor, O’Sullivan, O’Brian, O’Hara, O’Casey, O’Reily, O’Donovan etc. etc. enz.

Tijdens de Engelse overheersing kozen Ierse families de kant van de Engelsen. Dat maakten ze kenbaar door die O’ van hun achternaam af te poetsen. Dat werd door de Ierse gemeenschap niet in dank genomen en die “overlopers” werden vierkant weggepest. Veel van die O-droppers vluchtten naar Engeland, Wales, Schotland en zelfs naar Amerika. Daar hoor je alles over in de verhalen en liederen die Sean Garvey tot een grootheid maakte.

Laatst sprak ik met een goede vriend van Sean over Sean, maar hij vond Sean een “klein godje”. Maar toch    Sean haalde met zijn verdienstelijke arbeid menige prijzen en titels op zijn naam binnen.

Al die keren dat Sean bij de sessies in de Corner House aanschoof en zijn instrumenten bespeelde rook ik gewoon die echte, pure Ierse aroma er vanaf stomen. Hij was een ware liefhebber van ballads waar emoties de boventoon voeren. En niet om het een of ander: hij tikte mij regelmatig met zijn strijkstok op mijn been als ik een gevoelig lied had gespeeld. Dat deed ik dus kennelijk naar Sean’s oordeel goed. Ik doe daar verder niets mee, ik steek het in mijn zak en blijf muziek spelen zoals ik dat gewend ben te doen.


Maar nu, sinds die vrijdagavond van de 6de mei 2022, is het stil geworden. Ik zal die sing-around nights missen en zeker ook zijn aandeel in de sessies in de Corner House waar geen ander Ierse liederen speelt zoals Sean Garvey.

Laatst hoorde ik een “wijze man” uitleg geven over het horen van slechte berichten. Daar word je verdrietig van, niet lekker, depressief, kotsmisselijk of wat dan ook. En om jezelf weer in evenwicht en op de been te krijgen zou je 3 goede berichten nodig hebben.

Nou, vooruit dan met de geit. Laat ik er eentje beetpakken. Nu de coronatoestand onder controle is en ik 2 keer gevaccineerd plus 2 keer geboostered ben, dacht ik: Kom. En ik ging. Er op af. Ik ga nu ruim een maand naar de sessies in de East End Bar waar een aantal van de muzikanten uit de Corner House bij elkaar komen. Om onbekende reden blijft de Corner House voor publiek dicht. Net als b&b Final Furlong Farm House en restaurant de Thatch Cottage. En sinds die sessies in de East End Bar heb ik nog steeds geen coronasymptomen en leef ik ook nog. Dus ik dacht: Kom, ik ga ook weer eens naar de sessie op vrijdagavond in de Fertha Bar. Ik was daar laatst met een buur wat gaan drinken en iemand in die bar herinnerde mij aan die vrijdagavondsessies. Ik ben daar voor de corona uitbraak regelmatig geweest en die “iemand” was een muzikant die mij herkende.
Dus ik besloot om ook weer eens naar de Fertha sessie te gaan. Eerst sinds een hele lange tijd weer gegeten bij de plaatselijke chinees. Ja, je vindt die dingen in de meest afgelegen plekken overal in de wereld. En het was weer bijzonder lekker die hete nasi. Goed om je hoge bloeddruk verder op te hogen. De apotheker heeft pillen in overvloed, dus wat let mij om niet te chinezen bij de chinees.
Daarna naar de overkant en een stukje lopen om de Fertha Bar binnen te gaan. Daar zat al iemand te wachten met z’n instrument in de tas. We raakten snel aan de praat zonder dat ik wist wie hij is. Laat dat Davy Arthur zijn. Dit is nou de 1ste keer dat ik zo iemand van naam tref bij een sessie in het stadje. Ik wist al lang dat Davy Arthus hier in de buurt woont maar hij heeft zich nooit laten zien waar ik ook bij was. Verassing alom. Ik wist ook het een en ander over hem. Dat hij heel lang geleden een hersenaandoening heeft gehad waardoor hij zijn muziekmakkers van de Furey Brothers moest afhaken.

Je kan het nog duidelijk merken aan zijn manier van manifesteren dat hij een zware attack heeft moeten ondergaan. Gelukkig voor hem dat hij nog een beetje in staat is om zijn instrument te hanteren. Het was een bijzondere ervaring voor mij om samen met Davy Arthur in sessieverband muziek te maken.

Hij vond mijn hoed leuk en zette die op zijn hoofd en dat gaf hem nog meer plezier. Hopelijk zie ik hem wat vaker dan 1 keer in bijna 4 jaar. Zo is het mij weer eens goed duidelijk geworden wat muziek kan aanrichten in goede zin.

Sunny MacHinis/----PieRRe----

 

[terug naar boven]

DAFNE KRITHARAS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 8 - 2022)

 

Het is oorlog en op dit moment niet ver weg maar we doen nog niet mee en we hebben nog geen doden en gewonden, nog geen getraumatiseerden of andere verschijnselen passend bij oorlogshandelingen óf het moeten de vluchtelingen zijn die hier een zekere grotere compassie krijgen omdat we deze oorlog een oorlog van de ‘buren’ noemen . De Syrische oorlog is veel verder weg en dus komen die vluchtelingen in Nederland in kampen , tenten of desnoods in gymzalen. Ook hier werkt de Hollandse hokjesgeest wat bij mij toch een zekere discriminatiegevoel tussen de culturen op roept .

En wat horen we van de oorlog ? Meestal persoonlijk leed of helden verhalen. Veel oorlogsboeken gaan ook over oorlogshelden.

Eigen zouden onze politieke ‘beslissers’ dit boek moeten lezen van Vinko Prismic’, ‘Zonen Van Bosnië’ maar dat durven ze denk ik niet.

Als liefhebber van het oude Joegoslavië, de muziek en de volksdans en de romantische reizen naar het land van verlicht despoot Tito, waar ook niet alles eerlijk en open mocht worden gezegd maar er wel een gemeenschappelijke beleving was door de bevolking, heb ik een behoorlijk realistisch boek gevonden dat het Balkan ideaal uiteen laat spatten en de waanzin van de Balkan oorlog én eigenlijk de waanzin van elke oorlog erg duidelijk laat zien. Hoe stom, hoe ouderwets en hoe treurig duidelijk.  Het lijkt dat dat we na eeuwen menselijke geschiedenis nog steeds vervallen in die oude rot gewoonte van oorlog voeren; een oorlog van de politiek ter faveure van de wapen industrie en ten koste van de burgerij.

In dit verhaal is het de journalist Anthony uit Engeland met Kroatisch bloed en zijn vrienden Ivan, Mujo en Milan uit het plaatsje Trolist . De mannen bezitten allen een andere etnische achtergrond (zoals gebruikelijk in Bosnië)  maar vlak voor de oorlog nemen de 4 vrienden het besluit om boven de etnische clash te staan. De verschillen in hun religieuze achtergrond heeft hun hechte vriendschap nooit in de weg gestaan. Maar Anthony ziet hoe ,tijdens de oorlog , zijn vrienden tot elkaars vijanden worden gemaakt. Hij kan niets en niemand redden en is slechts getuige van de hartverscheurende consequenties van deze laatste grimmige Balkan oorlog in een lange bloedige geschiedenis van die streek. Boeiend geschreven met rot details op microniveau van het alledaagse leven wat langzaam door die verschrikkelijke oorlog wordt vernietigd. Hoe duidelijk zijn de paralellen te trekken met onze huidige wereld hier. Gaande weg raakte ik de weg wat kwijt van wat welke partij aan ellende doet en wie wie is maar het verhaal is boeiend genoeg met een duidelijke oorzaak en goed uitgelegd en een sterk besef dat we nu goed moeten oppassen om niet in die ellende verzeilt te raken.

Maar waarom zijn we in al die eeuwen niet veranderd op dit vlaken blijven we, in wezen, de zelfde bloeddorstige apen uit die oertijd? Op 4 mei roepen we weer met ons allen :”dit nooit weer” terwijl er elders een volgend conflict gaande is.

Nee dit is geen vrolijk boek, wél een boeiend boekje wat ons ervan zou moeten weerhouden van ….. een nieuwe?

En als we weer zware wapensystemen sturen naar het oorlogsgebied, naar de David en wordt daardoor de oorlog alleen maar langer met nog méér slachtoffers en grotere kans op Russisch antwoord dan schreeuw ik vaak inwendig tegen de wereld: ‘niet namens mij’ zoals er gelukkig meer passivisten bestaan in onze wereld.

Dan maar wat prettiger ,fijnere muziek wat aansluit bij die regio maar daar toch niet helemaal vandaan komt.

Dafne Kritharas is geboren in Parijs uit een Grieksevader en een Franse moeder. Een mooie stem die omlijst wordt door 8 tal muzikanten met diverse achtergronden.

‘Varka’ uit 2021 is haar 2e cd die ze grotendeels in het Grieks zingt maar haar muziek op dit album komt hoofdzakelijk uit landen/culturen die overheerst werden door de Ottomanen zoals natuurlijk Bosnië maar ook Armenië en muziek van de Sefardische gemeenschappen aldaar en natuurlijk uit Turkije- nu . Het is een modern album met hier en daar met wat volksinstrumenten ingevuld zoals Zurna, Klarinet, Darboeka en Saz. De nummers zijn ,denk ik, allen traditioneel en sommigen zélfs ,haast, ‘volksdans baar’.

De meeste nummers ken ik niet maar zeker wél het bekende, erg mooie ‘U Stambolu Na Bosforu’, hier ook weer prachtig gebracht. Sommige stukken zoals het eerste ‘Prezaotan Pieis’ kent een fraai bombastisch einde en zo zijn er meer maar er staat ook mooi dromerig werk op . Ja , een mooi evenwichtig album; alleen de baspartij klinkt op mijn boxen wel erg zwaar en trillerig maar misschien ligt het aan mijn brandschijfje. Af en toe krijgt de jazz piano wat meer aandacht en op een enkel nummer ligt de jazz nog duidelijker op de loer. In ‘Thallassaki Mou’ krijgen we ook een heuse drumsolo te horen . Het 11e en laatste ‘Varka Mou Bogiatismeni ‘is een prachtig a-capella werkje die Dafne zingt samen met Paul Barreyere ( niet van Little Feat) en Yulian Malay.

Een mooi en zeer spannend album, deze ‘varka’ van Dafne Kritharas.

Boek: Vinko Prizmic’- Zonen van Bosnië - Nijgh & van Ditmar

CD : Dafne Kritharas – Varka - 2021

Joop Wieringa

 

[terug naar boven]

 

SONGS OF EXILE - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 9 - 2022)

Altijd was ik al een groot liefhebber van radio en dat werd nog eens versterkt door de vraag of ik een radio programma wilde maken bij onze plaatselijke radiozender en later bij de regio zender in Abcoude. Muziek en speciaal muziek van de vele culturen op aarde kon ik aan de luisteraar aanbieden en ook informatie over die muziek vertellen.

Er zijn méér culturen dan alleen de Coca Cola cultuur en die wilde ik wel doorgeven via de traditionele muziek dat ook mee gaat met haar tijd want tradities zijn altijd aan veranderingen en de tijdgeest onderhevig ; nét als het leven zélf. Maar het moest vooral een muziek programma zijn en de informatie bij die muziek moest vooral van toegevoegde waarde zijn vond ik.

Ik was groot geworden met Veronica-op zee en Hilversum 3, de populaire muziek dat later kort en goed popmuziek werd / wordt genoemd . De informatie rond om die muziek was niet meer dan verstrooiing , meestal zonder interessante inhoud maar dat was ook niet zo erg want ik was ook niet zo met de wereld bezig. Naarmate mijn interesse naar serieuzere zaken dan pop alleen belangrijker werd raakte ik wat geïrriteerd aan de ‘ditjes en datjes’ gebabbel van die popzenders en raakte ik van dat soort radio maken wat kriegel. Ook mijn muzikale smaak werd wat minder ‘mainstream’, helemaal toen ik de folk en volksmuziek ontdekte . Pop zenders lieten mijn ‘smaak’ niet meer horen en ik nam afscheid van de pop en de babbelaars. Steeds vaker luisterde ik naar het ‘serieuzere’ Hilversum 1; muziek luisteren kon ik zélf genoeg en dan met mijn eigen smaakmuziek en ook de informatie hiervoor vond ik wel elders.

Ergens geleidelijk in de tijd ‘sloop’ er ook muziek op de informatie zender; ik fronste mijn wenkbrauwen bij deze verontrustende gewaarwording. Was dit nodig? Kunnen we gewoon niet even naar een andere zender draaien als we even genoeg nieuws hebben gehad voor dat moment? Mijn liefde voor de radio is /was haast groter dan het kijkkastje. Radio is verbeelding , het praatje maakte het plaatje in mijn hoofd waar de TV veelal malle spelletjes ,duffe detectives en babbelprogramma’s vaak zonder verdieping of zeer korte duiding mijn avond vullen. Of ik wil even vermaakt worden met zo’n babbelprogramma na een avondje dansen of muziek maken. En ja , steeds vaker zet ik het kastje weer uit na het journaal nieuws en ga ik weer naar mijn verbeelding machine. Maar ook hier gaat het nu steeds vaker mis voor mijn gemoed. Het is de oprukkende overgewaardeerde commerciële sport de laatste jaren. Een beetje sport kan ik nog hebben ( ooit bruine band met Judo gehaald toen daar de commercie ook nog niet was toegeslagen) maar de hele zomer met een constante stroom van tennissers, fietsen en voetbal terreur van het ene kampioenschap naar de volgende met een extra shot Olympics op z’n tijd met ook hier elk jaar herhalend gebabbel gelardeerd met populaire muziekjes is mij teveel. Het maakt dat ook een mooie informatie zender mij afstompt. En ook hier rukken de spelletjes op net als de babbel onderwerpjes. Vermaakt moet De Mens.

Dus dan maar een goed boek ter hand genomen of een fijn cd’tje opzetten.

Ik zal wel overkomen als een ouwe zeur, een overdrevene zeikert maar net als er een knop aan je radio of TV zit, zit er ook een wegclick mogelijkheid aan het eind van deze fijne Mokum Folk Wijzer.

Vandaag is het een cd’tje uit het Midden Oosten die ik vond via mijn radiowerken; muziek van Abdelli. Zijn achternaam is tevens zijn artiestennaam . Abdelli ontdekte de Algerijnse Mandola en ík ontdekte zijn album New Moon in 1995 bij het beroemde label Realworld . Uitstekende muziek met de zacht wiegende ‘Trance’ muziek geschikt voor ‘duizend en een nacht’ verhalen. En het deed mij denken aan een van mijn avonturen reizen met zo’n verre reizen club naar Jordanië en Syrië ( toen nog ver voor de laatste oorlog en de huidige toestand ). Onze Jordaanse gids gaf veel informatie over de geschiedenis van het land en de huidige situatie. Toen we bij de grens met Syrië aankwamen nam hij afscheid want in Syrië waren we verplicht overgeleverd aan een gids ‘van regeringsoverheid’ die zich loyaal en bewonderen gezind uit liet over haar president Assad waardoor ze voor ons, geïnformeerde  reizigers, volstrekt ongeloofwaardig werd weg gezet. Bij de uitstapjes werd ze alleen gelaten; als een soort zeurend kind sjokte ze achter ons aan, bedelend roepend om wat aandacht. Syrië was al instaat van verval maar het leven had zich aan die omstandigheden aangepast . Later zag ik de omver gebombardeerde puinhopen van Palmyra, de Paulispoort en ook de citadel van Aleppo op TV. De afgebrokkelde cultuur is nu helemaal vernietigd. En dan aan het eind van de reis moest de ‘fooien enveloppe’ aan onze’ gids’ worden overhandigd. Ze bracht de fooienpot  terug met de mededeling  dat er te weinig inzat . Even dreigden wij de waarheid over haar te openbaren maar nee, we keken haar razen en tieren in de deuropening aan en onze groep schonk verder geen aandacht meer aan deze ‘smet op de reis’. In een vlek moet je niet wrijven.

Toen ik het nieuwste album van Abdelli in de bibliotheek vond bedacht ik mij deze herinnering en ook Algerije is een land vol bloedige conflicten . Het 2021 album heet ‘songs of Exile’ en ook deze muzikant heeft balling, heimwee en verlies mee gemaakt. Met zijn ouders is hij meerdere oorlogen ontvlucht en muziek werd zijn uitlaatklep. Al vroeg maakte hij zijn eigen Gitaar uit een oliedrum en vislijn. Op een van zijn vluchtmomenten kwam hij in Brussel terecht en iemand adviseerde hem op straat te gaan spelen waar hij al gauw werd ontdekt. Zijn ster groeide in 1974 op het Algerijnse onafhankelijks festival; hij ontdekte de Mandola en nam les bij ‘Chaabi’-musicus Chaid Moh-esguir .

Nu maakt hij fijne ongedwongen muziek ; niet pretentieuze fusion folk.  Vanwege zijn Beberse taal moest hij uitwijken naar Europa waar hij met zijn zacht omfloerste stem in Kabilie taal en met 12 internationale, meest Multi muzikanten schitterende muziek maakt.

Een zacht wiegend orkest vol traditionele volksinstrumenten naast enkele westerse instrumenten. In het boekje verteld Abdelli bij elk stuk in het Engels veel facetten van het leven van vluchtelingen: een tribute naar een beroemde Kabila chansonnierof een van een emigrant over z’n terugvlucht onder de vleugel van een zwaluw; allerlei gedachten en heimwee mijmeringen van gevluchten.

Ook als je niet naar de verhalen wil luisteren is dit mooie album een genot om naar te luisteren. Zijn fijne zachte stem ingebed in een heerlijke woestijn van trancemuziek . Een kleine 70 minuten brengt je weg uit je dagelijkse beslommeringen maar dwingt je toch om op te letten naar deze mooie wereldse melodieën. Muziek die werkelijk relevant is maar natuurlijk nooit op de westerse muziekzenders te horen is. En míjn eigen programma bestaat niet meer.

Abdelli – songs of exile – ARC music productions international 2021

 

[terug naar boven]

 

POSTUUM - door Joop Wieringa
(bron Amsterdamse Folk Agenda nr. 10 — 2022)

IK LEES OVER HEM en hoor dan in mijn hoofd de onweerstaanbare melodie van ‘Shoeshine Boy ‘.

Weer zo’n fijne muziekmaker uit mijn verleden. Ooit gaf hij ons het album ‘Can I have My money back’ met dat nummer en later zijn grote hit ‘Stuck in the middle…’ en ook nog het sublieme comeback nummer ‘Baker Street’. Een van mijn favoriet is nog steeds ‘Late again’. Zo’n muzikant die in mijn beleving alleen maar goede songs schreef met een stem als handelsmerk die ook gebeiteld zit in mijn geheugen. Zo’n rasartiest die ik gewoon even vergeten was en er ineens tussen uitglipt. Eigenlijk was ik groot liefhebber van zijn ‘sound’, niet echt folk te noemen maar ‘het grote gebaar’ qua geluid sprak mij aan. De pakkende melodieën zoals in ‘Found my way to you ‘ of ‘You put something better inside of me’. En er was wel degelijk folk in zijn popperiode zoals in ‘Ship yard town’.

En ineens is hij weg en op het laatst ook een beetje de weg kwijt las ik. Maar ‘in my mind’ was hij er altijd zolang ik zélf leefde.
En dan dit nieuwe album, een postuum album, die ik bij mijn dealer vond.

Gerry Rafferty is er al even niet meer. Januari 2011 op 63-jarige leeftijd stierf hij bij zijn dochter Martha. Veel te vroeg natuurlijk.
‘Can I have my money back’ maakte hij met The Humblebums; zijn grootste hit ‘Stuck in the middle…’met stealers wheel en ‘Baker Street’ als soloartiest. Zijn 1e soloalbum met dat nummer, City to city, was zo succesvol dat hij van de royalty’s Financieel verder kon leven.

Maar tragisch was het feit dat hij niet meer durfde op te treden dus elk volgend album werd niet ondersteunt met een tour. De albums die ik heb zijn stuk voor stuk fantastisch maar de aandacht verdween voor de man die langzaam een drankverslaving ontwikkelde; zo erg dat hij zijn lever verloor en zieker en zieker werd.  Toch bleef hij werken aan een nieuw album. 18 jaar geleden kwam zijn laatste album uit en vanaf 2006 werkte hij, op en af, weer aan een nieuwe, z’n 11e solo product. Een bijzondere artiest is deze Schotse muzikant die geen muziekopleiding heeft gehad maar zichzelf alles had geleerd; z’n Gitaarspel, z’n composities, z’n teksten, ideeën. Na zijn dood wilde zijn dochter het laatste werk uitbrengen, al het laatste op zijn geluidsbanden maar haar verdriet stond haar in de weg en nu, na 10 jaar, “Rest In Blue” met weer een fantastische Gerry Rafferty. Een volwaardig nieuw album zonder allerlei alternatieven. Gewoon het volgende album waar nu zéker geen tour ondersteuning meer bij komt.

Een mooi, nee, uitstekend Folkrock album met enkele fraaie ballads en stille rustpunten. Naast veelal eigen composities vinden we ook een Ierse traditional van Francis mc. Peak door velen eerder vertolkt: ‘Wild mountain thyme’. Ook het beroemde ‘Dirty old town’ van Ewan Mc Coll wordt hier een mooi sieraad en ook mijn geliefde artiest is hier met een van zijn stukken aanwezig: ‘It’s just the motion’ van Richard Thompson.

De opnamen vanaf 2006 die Martha had waren vol geplempt met Synthesizer geluiden maar ze zocht de muzikanten op die het meest met Gerry Rafferty hadden gewerkt om de toch wel mooie opnamen weer het aloude geluid van ‘City to City’, ‘Night owl’ en ‘snakes and ladders’ terug te geven.

De opening is gedurfd want in ‘Still in denial‘ en ook ‘Full moon’ vertellen zijn verhaal over zijn drankzucht en de weg kwijt zijn. ‘Sign of the times’ verteld, denk ik , over het vasthouden van dat succes van ‘City to city’; stevige rock gevolgd door een Beatle-eske ballad ‘You are ALL I want’, een mooi liefdesliedje met een fijne Gitaarsolo van Hugh Burn aan het eind.

De Hammond van Allan Clark is vaak en veelvuldig aanwezig.

Het, weer stevige ‘Still I love you’,  echt typisch Rafferty, zal waarschijnlijk over zijn gestrande huwelijk gaan.  Het volgende ‘Wild mountain thyme’ is een kleingehouden juweeltje met alleen Hugh Burns Gitaar en Alan Clark ’s Piano. Een prachtig walsje meerstemmig overgedubd. ‘Slow down’ is een pittig stuk met een opgewekte tekst maar toch: ‘money is a weapon’. In ‘It’s just the motion’ klinkt een beetje ‘stealing time ‘door; een optimistische berusting. Richard Thompson had dit stuk geschreven voor zijn echtscheiding cd met Linda die in dát nummer de lead zong.

Met de stemmen van Katie Kissoon en Rab Noakes is ‘Look at me now’ een stevige ballad waar Gerry mooi lenig en hoog, met veel ornamentatie in z’n stem overheen zingt in het volle geluid van de 16 begeleiders. Ook hier weer het Hammondorgel aan het eind.

Nog méér gas terug en mooi loom is zijn versie van ‘Dirty old town’ met hoofdrollen voor Accoustic Slide en mond Harmonica. Het volgende ‘Lost highway’ krijgt met de Pedal steel achtige sound, Slide gitaar en Harmonica een behoorlijk pittig geluid.  ‘Keeper of my soul’ is meer Stealers Wheel wat ik hoor. Een vreemde eend vind ik ‘Precious memories’ van J.B.F. Wright door velen gecoverd en nu ook door Gerry Rafferty als een Gospel Blues. Niet écht Rafferty maar een mooie slot herinnering die dan hélemaal aan het eind zijn grootste hit ‘Stuck in the middle with you ‘ in een nieuwe steviger jas laat horen.

Fijn hoor, zo’n oorwurm die de rest van de dag blijft hangen.

Maarr wél een mooi album en helaas zijn laatste.

Met dank aan zijn dochter Martha.

Gerry Rafferty – Rest in Blue – Parlophone 2021

Joop Wieringa


[terug naar boven]

 

OMDAT WE OP MEKAAR LETTEN - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 10-2022)

Twee dagen in augustus was het overdags grijs bewolkt met het laatste stuk van de dag weer volop zon. Gelukkig dat het niet koud was. Die twee keren dat de zon zich liet zien greep ik mijn kans beet om wat op mijn landgoed te doen.

Alle groen dat opkwam vlak voor de zonne(n)panelen wou ik te gronde gooien om schaduw daarop te voorkomen. Door die bezigheden buitenshuis hebbende werd ik warm en zweterig. Dat krijg je gauw als je hartpatiënt bent. Dus maar ophouden met het wegmaaien van het overtollige groen en proberen een beetje snel weer af te koelen. En dat tweemaal dus.

Een week later ongeveer kwam er een lichte hoest opzetten. Een beetje vreemd gevoel kreeg ik ervan en toen dacht ik dat het een symptoom kon zijn van corona virus. Met een DHZ testsetje kwam ik positief uit de bus.

Nou ja, dan maar even niet naar sessies hunkeren.
Ook vader en zoon Collins (Louis en Fiachra) moest ik dan maar op afstand houden. Zij offerden zich op om de buitenkant van mijn vakantiecottage opnieuw in de verf te zetten. Fiachra had toch vakantie van zijn universiteit in Dublin en was nu op de thuisbasis. Ik kreeg al meteen van buren de aanbieding om mijn boodschappen te doen. Maar gelukkig had ik op dat moment een volle koelkast en vriezer.
Een paar dagen later begon ik mij zwakker te voelen en moeier ook nog. Ik werd er ziek van. Mijn gezicht werd gevoelig en ik kreeg onder mijn ogen wat koortsuitslag. Daarna ook bij mijn neus en op mijn lippen. Deed echt zeer en taste mijn mond en keel aan. Ik kreeg moeite met eten kauwen en slikken. Dat lukte bijna niet meer. Gelukkig had ik ook geen hongergevoel meer, dus at ik niet meer. Ik lag alleen maar op bed de hele dag en leefde van mijn pillen.

De koelkast en vriezer bleven gesloten en ondertussen werd mijn privé zieke(n)huis geverfd. Dat verven ging in etappes met lange tussenposes want er moest natuurlijk vakantie gevierd worden. En afhankelijk van hoe het weer zich per dag gedroeg werd er een beetje verder geverfd.
Een fijn gevoel kreeg ik wel steeds weer als er mij gevraagd werd of ik nog boodschappen nodig had. Het zit hier in het volk om de helpende hand te bieden als je dat nodig hebt. Toch heb ik iets bedacht om wat in mijn maag te krijgen.

Mary Howard bakte een bruin brood voor mij. En die broden van haar zijn zwaar van gewicht en voeden behoorlijk goed. Twee sneetjes per dag en je hebt niet echt honger meer. Ik sneed een sneetje in kleine blokjes en dompelde die zware blokjes in warme melk en zo lepelde ik toch nog wat naar binnen. Maar het zwakke en moeie gevoel bleef prominent aanwezig en dat hield mij in bed. En op een dag kreeg ik een sterke aandrang om een flinke douchebeurt te nemen om misschien wat beter te gaan voelen. Door dage(n)lang in bed te blijven en een week niet eten werd de behoefte om te douchen behoorlijk sterk.

Dus ik ging douchen en ja hoor, daar ging ik.Ik was zo afgezwakt dat ik mij best wel duizelig voelde tijdens de douchepartij. Sterker nog, ik vond mezelf tweemaal op de grond liggen. Toen werd ik knap nerveus, want dit voelde hetzelfde aan als toen die 24ste augustus in 2001. Toen begon mijn trip naar de hemelpoort en wonder boven wonder weer retour op aarde. Meteen stopte ik met douchen, droogde me af, zoveel mogelijk ontspannen, en belde de dokter. Ik riep dat ik een dokter of een ambulance direct moest hebben. Toen kwam mijn dokter aan de telefoon en die zou meteen komen. Toen hij in mijn privé zieke(n)huis was kwam hij erachter dat mijn bloeddruk veel te laag was. Dat was het gevolg van hele dagen op bed liggen en ook nog pillen slikken om de bloeddruk te reduceren. En dat was de reden waarom ik tweemaal mijn bewustzijn kwijtraakte in de douchecabine.

Stoppen met die pillen was het advies van de dokter. En ik kreeg antibiotica tegen de infectie in mijn mond en keel. Tsjonge jonge jonge, dat ik dit mag meemaken tijdens mijn vakantie hier in Kerry. Ik heb het nog nooit zo spannend gehad als nu.

Dit alles heeft ongeveer vier weken geduurd. Van de schrik is de corona virus op de vlucht geslagen en had de infectie de regie overgenomen. Goed dat ik een goeie dokter heb. Mooie naam trouwens: Brian O’Donovan.

Na zo’n zes weken heb ik mij weer bij de sessies gevoegd en lijkt alles weer op normaal. Ik denk dat ik besmet ben geraakt tijdens een sessie in de Fertha Bar. Daar zag ik aan de bar twee niet al te fris uitziende kereltjes. Die zouden het wel eens op hun geweten kunnen hebben.

En na afloop van die sessie sloeg Davey Arthur zijn armen om me heen alsof hij me niet wou laten vertrekken. Hij draagt mij op handen vanwege mijn muziek en banjospel. Maar ze zeggen weleens dat een ongeluk nooit alleen komt en dat klopt waarachtig ook nog. Dacht ik dat ik het ongelukkige achter de rug heb, komt er van buitenaf iets wat echt vreselijk is.

Tijdens de zomermaanden zijn hier meer mensen die van de N70, de Ring Of Kerry, gebruik maken. Dit jaar opvallend meer motorrijders. Misschien omdat dat goedkoper is dan auto’s. En tijdens deze zomermaanden gaan er dus ook regelmatig ambulances over de weg. Twee weken geleden was ik de was aan het doen op maandag met de internetradio lekker aan. En tijdens mijn bezigheden binnenshuis hebbende hoorde ik weer een ambulancesirene langsrijden. Na een tijdje, toen ik met de was klaar was en andere bezigheden, ging ik buiten aan de voorkant lekker een banaantje eten. Maar wat zag ik daar nou bij mijn ingang aan de slootkant?
Een brandweerwagen, politieauto, mannen met gele vest en iemand die bij het lage muurtje van de ingang stond te bidden. En het was net geverfd daaro!
Er kwam een man naar mij toe en die fluisterde dat er eentje dood was en achter het muurtje lag.
Ik zag een auto schuin op de weg staan en herkende die als de auto van Sandra. Dus het eerste wat ik deed was om de brandweerwagen lopen naar de auto van Sandra. De deur aan haar kant was flink ingedeukt en ik schrok daar vreselijk van. Ik liep direct naar haar deur toe en ze kwam heel gewoon de deur open doen. Zij het geen schrammetje. Mary O’Brian was op dat moment bij haar om wat bij te praten.
Later, uit verhalen van allerlei mensen, kreeg ik een idee wat er zich had voorgevallen toen ik aan de was was. Sandra kwam vanuit het stadje, wilde het zijpad inrijden aan de andere kant van de weg, ze was al op de andere weghelft toen er drie motorrijders ook uit de richting van het stadje kwamen aangevlogen. Twee konden Sandra’s auto aan de achterkant passeren maar de derde had geen tijd meer om dat ook te doen. Dus beukte hij recht in de deur van haar auto, vloog over de auto in mijn sloot. Botte pech, want daar is een waterafvoer die met keistenen is bedekt. Dus helaas geen zachte landing voor die motorrijder. En daar brak hij zijn nek en bleef in de sloot liggen.
Waarschijnlijk hebben zijn twee motormaten hem eruit gehaald en achter mijn pas geverfde muurtje gelegd. Mijn dokter is er nog aan te pas geweest om te bevestigen dat de ongelukkige motorrijder is overleden. Anders stonden ze daar nog te wachten. De brandweerwagen, de politieauto’s en mannen in gele vesten zijn nog heel erg lang in de weer geweest met het afwikkelen van weet-ik-veel en onderzoeken. Ze hebben mijn beide poorten afgesloten met wit-rode plastic lint en ik mocht er niet meer doorheen lopen.

Nou ja, het was inmiddels etenstijd dus ik hoefde niet weg en was gerust dat Sandra in goede conditie verkeerde. Maar ik verwonderde mij dat het lichaam achter het muurtje al die tijd in de hete zon heeft gelegen. Het werd pas opgehaald tijdens zonsondergang. En het onderzoeken duurde tot diep in de nacht met lampen erbij. De N70 werd weer opengesteld 11 uur de volgende ochtend. Ene kant een beetje jammer want het was lekker rustig zo.

Ik heb ondertussen heel veel vragen gehad van mensen in deze buitenwijk hoe het met Sandra was en of ik mij prima voelde.

Het nieuws spreidde zich snel uit via Kerry Radio en op internetsites. Iedereen was snel op de hoogte en was erg bezorgd over de bewoners rondom de plaats waar een Italiaan het leven liet.
Zo een fijn gevoel dat hier iedereen meeleeft met iedereen. Je woont hier dan wel vrij afgelegen buiten het stadje maar je bent niet alleen. Omdat we naar mekaar omkijken!!!

Het verfwerk is geschied en Fiachra maakt zich klaar om naar Dublin te gaan, ik ben helemaal genezen en heb een pilletje minder, Sandra heeft alweer een andere auto dus ik ga weer lekker door met vakantiehouden tot ik er bij neerval.

Sunny/PieRRe.

 

[terug naar boven]

 

 

BANDA TAURINA - door Cor van Sliedregt
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 10-2022)

BANDA TAURINA
Music of the Bull Fight Ring

Vooraf en tijdens een stierengevecht speelt een orkest: de Banda Taurina. Ze hebben een speciaal repertoire. In de afgelopen jaren vond ik in tweede-hands winkels een handvol LP's. Tijd om er wat dieper op in te gaan.

Stierengevechten worden van oudsher in Spanje gehouden en zijn ook in Zuid-Franktijk en Mexico populair. In dit artikeltje gaat het mij niet om het fenomeen stierengevecht - iedereen mag daar het zijne van vinden gebaseerd op geschiedenis of dierenbescherming - maar het gaat mij om de muziek. Muziek met drama, een tikkeltje ordinair, een quilty pleasure.

ORKEST
Op de LP's uit de jaren '50 en '60 staan geen bezettingen vermeld van de brass bands die spelen. Een poging of via internet middels foto's meer te weten te komen mislukte omdat er vrijwel geen foto's van een Banda Taurina bestaan. Wel talloze afbeeldingen van LP-hoezen. Op de twee foto's die ik vond, staan de volgende instrumenten: trompetten, trombone, klarinet, sopraan-/alt-saxofoon, euphonium, tuba/sousafoon, grote trom met bekken, trommel.

*Brass Band
De eerste brass bands zijn ontstaan rond 1800 in Engeland. Deze hebben een strikte vaste bezetting met zgn koper-instrumenten. De New Orleans versie maakt ook gebruik van saxofoons, klarinetten en de sousafoons. De Caribische brassband is feitelijk een drumband met een hoofdrol voor de percussie. In 1878 formeerde Charles Fry en zijn drie zonen, in Engeland, een brasskwartet waarmee ze in de open lucht muziek maakten in straten en op markten. Dit werd later ook gebruikt en uitgebreid door het Leger des Heils en kreeg namen als: ‘The Halleluja Minstrels’ en ‘The Happy Band’.

De meest bekende vorm van brassband heeft de volgende bezetting: 1 Eb-cornet; 4 solocornetten in Bb; 1 repianocornet (Bb); 2 2e cornetten; 2 3e cornetten; 1 flugelhorn (bugel); 3 althoorns; 2 baritons; 2 euphoniums; 3 trombones (1 bastrombone); 2 Eb-bastuba's; 2 Bb-bastuba's en slagwerk.

meer info : https://nl.wikipedia.org/wiki/Brassband

MUZIKAAL GENRE: PASODOBLE
De Banda Taurina speelt voornamelijk Pasodobles. Pasodoble betekent: dubbele pas, en dat heeft te maken met de dansvorm. De oorsprong van de dans is vermoedelijk begin 16e eeuw in Spanje. In 1920 werd de dans verder ontwikkeld door Franse choreografen. In de stijldans wordt het stierenvechten uitgebeeld: de man als toreador en de vrouw als de rode lap. De maatsoort is 2/4 en het tempo is ca. 60 maten per minuut. De muziek kenmerkt zich door highlights: accenten in de muziek waarop het danspaar een vaste houding aan moet nemen in hun dansprogramma. Zodra de muziek daarna weer doorgaat, kan er weer verder gedanst worden. Een populaire dansmelodie is España cañí (Zigeuner-Spanje) van de Spaanse componist Pascual Marquina Narro, zie www.youtube.com/watch?v=YC5BA10r7-s en La Virgen de La Macarena van Rafael Mendez. De pasodoble heeft een marstempo. Soms is de relatie met het stierenvechten benadrukt in een titel als Pasodobles Toreros. Bovendien reageert het orkest/ de dirigent tijdens het stierengevecht op de gebeurtenissen in de arena.


Meer info: https://nl.wikipedia.org/wiki/Paso_doble
https://tierolff.nl/bladmuziek-voor-blaasorkesten/marsmuziek/paso-doble.html

 

COMPONISTEN
Vrijwel alle Pasodobles zijn 20ste eeuwse composities. Ik ben geen traditionele melodieën tegengekomen. Het is ondoenlijk de talrijke componisten te vermelden in het kader van dit beknopte artikel.

INTERNET INFORMATIE
Uitgebreide informatie over LP's en CD's: 30 albums (65 releases: LP, EP, Single) is te vinden op:
https://www.discogs.com/artist/2007651-Banda-Taurina

Aanbevolen filmpjes op YouTube
dansles: www.youtube.com/watch?v=_JV292_bLqo www.youtube.com/watch?v=7ONCE5aGfaQ

www.youtube.com/watch?v=rkebYDNhqWs
 ~~~~~~~~~
Cor van Sliedregt

 

[terug naar boven]

 

 

SEVEN DRUNKEN NIGHTS - door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda  nr. 12 -2022)

Enige tijd geleden draaide ik een CD uit de verzamel box Serenade The Mountains: Early Old Time Music On Record en hoorde het nummer Three Nights Drunk van Gid Tanner & Riley Puckett (uit 1934). Ik kende deze melodie als Seven Drunken Nights van The Dubliners (1967).

Het is een Iers volkslied het was gebaseerd op een oudere Schotse ballade (Our Goodman ook wel Four drunken nights genoemd). Het lied werd ook onderdeel van de Amerikaanse cultuur door de vele Ieren die naar Amerika emigreerden. Als eerste (in 1927) opgenomen door Earl Johnson onder de titel Three Nights Experience.

Ik weet nu niet meer over hoeveel nachten dit lied gaat: 3 of toch 4 of misschien 7? In ieder geval niet meer dan 5, want de laatste 2 coupletten mogen/mochten niet voor publiek gezongen worden.
Zoals de zanger Ronnie Drew van The Dubliners altijd zei voordat hij met het lied begon:
Name of this song is, The Seven Drunken Nights,
But we're only allow to sing five of them so here it goes “


Het lied gaat over een dronken man die thuis komt en iets ziet waardoor hij vermoedt dat zijn vrouw een affaire heeft met een andere man. Iedere nacht van de week (er wordt meestal begonnen met maandagnacht) vormt een couplet, gevolgd door een refrein waarin de man thuiskomt en iets ziet wat hem achterdochtig maakt. Maar zijn vrouw weet hem met haar uitleg niet te overtuigen van het tegendeel.

Op de eerste nacht ziet hij een paard. De volgende nachten een jas, een pijp, laarzen en op vrijdagnacht een hoofd op het kussen in het echtelijke bed. De laatste 2 verzen worden dan niet gezongen want ze worden als te ranzig beschouwd.

Door hun zeldzaamheid hebben er verschillende versies gecirculeerd. Eén daarvan is de versie dat er twee handen op de borsten van de vrouw rusten op zaterdagnacht.
En de versie van de zondagnacht is in alle bekende uitvoeringen toch zeer beschaafd gebleven:

As I went home on Sunday night as drunk as drunk could be

I saw a thing in her thing where my old thing should be

Well, I called me wife and I said to her: Will you kindly tell to me

Who owns that thing in your thing where my old thing should be

En ik weet waarom in de eerste versie van dit lied maar 4 dronkennachten werden bezongen. De opname uit 1934 was een z.g. 78-toeren plaat. Op deze oudste type grammofoonplaat kon maar 4 minuten muziek opgenomen worden. Dus was er maar ruimte voor 4 nachtjes.

 

Herbert Bos

[terug naar boven]

 

SUNSET KELLY - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 11 -2022)

Hi there.

Het kan nog in Oktober lekker nazomer wezen hier in het zuidwesten van Kerry vlakbij de oceaan. Overdag nog het zonnetje, dezelfde als die in Holland schijnt te schijnen, met een heerlijk temperatuurtje dat het mogelijk maakt om nog aan de voorkant van mijn pas geverfde cottage te genieten van de ondergaande zon.

Ik heb geregeld Irish Pub Radio aanstaan bij het buiten zitten. Deze internet radio had ik ook in de MacHinisstreet in Koog aan de Zaan vaak aanstaan. Dat bracht/brengt mij steeds volledig in de Ierse stemming. Het verschil is nu wanneer ik hier in Kerry die IPR aan heb, het lijkt of de muziek uit de speakers veel echter klinkt dan toen in Holland. Ik denk dat het komt omdat Ierse muziek hier hoort en niet daar.

Hetzelfde heb ik met de tv zender TG4. Die zag ik vaak thuis in Holland al. Maar nu ik er naar kijk in Kerry is het ook net of het hier anders kijken is. Misschien dat het aan mijn ouwe oogies ligt kan een rol meespelen. TG4 is een all irish channel meestal in de oude Ierse taal. Veel Ierse programma’s met, uiteraard, hoe kan het anders hier, veel muziek. Vooral op zondagavond. Dus met IPR en TG4 voel ik mij hier helemaal thuis in Ierland. En na vier jaren nog steeds geen moment het gevoel van homesick gevoeld. En dat voelt heel goed.

Wilt u ook eens dat gevoel meevoelen, kom gerust hierheen en voel mee met wat ik hier voel.

Vandeweek bij de doctor nog een jaarlijkse uitgebreide check uitgevoerd en de resultaten lieten weten dat ik in alle onderdelen beter scoorde dan vorig jaar. Komt misschien omdat ik me zo goed thuis voel hier. Zo zit ik dan te mijmeren bij het buiten zitten aan de voorkant van mijn pas geverfde cottage terwijl het einde van de dag er aan zit te komen. In een zeker tempo zie ik de mooie kleuren van het landschap, de bergen en het water vergrauwen.

Groepen zwarte vogels vliegen over mijn landgoed op weg naar een bomengroep om daarin de nacht door te brengen. Andere vogels fluiten, krijsen of piepen luid door het luchtruim. Het lijkt alsof ze iedereen nog willen vertellen over wat ze deze dag hebben moeten doormaken. En als ze allemaal klaar zijn met hun verhalen door mekaar te vertellen wordt het gauw stiller in de lucht.

Aan de overkant van de waterplas hoor ik nog een koe voortdurend loeien. Hoe die het voor mekaar krijgt om over zo’n grote afstand van zich te laten horen is mij niet zo bekend. Dat zal te maken hebben met een van nature getalenteerde techniek van ademhaling. Maar ook die koe vindt het op een gegeven moment welletjes en staakt zijn geloei. Ondertussen wordt het kleurloos rondom mijn cottage en er komt een voelbare rust over Strands End. De stilte overheerst en dat kan je niet horen. Dat zou je ook mee moeten voelen hier in Kerry.

Ook op de weg is het aanzienlijk rustiger geworden. Af en toe zo nu en dan rolt er nog een tractor soms langs. Ook nog weleens een auto of een motor. Maar het is duidelijk dat het dagelijks leven zijn einde nadert.

Het wordt echt rustiger. De zon is er bijna aan ten onder gegaan. Het laat zijn warm gele licht nog tegen de onderkant van de wolken aan schijnen. En wat dat voor een prachtig beeld oplevert geeft mij zo’n fijn gevoel dat ik even omhoog kijk en een woord van dank naar de top van de hoge berg stuur waar het grote witte kruisbeeld over mij zal waken gedurende de nacht.

Sunny/PieRRe.

Take care and keep smiling.

[terug naar boven]

 

GEWAAGDE DANS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 11-2022)

Two step, Jitter bug, Cajun Walts zijn enkele dansen die ik ooit heb geleerd van Joke v.d. Valk. De cajun muziek sprak mij wel aan dus wilde ik daar veel van weten.

Later ben ik naar het 3 daagse Cajun en Zydeco festival geweest in Raamsdonkveer, een van de weinige festivals in Europa.

Ergens op een middag stond ik voor het podium te kijken naar een van de vele bands toen ik op m’n schouder werd getikt. “He hello, would you like to dance with me?

Een hele knappe blondine stond voor me en ik stond schijnbaar onbewust een beetje swingend te bewegen waar zij dus achter mijn rug het idee kreeg dat ik misschien wel kon dansen.

De twostep ging samen geweldig; ik kan redelijk goed leiden bij de dans alleen met zo’n mooie meid in mijn armen was ik toch wat voorzichtig. Zij vond dat niet erg maar bij de cajun wals was ik te schuchter want zij zei dat ik deze anders moest doen en kroop echt helemaal tegen mij aan wat mij haast deed denken aan een paringsritueel Dicht tegen mij aan en wat dieper door de knieën ,zowat kin tegen kin. Bij mij ging een stevige zoen door mijn gedachten maar alleen door mijn gedachten. Heel onprettig vond ik dat natuurlijk niet. Dat was nog jaren voor het ‘Me Too’ tijdperk. Ze kwam uit Engeland wat ik dan weer jammer vond natuurlijk want zo’n afstand stond toch een wat dieper contact in de weg vond ik. De volgende dag zocht ik haar op bij het podium en zag haar al weer met een ander ( rot joch) dansen. Kans verkeken als die er al was.

Ik merkte dat de variatie van deze muziek soorten wat weinig was dus na de zoveelste band nam mijn interesse wat af. Niettemin was mijn aandacht zodanig dat ik bij de stand een cd’tje kocht van The Cajun Company; pure cajun en mooi geproduceerd door ene Dirk Powell. Later ontdekte ik dat de man ook muzikant was en een hele belangrijke binnen de cajun en old-time wereld . Speelde Fiddle en Banjo en produceerde ook bij andere bands.

Na jaren is de dans wat uit het oog geraakt en ook de Cajun en old-time muziek draai ik niet dagelijks.

Bij mijn dealer was ik opzoek naar iets anders maar kreeg plotseling een cd van Dirk Powell in mijn handen Zelf was ik al in bezit van ‘Time Again’ en ‘If I Go Ten Thousand  Miles’ twee geweldige roots albums en hier had ik zijn nieuwste exemplaar, vermoed ik ,in mijn handen. Niet luisteren maar gewoon blind kopen was het advies aan mijzelf. Blij met dit cadeautje fietste ik naar mijn cd speler en werd nog blijer van de bekende namen die zijn vrucht nog mooier maakte. Naast een prima zanger in hij inmiddels ook Multi speler met heel veel méér snaar instrumenten, knoppen accordeon , piano, percussie, kortom :veel. Een deel van de mede spelers komt uit de Celtische wereld zoals Fluitist Michael Mcgoldrick, Donald Shaw met Accordeon en Piano, Fiddle speler John Mccusker , en percussionist James Mackintosh; allemaal vormen ze leden van de Trans-atlantic Sessions, huisband . Maar ook namen als Rhiannon Giddens en Sarah Watkins zijn enkele bekende namen in een lange lijst van maar liefst 17 gastspelers. Alles werd opgenomen in zijn studio in de Bayou Teche , Louisiana. Deze keer geen heftige sound maar veel meer toegankelijke muziek waar de Celtische muziek bijdrage heel mooi ‘blend’ maar toch duidelijk de stijlkenmerken uit Scotland laat horen. De titel : “when I wait for you” komt van het eerste stuk van de schijf en geeft de waarde aan voor het wachten voor je echte liefde. Tekstueel is er meer belangrijks te beluisteren zoals in “I Ain’t Playing Pretty Polly “en “Say old playmate” die handelen racisme en geweld tegen vrouwen.

Muzikaal is het flink genieten. Fantastische melodieën komen voorbij. “The bright light of the day” lijkt wel op het beste werk van The Band. De meeste nummers blijven op een aangename mid tempo. Regelmatig komt de samenzang tot een koortjes sound waarbij dochters lief ook mee doen. “The little things “ is een samenzang met fiddle speelster Sarah Watkins en ja, er is ook nog ruimte voor een cajun wals: ”Les yeux de Rosalie” gezongen in het Cajun French dat overgaat in een instrumentale two step en waar zijn Button-accordeon duidelijk aanwezig is. “Jack of hearts“ is met z’n Electrische Gitaar wel stevig maar door de andere instrumenten wordt het niet persé ruig. Met de meezingers ontaard dit stuk in een jolijtig feest.

Het volgende : “Ain’t never fell” wordt heerlijk gedomineerd door de Minstrel Banjo van Rhiannon Giddens. Het is allemaal zó prachtig. Het atmosferische “You will live love” over natuur en z’n liefde.

Het slot is alleen een bluesy piano begeleiding onder zijn ,nu, jazzy stem. “One note” is een waardig slot van een fantastische cd.

Dirk Powell – When I Wait For You – vertical records – 2020

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

SEA SONGS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 01-2023)

JA, ik had um al zien liggen bij mijn dealer maar ik was van huis gegaan voor een andere ‘treasure’ in een andere genre.

Ook al is de financiering van mijn verslaving nog niet direct een groot probleem, de kans op ‘dichtgroeien’ en het hebben van een pakhuis is toch een beetje de zorg op de achtergrond waardoor ik niet gelijk alles aanschaf wat ik de moeite waard vind wat ik zie. Mijn brede smaak geeft soms keuzestress. Nu ik al weer een paar jaar geen Radioprogramma heb is de aanschaf van nieuwe actuele Cultuurmuziekjes ook wat afgenomen. Bij mijn vorige bezoek was ik geslaagd in wat ik alweer eerder had zien liggen en reed ik naar huis met die (junken) dwang gedachte: ‘had ik die ándere cd toch ook moeten kopen?’.

Nu was er ook weer ‘schrijflust’ en een leuk pittig muziekje van de grote folkgroep Bellowhead spatte door de speakers de huiskamer in. Zij speelden Zeemans muziek en ik dacht terug aan de tijd dat ik zanger was bij zo’n Shantykoor waar ik toen ook achter een meegebrachte T-Bas stond of m’n Bodhran beroerde. Behalve zingen van ‘For bitters’, ‘Kaapstanders’, ‘Houlyards’, ‘Stamp-‘n’-go’ en captain shanties ( allemaal soorten werkliedjes op zee en ontwikkeld in de 19e eeuw tot aan ong. 1880 op de Amerikaanse pakketschepen) bij dat koor was ik ook nog even lid van The Foo Foo Band ( van wijlen Bert Aalbers) dat zich, naast het zingen van Shanties , ook bezighield met het spelen en zingen van andere zeemansliedjes die meestal niet op zee geboren waren . Met het Shantykoor heb ik nog de beroemde Stan Hugill ( in zijn nadagen) mogen meemaken. Hij was een soort ‘Alan Lomax’ en werkte op veel van die Tall ships.  En hij legde ,op papier, de shanties vast die hij om zich heen hoorde van zijn mede maten op die schepen. Eenmaal definitief ‘op het droge’ tekende hij zijn zeemansleven op in boeken zoals zijn beroemde , vaak geraadpleegde, boek ‘ Shanties of the Seven Seas’ waar ongetwijfeld ook wel een echte Fu Fu band in voorkwam, een groepje muzikale matrozen of werklui die in hun vrije tijd al zingend zichzelf begeleidden met keuken gerei zoals potten en lepels naast echte instrumenten als  Accordeon en Fiddle. De echte Shanty wereld hield op te bestaan toen de zee meer en meer werd bevaren door stoomschepen en de ‘romantische’ Shanty festivals zijn daar een uitvloeisel van en nog regelmatig te zien; leuk voor een dagje uit.

En ja, tijdens het schrijven en muziek luisteren, nog vroeg op de dag ontstond weer de drang naar die cd die ik had zien liggen bij m’n dealer. Daar lag maar één exemplaar en weg is weg. Bestellen wilde ik niet; bang voor ‘hoarder’- gedrag en een echte hoarder had ik wel eens meegemaakt.

Maar hij lag er nog, het album “Sea Song Sessions “ gemaakt door enkele zeer muzikale bekenden voor mij en uitgebracht op het gerenommeerde TOPIC Label.

Zanger/ fiddler Seth Lakeman, zanger/multispeler Jon Boden ( ex Bellowhead) ,zangeres Emely Portman die ook voornamelijk de toetsen speelt, Zanger / Bassist -en- meer Ben Nichols en zanger/snarenman Jack Rutter ; een indrukwekkend muzikaal gezelschap dat samen een fraaie cd hebben gemaakt vol mooie bekende maar ,voor mij, ook onbekende sea songs. In die 19e eeuw op zee en aan land is behoorlijk wat folksong materiaal gemaakt met het ’werken op zee’ als onderwerp. Dit muzikanten collectief werd door de organisatie van het Folkstone Festival gevraagd om een avond met maritieme nummers voor te bereiden. Alle leden hebben maritiem materiaal op hun eigen speellijst staan of zelfs zélf geschreven. Het beviel de heren en dame zo goed dat het vastleggen van de setlist bij allen aanwezig was. Met behulp van Ben Hiller werden de songs in 2 dagen ‘live’ opgenomen in zijn studio in Sussex Dan gebouwd; een studio gebouwd in een giga -groot boerderij gebouw dat volledig gebouwd is van hooibalen. Het TOPIC label, dat vaker maritieme folk albums had uitgebracht wilde hier ook in participeren.

13 Songs, meest traditionals, enkele zélf gepende songs en geleende songs van de Engelse folk schrijvers Lal Waterson & Oliver Knight en Tim Hart & Maddy Prior.

Omdat alle leden de ‘leadzang’ op zich nemen en multiplayers zijn is dit album zeer afwisselend en boeiend gevuld. Genoeg leden voor een Shanty koortje maar hier horen we toch geen Shanty geluid waarbij de nadruk ligt op zang met Harmony zang.

Het opening stuk ‘The Rambling Sailor ‘wordt stevig gezongen door Seth Lakeman die ook zijn herkenbare fiddle stijl neerzet. De anderen zingen mee in het refrein en ondersteunen hem met Harmonium, Bouzouki, Banjo en de fiddle van Jon Boden. Strekking van het verhaal: ‘van alle vrouwen zal ik houden maar geen zal ik trouwen ; ik ben nog steeds de wandelende zeeman’.

Een heel andere stem heeft Jack Rutter in het volgende ‘The Dreadnought’ die hij zelf schreef over de beroemde snelle klipper die voer van Liverpool naar New York . Belangrijke begeleiding is hier Gitaar Fiddle en Concertina . Het volgende lied ‘Rock ‘n’ rowe me over ‘wordt aangevoerd door de enige vrouwenstem van Emily Portman. Een van de laatste sea shanties aan boord die vaak werd gezongen vlak voor de thuiskomst naar vrouw en kind; mooi langzaam en ingehouden gezongen . Het 4e lied, een waltz : ‘Salvation Army Band girl’ over de pas ontloken liefde wordt hier gezongen met z’n licht getormenteerde stem van Jon Boden zoals ik hem ken van Bellowhead. Ben Nicholls met z’n zware basstem is ook een tegenhanger qua geluid en zingt het humoristische ‘Jack and the Bear Skin’, de zeeman die niet door zijn vrouw wordt herkend  om dat, na lange tijd op zee , zijn uiterlijk behoorlijk is veranderd met begeleiding van zijn Bas, en percussie, Fiddle, Harmonium, Banjoline en de samenzang van  de anderen.

Vaak gebruikte thema horen we in: ‘ Short Jacket and White Trousers’ gezongen door Emily. Vrouw verkleed als man /matroos en ,in dit geval, zin in avontuurtjes maar niet met de kapitein aan boord hoe graag hij ook wil in dit lied. In iedere haven gaat ze als vrouw van boord ,zin in … avontuurtjes.

Nog een bekend thema zijn de Shipwreck songs en “The lady and the Lantern “ wordt hier gezongen door Seth Lakeman als een hele mooie ballad met in het begin een lange unisono begeleiding met Fiddle, Concertina en Harmonium. Een erg dramatisch verhaal van een schipbreuk, het verlies van een baby en een moeder die stierf van verdriet. En in de nacht haar Geest met de lantaarn die nog steeds zoekt naar het kind.

En zo hebben alle liedjes wel een thema, een mooi verhaal.

Jack Rutter met de anderen zingt het verhaal ‘Young Susan on board of a Man -of- War’ een geliefde die, vermomd als matroos, haar man achter na reisde op een oorlogschip die oorlog tegemoet gaat. Ze raakte gewond en stortte neer. De eerste die haar, verbaast vond was haar William. Na de oorlog trouwen ze en soms voelt ze de kras en denkt ze terug aan deze eerste ontmoeting op het schip.

Het laatste lied is een victoriaanse Shantyballad ‘Deep Blue Sea’ met leadvocals van Jon Boden aan de piano en de anderen a-capella in koor.

Bijna 50 minuten prachtige zeeliederen gemaakt door de huidige top muzikanten , een topper in mijn nog steeds groeiende collectie.

Sea Song Sessions – div. – Topic records- 2020

Joop Wieringa

[terug naar boven]

Orchestre International Du Vetex - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda nr. 2 — 2023)

“IK VIND dat we moeten openen met ‘Romano Oro’ maar dan niet met mijn stem alleen maar ánders; laten we gaan experimenteren” zei Lionne, onze zangeres.

Het jaar 2002 ,20 jaar geleden ,nu ik dit optik, waren we een afwijkende Nederlandse Balkan band (met de naam Habbekraç) voor die tijd. Mijn broeder speelde Fender Stratocaster met een scheurend elektrisch rockgeluid en met een uitgebreid groot Drumstel hadden we een paar behoorlijk stevige jongens in de band. Het repertoire was breed met Macedonisch, Bulgaars, Albanees, Grieks, Roma maar ook KLezmer, Schots, Iers en Cajun deden wij op ons programma.

We wilden een cd maken maar ik was er geen voorstander van. Als podium groep was er best veel belangstelling en ook een goede respons maar of we nu zo goed waren voor een cd dat betwijfelde ik. Ik voorzag dat we met zo’n product al snel in de ramsj bakken zouden belanden . Niet negatief bedoeld maar gewoon gezond realisme in een zee van nieuwe cd’s. Maar lang aandringen van m’n 7 medespelers en mijn toch wel solidaire houding trok me over de streep. Het kon altijd nog eens bij een optreden verkocht worden ook al voorzag veel dozen vol cd’s ergens in huis (en ik had er al zoveel van anderen)

Na een strenge selectie, een flinke discussie en veel schrappen op de lijst bleven er toch nog 14 nummers en 52 minuten over voor het project. Een bevriende technicus had een mobile studio en onze Mandoline speelster woonde in een groot vrijstaand huis. De volgorde en indeling van de nummers op de cd bracht het Macedonische ‘Romano Oro’ als eerste nummer naar voren. En toen aan de slag met experimenteren in de opening van het Roma stuk. Een minuut verschillende Drum variaties en een baslijntje werd de uitkomst.

Mijn Baslijntje suggereerde telkens opnieuw uit de startblokken te komen met telkens een iets ander Drumritme totdat Lionne haar lange afglijdende opening melodie zong. Dan een korte ‘break’ en daarna begon het Balkan lied te swingen. Zélf verzonnen.
Na 3 zondagen stond alles naar tevredenheid op de ‘moederband’. Intussen hadden we de maatschappij SYNCOOP bereid gevonden en in het najaar lag er een doosje bij onze geluidstechnicus naast haar grote mengpaneel.

Het product lag in de platen winkels maar meer respons dan bij onze optredens verwachte ik niet ondanks het toch wel artistieke hoesje, toen nog, in een plastic doosje; Ik kon het product geestelijk loslaten en luisterde er ook niet echt meer naar. Het leven gaat weer verder.
Een klein jaartje later kwam er een vraag van het Foto Festival Naarden. Mijn Baslijntje aan het begin van ‘Romano Oro’ wilde men graag gebruiken voor een TV spotje rond het ‘8 uur journaal’. Maar er was geen geld, wél toegangskaarten en mooie fotoboeken.
Wij waren een hobbygroep dus ja, ze mochten dat muzikale Baslijntje wel gebruiken voor de sterreclame .We waren best wel trots.
“Daar is die weer” zei mijn vriendin luisterend naar het sterblok vlak voor 8 uur ’s avonds. In het begin vond ik het wel raar klinken maar toch ook wel gaaf en trots op hun keuze maar alles went op den duur en de aandacht lag weer op andere dingen dan spotjesreclame.

Men heeft het spotje rond het Foto Festival nog zo’n 2 jaar gebruikt meen ik maar inmiddels had mijn hobby leven alweer een andere wending gekregen. Nu hoor ik weer heel ander soorten muziek maar de Balkan muziek is nooit ver weg voor langere tijd.
Zoals nu met deze grote Brass band Orchestre International Du Vetex van 15 mens sterk. International slaat waarschijnlijk op het feit dat er behalve Vlamingen en Walen ook Fransen in de groep spelen. De communicatie is een eigen soort koeterwaals wat ze zelf ‘Flamoek’ noemen. Men zetelt in Kortrijk en hebben elkaar bij een sociale activiteit bij toeval ontmoet en is bij die sociale actie gewoon doorgegaan met een groep te zijn. Aanvankelijk startte men als Balkan Brass band maar gaandeweg kwamen er ook Ska, Gipsy en Klezmer invloeden bij.

En nu op hun 5e album “PLaza Mayor” zijn er ook Latijns-Amerikaanse invloeden te horen zoals de Cumbia ‘la fenice’ en dan bij de volgende ‘Tarantelle N 11-La confinata zijn we plots in Italië en alles pittig gespeeld als een echte feestband. Het geluid wordt vooral bepaalt door de blazers maar soms piepen er ook wat Accordeongeluiden door de sound. Ook Drum en percussie spelen een belangrijke rol zoals de Reggaenummers ‘From Brest to Brest’ en ‘Summer of love 2020’. En rustpunten zijn er ook zoals de ‘Spokanie Habanera’. Maar daarna gaan we weer heel snel door met de Roemeense Brass deunen van ‘Verlika Drniksova’ inclusief Electrische Gitaar. En er wordt zowaar ook gezongen in het Jiddische stuk ‘Tumbalalaika’ door Panienki.

In de laatste 2 stukken is er ruimte voor de zanger Yuriy Gurzhy waarvan de reggae van de eerder genoemde ‘Summer of Love’ mij meer aanspreekt dan de Balkan discodeun ‘Fly 2 Minsk’ ondanks het jolijtige vrouwen koortje er in. Hier en daar komt er een vrije blaas improvisatie door maar het meeste zit strak in het keurslijf.

Uitstekende muziek om snel wakker te worden  deze ‘Vetex.

Orchestre International Du Vetex – Plaza Mayor 2021

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

NIEUWE OOGST - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 03-2023)

LEES ik over de dood van David Crosby. Ik had zijn laatste album For Free uit 2021 nog niet zo lang in huis. Uit mijn kleine hippieverleden volgde ik destijds Crosby bij Crosby, Stills and Nash (en soms Young). Ik vond zijn songs altijd erg interessant en ook op zijn solo-albums vond ik hem sterk. Zo ook zijn allerlaatste is weer de moeite waard. Fijne samenzang waar ik ergens die oude hippiesound terug hoor maar dan als trio zonder Neil. Op dit album For Free klinkt zijn stem nog steeds gaaf alsof hij nooit een heftig rock-’n-roll leven heeft gehad. Maar we weten wel beter en dat zal zijn einde met Covid ook wel bespoedigd hebben.

For Free is weer een prima album en veel recensenten hebben er al hun plasje over gedaan dus ik houd het hier maar kort. In zijn eigen songs op dit album herken ik hem het sterkst natuurlijk en een nummer van Donald Fagen is in alles toch meer ‘Steely Dan’ dan David Crosby; ook een fijn nummer maar geen ‘Crosby’ sound . Dan komt de titeltrack ‘For Free’ door Joni Mitchell geschreven dichter bij zijn eigen werk. Ook de stukken van zoon James Raymond gaan er weer in als heerlijke swingende stukjes snoepgoed maar altijd met die spatzuivere herkenbare stem van de meester zelf.

Maar helaas van al dit moois hebben we kunnen genieten tot zijn verlies op 18 januari 2023, 81 jaar oud. Crosby was ook in mijn late hippietijd mede de oorzaak voor mijn American folk interesse met zijn Byrds (mede)oprichting. Via The Byrds kwam ik in aanraking met de folkrock en via de folkrock met blue grass en oldtime. En over old time geschreven lees ik over een optreden van J.P.Harris, ergens in maart ’23 [zie de rubriek Noord-Amerikaans, 24 maart] en heb ik bij toeval z’n laatste album Don’t you mary no railroad man uit 2021. Een fantastische elpee met bekende en iets minder bekende traditionals en gebracht in de oldtime stijl op de clawhammer banjo.

J.P.Harris is nu timmerman van historische huizen en met een geschiedenis van heel veel soorten baantjes maar is ook instrumentbouwer van open banjo’s. Geboren in Montgomery voelde hij zich eerst aangetrokken tot de punkmuziek en verhuisde naar een gebied waar punk hoogtij vierde. Later ontdekte hij de muziek van The Carter familie, Jimmy Rogers, Doc Watson, Waylon Jennings en Merle Haggard. En daar is hij nu bekend mee en treedt hij vaak op met z’n begeleidingsgroep The Tough Choices, maar ook als duo met fiddler Chance McCoy, de voormalige fiddler bij Old Crow Medicine Show [zie de rubriek Noord-Amerikaans, 8 maart]. Samen met McCoy maakte hij dit prachtige album. Hier noemt J.P. Harris zich verder voluit ‘Dreadful Wind and Rain’ en bespeelt hij zijn eigen gemaakte clawhammer banjo’s met open klankkast. Het verschil tussen oldtime en bluegrass is de speeltechniek waarbij de bluegrass-stijl heel anders is met de Earl Scruggs banjo-speelstijl; eigenlijk veel melodischer.

Dit album is een geweldige verzameling folksongs, oorspronkelijk van de Britse eilanden en Europa en door de eerste ‘settlers’ meegebracht naar de Appalachian mountains waar deze ‘Hill Billies’ hun ‘oudetijds’ muziek speelden op hun ‘porch’ in melancholische buien; de muziek van de, voor hun, oude wereld. Deze 10 klassieke folksongs zijn ‘murderballads’ en ‘bandit ballads’ vol ‘dispair and missery’ maar soms toch ook geschikt voor een square dance of bij een avondje ‘moonshine’ drinken zoals de meeste avonden zijn in de Appalachen.

De muziek die hij verzamelde voor dit album komt van oude meesters zoals Doc Watson, Dock Boggs , Jean Richie, Seeger Family, Norman Blake en van 78-toerenplaten en opnames van ‘fieldworker’ Alan Lomax. Het zijn mooie versies gebracht met een doorleefde stem en zijn eigen banjo’s klinken donkerder of het is de opnametechniek waardoor het geluid zo vol en warm klinkt. Er staan klassiekers in old timey stijl op zoals: ‘House Carpenter’’ en ‘Barbry Allen’ maar ook bekende als: ‘Mole in the ground’, ‘old Bangum’ ,’little Carpenter’. ‘Otto Wood’ worden hier gebracht als een square dance en in sommige stukken tokkelt hij alleen of krijgt een lied ook een lange liggende fiddlenote mee.nEen heerlijk album waarvoor het duo afreisde naar West Virginia om te graven en te spitten naar die oeroude volksmuziek en te schaven en te kneden tot dít resultaat: een geweldig album, integer zoals de traditie is doorgegeven.

Al snuffelend zag ik ook weer wat nieuws van de Schot James Yorkston, geboren in Glasgow. Hij is een avontuurlijk mens die begon zijn muzikale stappen als bassist in, alweer, een punkband maar schrijft ook boeken. Zijn solocarrière startte nadat John Peel meespeelde op zijn demo.

Via de bekende Schotse muzikant John Martyn werd zijn bekendheid snel groter. In de scene van mensen als Bert Jansch en Martin Carthy kreeg hij fans als Alastair Robberts, Kathryn Williams, Lisa Knapp of Lal Waterson. Zijn songs zijn gecovered door o.a. Nic Jones, Anne Briggs en Shirley Collins. Naast deze muzikale richting maakt hij ook Indiaas-Britse folk samen met bassist Jon Thorne en sarangi speler/ zanger Suhal Yusuf Khan. Zij maakten ook drie spannende cd’s. Naast gitaar en piano speelt James ook banjo, bouzouki, nyckelharpa en concertina. Zoals gezegd: een avontuurlijk mens.

Vanaf z’n tweede album Just beyond the river volg ik zijn muzikale weg en ook met z’n trio Yorkston/Thorne/Khan, wat heel anders maar ook muzikaal boeiend is. Een weg die behoorlijk grillig is en het muzikale kwartje pas naar enkele draaibeurten laat vallen. Een aantal albums maakte hij met zijn groep The Athletes. Het zijn albums met een zachte uitstraling, met soms stevige jazzy momenten en melodieën die niet direct beklijven. Dit laatste,11e, album The great white sea eagle uit 2022 maakte hij met een andere groep: The second hand Orchestra en ook met een belangrijke rol van zangeres Nina Persson. Ook in deze muziek weer die zachte uitstraling maar nu met goed te volgen melodieën,nsoms gebracht in een koortje en met violen, fluit, cello en piano. Soms met een wat groter geluid met gitaar, drums, saxen, french horn en trompet in een jazzy setting. Je moet er even voor zitten en wat vaker naar luisteren maar dan is het weer een prima plaatje. Het enige moment dat  ik even weg zou kunnen is bij de gesproken titelstuk waarbij James een boekfragment voorleest over wat geheimzinnige achtergrondgeluiden (verhaal over zijn zoon?). Voor de rest is het toch weer mooi wegdromen. Wat ook een beetje geldt voor de indie-folk muziek van Damien Jurado maar zijn 2022 cd The monster who hated Pennsylvania is toch wat pittiger ondanks ook zijn wat dromerige stem. Muziek tussen folk en soft pop in; zo te horen geschreven vanuit de gitaar. Bij ‘Song for Langton Birch’  moet ik aan de te hoog gegrepen stem van Neil Young denken. Ik heb eerder wat van de man beluisterd en was toen al overtuigd: de man kan aardige songs maken die wel je aandacht vasthouden. Alleen bij ‘Johnny caravella’ wordt het dromerige met een geluidsexplosie weggeblazen alsof déze ‘ome Neil’ even z’n eigen Crazy Horse van stal had gehaald. De echte Neil Young maakte in 2022 ook weer een nieuw album, Love Earth, met zijn huidige Crazy Horse met het actuele thema over de teloorgang van het milieu en de biodiversiteit waar hij al een tijdje mee bezig is.

Ondanks dat zijn muziekstijl niet echt meer vernieuwt is het muzikaal afwisselend genoeg met soms vrolijker country-achtiger liedjes en soms de zware donkere grunge gitaren inclusief overstuurde klanken van o.a. Nils Lofgren. Toegevoegde nieuwe waarden in en door de zware sound is het geluid van harmonium, harmonica en accordeon (van Nils) die ook méér snareninstrumenten bespeelt op dit album. Net als bij Crosby heb ik ook altijd wel een zwak gehad voor Neil Young en ook dit nieuwe album is weer prima met ook weer een gigalange stevige track van ruim 15 minuten met de titel ‘Chevrolet ‘.

En alles rammelt hier op een aangename manier. Ook tekstueel is er weer veel te melden maar ook over deze elpee is al veel geschreven dus blijf ik maar bij het eerder genoemde geluid van Damien Jurado die, bij nader vergelijk, toch een betere stem heeft dan de charmante maar onvaste falset van de echte Neil. The monster who hated Pennsylvania van Damien is een stuk bedachtzamer en mooi allemaal en nog even in rust voordat we vrolijk (?) met ons allen de 3e wereldoorlog in duiken. Ik schat volgend jaar, rond deze tijd, en dan maar kijken welke Europeaan het overleeft want dit ‘oorlogsspel’ is al ouder dan de eerst besproken ‘oudtijdse’ muziek. En we leren nooit; Neil Young heeft hier ook al eens iets over verteld.

David Crosby – For Free – BMG 2021
J.P.Harris Dreadful Wind and Rain  - Don’t you marry no railroad man - Free Dirt Records 2021
James Yorkton, Nina Persson and The second hand Orchestra – The great white sea eagle – Domino recording Company Ltd 2022
Damien Jurado - The monster who hated Pennsylvania – Maraqopa records 2021
Neil Young – Love Earth – world record / reprise 2022

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

THE MILLION THINGS THAT ...... - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 04-2023)

EEN VERDOMD MOOI ALBUM

VERREK, al bijna vergeten en nu ligt er zomaar een tamelijk nieuw album van Billy Bragg; ooit regelmatig gevolgd als ‘angry young Rebel of English folk’ of ‘English folk-punk’. Later iets gekocht als vertolker van Woody Guthrie songs samen met de groep Wilco.

Billy was/is ‘links’ in oud politieke termen en in z’n teksten gaf hij vaak commentaar op de wereldse zaken die ertoe doen, soms in een folkjasje en soms punkerig, schreeuwerig. Maar er is veel muziek die bij mij om aandacht vraagt en dan vergeet je soms iets of iemand. Ik vond ook niet al z’n werk even boeiend, maar toch wel weer boeiend genoeg om er af en toe notie van te nemen.

In mijn behoefte om weer een nieuw geluid kocht ik toch dit tiende album van Bragg en het is een verdomd mooi album. Billy, altijd herkenbaar met dat kromme Engelse accent,  die ‘slang’ en z’n soort lage tenorstem. Dit keer geen heftige gitaren maar veelal laid back begeleiding, af en toe Amerikaans-achtige pedal- en lapsteel, veel piano, wat hammond, niet echt zware drums, soms verrassende Moog- en Mellotron-geluiden, in enkele nummers wat fiddle-geluiden, hier en daar wat koorzang van de band en alles met frisse melodieën.

De teksten zijn weer scherpe observaties over de wereld maar ook over zichzélf. Uitschieter is “Freedom doesn’t come for free” in een échte ‘country fiddle’-stijl met een Guthrie-achtige tekst over een vrije Libertaanse gemeenschap in de groene heuvels rond New Hampshire, waar men een nieuwe wereld probeert te scheppen maar waar het ideaal toch ook dubieuze sporen nalaat in het landschap.

‘Midcentury modern’ over ‘the gap between the man I am and the man I want to be’. Ja, er staan weer boeiende teksten op dit 2021 album . ‘The million things that never happened’, de grappige titletrack over een volkomen normale levenscyclus die toch niet plaatsvond. ‘Pass it on’ over zijn zienswijze die hij vond bij het graf van z’n familie en de opdracht die hij vandaar uitdraagt. Er staat veel mooi materiaal om over na te denken en het is ook nog erg fraai muzikaal vertolkt. Hoogstaand in zijn groeiende oeuvre.

Billy Bragg – The million things that never happened – Coocking Vinyl, 2021

Joop Wieringa

 

[terug naar boven]


MAKE YOU MARK— door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 05-2023)

EEN MOOI AFWISSELEND ALBUM

Het stond in m’n Mokum folk agenda en al gauw vastgelegd in mijn eigen agenda. Al heel lang volg ik deze nog tamelijk jonge gast. Het zijn nu behoorlijk heftige tijden van natuurgeweld en een oorlog dichtbij waar we ons ingerommeld hebben (nee niet in mijn naam) met een Russische dictator die via Oekraïne het gevecht aangaat met het westen en de andere landen om hem heen totdat het land weer net zo is als in de tijd van Stalin en daarna wil hij wat elke dictator wil: de wereldmacht, als hij zich groot genoeg acht. En, oh ja, het is een clash tussen de beide ismen communisme en kapitalisme.

Maar depressief wachten tot wij werkelijk last krijgen van deze 3e wereldoorlog is niet mijn ding dus dan maar een keer onze oefenavond van mijn bandje opschorten en op stap naar Seth. Ik ken hem al van zijn familieband Equation die ergens in 1995 wel een superband kon worden genoemd. De broers Sam en Seth zangeressen Kathryn Roberts en Sams vrouw  en ex-Deanta zangeres Cara Dillon een superbezetting. De Lakeman brothers en ook Kathryn en Cara begonnen allen een succesvolle soloroute en vooral Seth ontwikkelde een tamelijk uniek geluid waarin zijn vioolgeluid en tegelijkertijd zijn zeer herkenbare snijdende stemgeluid zijn handelsmerk zijn geworden. Dat wilde ik wel eens live meemaken.

En dat werd een pittig concert waarbij Seth ons zijn nieuwe cd Make Your Mark liet horen, maar ook een doorsnee van zijn oudere succesalbums. Naast zijn ritmische fiddle-stijl liet hij ons ook genieten van zijn tenorgitaren en een bouzouki. Met een soort slaggitaartechniek, een voetdrum en af en toe toegevoegd klankdecor werd hij een soort  one-man band. Het strakke swingende, tamelijk eenvormig idioom is wel wennen, maar door zijn constante wisseling van instrumenten maakte hij alles toch tot een boeiend concert. Zijn snijdende heldere hoge stem was goed te verstaan maar zijn introducties gingen zonder micro toch een beetje verloren.  In zijn bekende ‘Raise Your Glass’  liet hij deels de micro weg en mochten we meezingen in de chorus en iedereen deed enthousiast mee.

Ja zeer de moeite waard en na afloop scoorde ik goedkoop zijn nieuwe pennenvrucht vol heerlijke muzikale noten.  De verkoper kon niet goed met de Brexit overweg, zei hij, wat wij helemaal niet zo erg vonden natuurlijk. Na ruim anderhalf uur liep ik voldaan richting de pont over het IJ.

Wat live al goed te pruimen was, klinkt in een bandsetting net iets meer folk en afwisselender, nog levendiger met een aantal medespelers als bassist Ben Nichols en Benji Kirkpatrick op bouzouki, banjo, mandoline, zang en nog veel meer. Maar ook drummer Toby Kearny en gitariste en zangeres Alex Hart zijn belangrijk voor het geluid op de cd .

Wat gelijk al in de eerste track te horen is. ‘Hollow’ krijgt een sterke banjosound mee. ‘The Giant’ vertelt het verhaal van een immens grote walvis, misschien wel Moby Dick. Swingt dit stuk met fiddle en bouzouki, zo wordt er in het volgende ‘Love Will Still Remain’ wat gas teruggenomen met een mooie harmoniestem door Alex Hart. Met ‘Bound To Someone’ is de rust nog verder teruggebracht, een homecoming song die veel ruimte biedt aan een eigen verhaal. De banjo krijgt hier weer een belangrijke plek en ergens dacht ik een mooie fluitlijn te horen maar dat was toch Alex Hart die ook mooi klinkt in ‘Coming For You Soon’. Een oorlogsdreiging in deze tijden? Misschien, maar dit album kwam tot stand tijdens de covid-pandemie. ‘Higher we aspire’ krijgt een mooie mandolinepartij mee. ‘Side By Side’, een lied van oproer en het onderwerp van de mars naar beter, mag je weer zelf invullen. Hoe prachtig sluit het volgende ‘Fallen Friend’ hier op aan en hoofdzakelijk ingevuld met gitaren en een klein fiddlelijntje. ‘Shoals To Turn’, een mooi verhaal over de zeevangst en een mooi vervolg op  ‘Shoals Of Herring’ van Ewan MacColl. Qua tekst is het soms wat mysterieus zoals de titeltrack ‘Make Your Mark’. Elk nummer heeft wel een boeiende opbouw of interessante melodie. Er springt altijd wel een instrument als belangrijkste naar voren. Op veel momenten vraagt hij zingend de luisteraar of hij/zij dit of dat al gezien of gehoord heeft. Het maakt de verhalen wat ongrijpbaar maar ook verwachtingsvol. Veel teksten geven ruimte om zelf een verhaal op te bouwen. ‘Changes’ heeft weer iets socialistisch in mijn beleving, zoiets als ‘boeren verenigt u’, want veranderingen zijn in aantocht. Welke, mogen we weer zelf invullen.

Een mooi afwisselend album is het weer en misschien wel zijn beste. Een aanrader voor een podium als Roots aan de Zaan in onze omgeving.

Seth Lakeman - Make Your Mark -  Honour Oak Records, 2021

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 


PARADISO  - door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 04-2023)

55-jarige PARADISO

“Welke Amsterdammer is nog nooit in PARADISO geweest?”
Of beter: “Welke Nederlander is er nog nooit geweest?”

Op 10 maart j.l. vierde dit legendarische theater haar 55 jarig bestaan met een eerbetoon aan de medeoprichter Willem de Ridder.
Hij was kunstenaar; verhalenverteller en radiomaker. Hij zette zich in voor allerlei ontwikkelingen op het gebied van kunst en cultuur. Hij stond aan de wieg van o.a. het blad HITWEEK. En was samen met Ruud Tegelaar en Koos Zwart oprichter van Paradiso. Willem de Ridder was ook medeoprichter van het pop-podium de Melkweg.

In 1847 begon de bouw van het Huis van Bewaring. De gracht (de Schans, later de Weteringschans genaamd) werd versmald en er ontstond een nieuwe strook land. De grond werd geveild en de nieuwe eigenaren mochten er villa’s bouwen. In 1879 werden er maar 3 villa’s gebouwd, terwijl er ruimte was voor 7 villa’s. In 1878 werd de grond direct naast de gevangenis verkocht aan de Vrije Gemeente. Zij mocht er, in plaats van een villa, een gebouw voor godsdienstoefeningen bouwen.
Na een besloten prijsvraag onder 6 vooraanstaande architecten werd Gerlof Salm (1831-1897) winnaar met zijn ontwerp ‘begin’, niet alleen een verwijzing naar het nieuwe kerkgenootschap (een afscheiding van de Nederlands Hervormde Kerk) maar ook naar de vroegchristelijke en romaanse kerkarchitectuur (Frans romaanse kerken).

De bouw startte in 1879.
Boven de spreekstoel werden brede, hoge vensters gebouwd voorzien van geel getint gebrandschilderd glas. Beneden kwamen smalle rondboogvensters met glas in lood.
Op 2 mei 1880 werd het gebouw geopend. Het mocht geen ‘kerk’ worden genoemd want de Vrije Gemeente stond een radicale vrije religie voor. En ‘kerk’ vond men ouwerwets. Dat rook teveel naar het christelijke geloof, waar men zich juist van wilde afscheiden.
Er was ruimte voor 1600 gelovigen. Maar de nieuwe vereniging had maar zo’n 400 volgelingen en dit aantal nam maar met enkele tientallen per jaar toe. Arbeiders hadden niets te verwachten van de Vrije Gemeente. Men deed niet aan armenzorg dus de armste hadden er niets te zoeken. Ook bij de betere burgerij was het enthousiasme gering.
Van de droom dat het gebouw aan de Weteringsschans het centrum zou worden van een nieuw religieus leven kwam niets terecht.

We maken een sprong naar 1965. Toen besloot de Vrije Gemeente het gebouw te verkopen. Er zou een hotel komen. Maar daar was niets van terecht gekomen. Sloop dreigde, het karkas  – dat wat er nog over was - werd in 1967 bezet door krakers die er een eigen club wilden beginnen. De Gemeente zocht een antwoord op de behoefte aan huisvesting van de nieuwe jeugdcultuur, wat in 1968 resulteerde in de oprichting van ‘het Cosmisch Ontspanningscentrum Paradiso’ en de (ver)bouwing tot een hippe sociëteit.

De spreekstoel werd vervangen door het podium. Het geel getint glas, door gekleurd glas dat een passende achtergrond vormt voor het podium.De grote zaal heeft een capaciteit van 1.500 bezoekers. Op de eerste verdieping bevindt zich de kleine zaal voor maximaal 250 mensen.

Op zaterdag 30 maart 1968 vond het eerste concert plaats: CCC Inc.; Supersister en Circus.
Paradiso beleefde een droomstart. In mei 1968 trad Pink Floyd op, wat Paradiso direct de stempel ‘Pop-Tempel’ bezorgde.
Er traden ontelbare beroemde bands op, zoals The Pretty Things; David Bowie gaf er in 1997 een persconferentie bij de aftrap van zijn Europa-tour. The Rolling Stones gaven er 2 concerten en er was een life-album opgenomen. Prince gaf er een aftershow na zijn optreden in de Brabant Hallen. Iedereen vond het bijzonder om in Paradiso te zijn. Nog eentje: de oprichter van Dire Straits vierde er zijn 70ste verjaardag.

Terecht natuurlijk: ‘Pop-tempel’. Maar er werd en wordt niet alleen maar pop geprogrammeerd. Denk maar aan het concert van de Zangeres Zonder Naam (MEXICO!) wat op tv werd uitgezonden.
Artiesten zoals Steve Earl, Gillian Welch, Emmylou Harris, Christy Moore, Los Lobos – om er zomaar een paar te noemen - hebben er opgetreden. Ik heb zelf prettige herinneringen aan optredens van Joan Baez; OT Azoy; Carolina Chocolate Drops; Dirk Powell; The Old Crow Medicine Show; Michelle Shocked; Sharon Shannon; The Pogues. Ik ben er best nog een paar vergeten.

Herbert Bos
Bron en inspiratie van Erfgoed van de Week / De plek van Paradiso – Gemeente Amsterdam

 

[terug naar boven]

 

SPANNENDE MUZIEK - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 6 - 2023)

ER WORDEN WEER FOLK-IDIOMEN OPGEREKT

Ik ben opgegroeid met het traditionele Ierse folkgeluid van Planxty en The Chieftains en opgegroeid met de traditionele Blue Grass / Oldtime en American folk zoals ze door een beetje muzikale familie thuis werd gespeeld en nu door muzikanten in een sessie in een kroeg wordt gespeeld. Maar nu en vaker hoor ik experimentele uitingen die misschien hun oorsprong in of voorbeeld hebben van de vroegere Incredible Stringband die in de jaren ‘70 paste met hun psychedelische benadering van traditionele volksmuziek van eeuwen geleden. Originaliteit was belangrijker dan zuiverheid en traditionele afspraken in overleveringen. En omdat ik ook wel muzikale nieuwsgierigheid bezit, probeer ik onbevangen te luisteren naar moderne vertolkingen van aloude trad.

Het huidige voorbeeld van folk met een volstrekt eigen benadering is de in Dublin gevestigde groep Lankum, die duidelijk folkmuziek laat horen maar dat ook prettig laat ontsporen. Met traditionele volksmuziek-instrumenten als fiddle, draailier, uilleann pipes, dulcimers, concertina’s en nog een hele reeks andere volksinstrumenten wordt een soundscape-achtig geluid neergezet wat ook wel wat lijkt op de vroege Pink Floyd-opnamen uit ’67 /’68 ( zoals het album Relics) al of niet onder hallucinerende middelen bedacht. Ik vond die sound wel spannend destijds. Lankum heeft die sfeer ook enigszins maar wel met duidelijke melodielijntjes naar de folkmuziek. Hun stemmen zijn niet per se mooi maar wél intrigerend te noemen, wat ik vroeger ook bij Pink Floyd ervoer en toen kreeg hun muziek het label ‘underground’ mee. Hier zou je kunnen spreken van underground folk met geheel eigen structuren zoals het laatste 12e nummer ‘The Turn ‘ van maar liefst 13 minuten dat eindigt in een geluidsmuur waar zelfs de folklijntjes uit zijn verdwenen. Het is weer een nieuwe vorm zoals begin jaren ’70 Fairport Convention een nieuwe trend was om de oude volksballaden bij de popjeugd te introduceren en zo is Lankum weer een nieuwe trendsetter met hún benadering van 17e eeuwse ballads.

De openingtrack ‘Go dig my grave ‘ kent veel uitvoeringen met diverse titels maar stamt al uit 1611. Hier horen we een ruim 8 minuten durende versie: donker, gothic, traag en log maar wel weer zeer bijzonder, zeer spannend. Hun voorbeeld was de versie van Jean Ritchie en Doc Watson; wel heel anders dan wat we hier horen.  ‘Clear a way in the morning’ opent ook weer zacht vanuit het niets en met minder donkere samenzang maar wel weer 7 minuten lang. De ‘Fugue-1’ van een kleine minuut is een soort geluidsbaken met daarna de instrumentale ‘Master Crowley’, een reel set van de bekende concertina-speler Noel Hill en ook hier met concertina’s gebracht maar een ‘industrial’ tussenstuk kent dat door de tune verder blijft denderen. ’Newcastle’ heeft een fraaie volksmelodie afkomstig uit het boek The English dancing master, al moet je hier geen ‘dancing song ‘verwachten. Het is een scheidingsballade die weer overgaat in een minuutje soundscape (‘Fugue–2’), dat weer overgaat in de ballade ‘the New York trader’, een songballad dat weer uitmondt in een soort minimal music geluidsgolf.

Wél herkenbaar zijn draailier en dulcimer in ‘Lord Abore and Mary Flynn’. Na een moment van stilte gaat de zang ietwat verloren in een galmende bombast dat uitmondt in een draailier/fiddle tune over zware dronegeluiden, die me wat aan het Finse Hedningarna in hun toptijd doet denken. ‘On a Monday morning’, van ruim 8 minuten, is een mooi folkliedje uit 1966 en het meest toegankelijke werk, dat aan het eind toch ook weer avontuurlijk ontspoort.

Als je van spannende muziek houdt, is dit 4e album False Lankum uit 2023 een fijne aanrader en folkvernieuwer zoals Sjostakovitsj, Varese, Strawinski of de vroegere Pink Floyd in hun tijd en stijl meesterlijk waren. Deze folkreis is niet gewoon luisteren maar meer ‘ondergaan’ en ik onderga dit avontuur graag op sommige momenten.

Lankum: False Lankum, Rough Trade – 2023

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

MOUNTAIN ROOTS MUSIC WEEKEND - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 6 - 2023)

MOUNTAIN ROOTS MUSIC WEEKEND, MAY BANK HOLIDAY 2023

De herstart van dit muziekfestival in Cahersiveen (graafschap Kerry, Ierland) is met groot enthousiasme ontvangen, bezocht en aan deelgenomen. In mei 2019 maakte ik voor het eerst deel uit van dit veelzijdig muziekfestival. Ik stond toen zomaar opeens als solomuzikant geprogrammeerd tussen de Lobby Lights. Dat waren de locale muzikanten die in de lobby van het Skellig Star Hotel ieder 40 minuten hun kunnen konden tonen. Ik heb toen mezelf low profile opgesteld tussen al die vele supermuzikale ierse muzikanten, want ik wist niet precies hoe ik me staande moest houden. Nou, ga d’r maar aan staan.

Gelet op het feit dat ik dit verslag zit te typen, kan ik zeggen dat ik het er levend van af heb gebracht. Ik had geen concurrentie van andere oldtime banjoisten en/of gitaristen die hetzelfde kunnen konden laten horen. Nu 3 jaar later ontwaakt het Mountain Roots Music festival uit een coronacoma. Al tijdens de voorbereidingen kwam er een aangename spanning in de lucht en iedereen slokte die heerlijke lucht op. Me too! Deze keer wilde ik mij niet low profile manifesteren maar zoals ik het altijd gewend ben. Proberen de luisteraars mee te nemen waar de muziek ze heen brengt en lekker te vermaken voor 40 minuten.

Tijdens de muzieksessies probeerde ik al wat aankondigingen en grapjes uit die ik eventueel kan gebruiken bij de presentatie voor een live audience tijdens het festival. Dus ik hield de ontwikkeling van het programma goed in de gaten en tegelijkertijd zocht ik een goede reeks aan muziekstukken bij elkaar voor banjo en gitaar en eventueel voor de afwisseling ook op mandoline.

Maar wat nou? Er werd geen presentatie van 40 minuten geprogrammeerd. En ook werd niet aan de sessiemuzikanten gevraagd om een voordracht te doen. Ik zag mijn kans om mij te profileren aan mij voorbij gaan.

Wat nu? Omdat ik begin augustus geboren ben, ben ik een leeuw. Dat houdt in dat je rustig blijft liggen luieren op een lekker schuilplekkie en van daaruit blijven kijken hoe de dingen zich ontwikkelen en of er een kans opduikt om toch een statement te maken. En als een leeuw zijn kans ziet om toe te slaan, dan pas wordt ‘ie actief! Dus deze leeuw, die op z’n achterpoten loopt met een banjo in z’n voorpoten, kreeg zicht op een lekkere bluegrassband die de oversteek maakt naar mijn territorium op dit groene eiland. Die ga ik beetpakken!

Al heel lange tijd mis ik tijdens de sessies de juiste begeleiding wanneer ik op de banjo frail of pluk. Dit gaat mijn kans worden om tóch te profileren tijdens het festival. Alleen een list bedenken hoe die bluegrassers te overtuigen van mijn grote honger om echt bluegrassbanjo met echte bluegrassbacking te kunnen opsmullen. Tegelijkertijd is in het programma een markt met muziek georganiseerd. Ook een heerlijke aangelegenheid om mij te kunnen laten horen. Dus een dubbele kans in het verschiet. Wie pakt dat deze leeuw af? Verder waren er concerten georganiseerd voor 10 en 20 euro plus een flink aantal vrije optredens verspreid in het stadje.

Maar eerst, zoals het hoort, de opening van het festival. Op vrijdagavond 7 uur met optredens van diverse muzikanten met verschillende muziek. Vlak voor die aftrap heb ik het stel, Richie en Celine, die dit alles hebben zitten te organiseren, een envelop met inhoud toegestopt. Even later kwam Celine naar mij toe met bijna uitpuilende ogen. En ze zei ietwat verschrikt dat de inhoud veel te veel was. Dat kan ze niet accepteren en het leek erop of ze de envelop terug wou geven. Ik zei toen: wacht maar, je heb aan het eind van het vorig festival in 2019 verteld dat jullie een tekort hadden van een aardig bedrag, dus laten we afwachten hoe het dit jaar afloopt. Als jullie weer een tekort oplopen dan zal je, denk ik, wel blij zijn met deze envelop. En als jullie winst hebben behaald, dan gaan we 5 minuten even praten. Toen keek ze weer gewoon blij en heeft ze mijn envelop goed weggeborgen.

Het is een geweldige opening van het festival geworden en de muzikanten zijn verder gaan spelen in de Fertha Bar. Ik ben niet mee gegaan omdat ik geen instrumenten mee had genomen. Ik speel regelmatig met de Ferthasessies mee en speel tussen de Ierse instrumentale stukken ballads voor de afwisseling. Dat doe ik samen met een Ier die met z’n Ierse stem hele leuke liedjes zingt. In die Fertha Basr is regelmatig Davey Arthur met z’n tenorbanjo van de partij en hij draagt mij op handen en vindt dat ik goeie muziek maak. Maar ik vind weer dat al die Ierse muzikanten onnavolgbaar zijn en niet te evenaren zijn door een Hollander. Maar goed, ik geniet van al die aandacht en complimenten. Ik steek ze in mijn zak en doe er verder niets mee. Na de openingsceremonie was Richie zo aardig om mij bij mijn cottage af te leveren.

De volgende dag, zaterdag, vroeg op voor mijn doen. De ochtend- en middagmarkt met muziek leek mij interessant om andere muzikanten te ontmoeten dan steeds diezelfde koppen bij de sessies. Toen ik langs de weg op de bus stond te wachten, stopte een auto die mij wel naar het stadje wilde rijden. Het was een buurman van een aantal deuren down the road. Wij hebben hier geen huisnummers, dus je moet het maar doen met een beschrijving van het huis en waar het ongeveer is. Maar hij heeft mij vaker zien lopen en weet ook waar ik woon. Dus ik ben eigenlijk een local zoals ze dat noemen. Je bent een van hun, ook hun buurman. Toen ik bij de Fairfield aankwam waar de markt al volop in beweging was, zag ik Celine en Richie druk doende met hun geluidsinstallatie in orde te brengen voor de muziek. Daar was een soort open mike evenement voor een ieder die wat wil voordragen. Bedoeld voor jong en niet zo jong. Alles mag daar, zingen, verhalen vertellen, gedichten voordragen en wat al niet meer.

Ik heb een boel kinderen zien spelen op hun instrument en er waren zeer goeie muzikantjes onder. Daar kan ik helemaal blij van worden om te zien hoe een volgende generatie hun muziekcultuur overneemt. Ik zie ze al in gedachte over een X-aantal jaren ook de pubs van sessiemuzikanten voorzien. Zo gaat dat al eeuwen op die manier. De kleine muzikantjes leren het spelen van mensen in hun nabije omgeving en op school. Ik heb daar eerst een drietal banjostukken laten horen en had het voornemen om op een later tijdstip mezelf als balladeer te presenteren. Alleen ik had mijn banjo meegenomen en geen gitaar. Maar zoals het in dat stadje gaat, problemen bestaan niet. Ik mag de gitaar van Richie vasthouden om ballads te laten horen. En zo geschiedde. Het is een mooie ochtend en middag geworden met een heerlijke zon en lichte bries. Ierland aan de oceaan.

Na afloop van de muzikale markt ben ik met een paar mensen wat gaan peuzelen en drinken om daarna naar een sessie te gaan in de saloon waar wij elke zaterdagavond sessies houden. Eigenlijk had ik mij voorgenomen om dit weekend perse niet in die ballentent te gaan zitten spelen. Maar ja, de middag was nog niet om en dus dacht ik: ach, kom, vooruit dan maar. Toch maar even van mijn geloof af en spelen op mijn nieuwe antieke banjo uit 1929. In die saloon was gister ook een sessie maar daar ben ik dus niet heen gegaan omdat ik dat niet wou. Maar na het gepeuzel en gedrink ben ik maar wel meegegaan naar die saloon. Wel hartverwarmend toen ik mijn gezicht liet zien bij het binnenkomen in die overvolle pub/saloon/ballentent. Ik hoorde een aantal muzikanten roepen dat Sunny er is. En meteen daarop riep Celine: “Sunny, don’t go away”. Waarop ik regeerde met: “Mamma Mia, Mamma Mia, let me go”. Ja, ze zijn blij met me en met m’n muziek.

En John, de eigenaar van die (...)tent, reikte mij een vouwstoel aan die ik altijd bezette tijdens onze zaterdagavondsessies. Hij had die speciaal voor mij apart gehouden voor het geval ik vandaag wel zou komen. De mensen hier geven om je en dat laten ze zo merken. Het is me een keer overkomen in de Corner House tijdens een sessie dat de eigenares, Josephine, hardop zei in het bijzijn van alle gasten en muzikanten, dat ze blij zijn met mij hier. Nou, dat is hoe Ieren hier zich uitten over hoe ze iemand vinden. De overvolle sessie in die East End Bar was toch gezellig. Alleen met die drukte en al dat gesmoes en geluid was het even ondoenlijk om mijn nieuwe antieke banjo te stemmen. Dus dan maar met dat ding naar de WC om daar rustig te stemmen en meteen af te wateren. Je mot toch wat.

Na die sessie was ik echt aan het eind van mijn Latijn en ben ik naar mijn vakantiehuis teruggekeerd. Werd ik ‘s avonds geappt of ik nog naar die bluegrassband wilde komen, ze hadden een kaartje voor mij. Maar ik moet mijn schaarse energie verdelen om door het weekeinde heen te komen zonder nare gevolgen. Dus ik heb maar op een vriendelijke wijze bedankt voor het aanbod. En toen kwam zondag. De dag dat ik uitgezocht heb om me in te mengen en onder te dompelen in de bluegrass.

High Plains Tradition komt spelen in de Fertha Bar. Daar waar ze mij kennen van mooie ballads en volgens sommige gasten zing ik als John Denver. Nou ja, dat steek ik ook in mijn zak en doe er niks mee. Voordat ik in de Fertha Bar belandde maakte ik een korte stop in Mike Murts waar een muzikant een voordracht deed met Amerikaanse folk zoals Tom Paxton, Woody Guthrie, Carter Family etc. enz. Slechts een paar liedjes meegemaakt en het slotlied kunnen aanvullen met mijn nieuwe antieke banjo uit 1929. Daarna op doorreis naar de Fertha Bar.

De Fertha is de rivier die tegenover mijn cottage in een gigantische waterpoel z´n einde vindt. Aangekomen in de Fertha Bar ook weer een fijne ontvangst. De man die whistle speelt tijdens de sessies daar wenkte naar mij omdat er een plekje vrij was naast zijn vrouw op het bankje tegen de muur. Daar neergestreken zag ik al de bandleden van High Plains Tradition zich opstellen en druk bezig de installatie af te stellen. Alles gaat daar op en af. Ik ben naar ze toe gelopen om te vragen of ze hulp nodig hadden, maar ze hadden geen hulp nodig. Hun manager John, ontfermde zich over het geluid.

Nu had ik meteen een binnenkomer en vertelde de muzikanten dat ik een banjo bij me had en of ze er voor te vinden waren om mij een bluegrassstukje te laten spelen en of zij alleen voor een backing wilden zorgen. Want het lied dat ik in gedachte had, is een banjolied. Laten ze mijn voorstel nou leuk vinden en meteen oren ernaar hebben! Allemaal twee stuks. Ik moest het wel nog laten goedkeuren door hun manager aan het geluid. En die keurde het goed. Ik had nog met de muzikanten gesproken over hun prachtige instrumenten en de muziek. Het ijs was gebroken en ze zullen mij een seintje geven als ze er tijd aan gaan geven. Ik ging weer terug op het bankje tegen de muur naast het oude vrouwtje van de whistlespeler. Er werd lekkere muziek gespeeld en mijn vingers begonnen danig te jeuken. Die wilden het liefst banjospelen.

Toen was het pauze en ik dacht dat dit wel een moment kon zijn om de band mijn nieuwe antieke banjo te laten zien. En uiteraard, de banjospeler was zeer geïnteresseerd in zo´n banjo, die erg verschillend was van zijn banjo. Hij heeft nog even op mijn banjo gespeeld, zodat ik voor de eerste keer dat ding van de voorkant heb kunnen horen. Daarna terug naar mijn pint in de pauze. Maar meteen riep de mandolinespeler mij naar het podium om me klaar te maken voor het lied. Hartstikke leuk om de tweede helft te openen als bandlid met de banjo.

Na een korte introductie startte ik met ‘The Ballad of Jed Clampett’, van de tv-serie The Beverly Hillbillies. Ik kan je zeggen na een hele lange tijd banjospelen zonder echte bluegrassers, dat dit moment aanvoelt alsof je door een mooie meid wordt omhelst en geknuffeld. En het leek of er een verontwaardiging ontstond bij het volk in de pub waar ze mij kennen als een muzikant van mooie ballades en Ierse liedjes op gitaar. Opeens en onverwachts staat ‘ie daar te bluegrassen in een echte bluegrassband uit Amerika. Nu gaat het voorgevallen voorval zijn ronde doen in het stadje. Ook dit steek ik in m´n zak en laat het over me heen komen.

Na het concert van High Plains Tradition ben ik met m´n buren ergens wat gaan eten om daarna op tijd naar het concert te gaan van Hank Wedel. In een zeer intiem zaaltje boven een pub helemaal aan de achterkant. Wat een zeer professionele muzikant is die Hank. Een zeer goede componist, gitarist en zanger. Hij werd zittend bijgestaan door Declan Sinnott, ook een muzikant van heb-ik-jou-daar. En prachtige gitaren die via een computerised soundsystem werden versterkt. Het was een superconcert van dat duo. In de pauze heb ik een praatje kunnen maken met Hank Wedel en daarna nog met Declan Sinnott. Zij zijn supermuzikanten maar heel gewone jongens.

En na dit onvergetelijke concert en de ontmoeting met twee superpickers kwam er een olifant met een hele lange snuit en die blies het hele festival uit. Mijn zinnen waren geblust.

Sunny/PieRRe.

 

[terug naar boven]

 

OPTREDEN BLOEMENCORSO - door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 6-2023)

OPTREDEN TIJDENS BOUWDAGEN BLOEMENCORSO

Naast Mokum Folk ben ik ook actief in verschillende groepjes die muziek maken. Zo ben ik al jaren de gitarist van The Oldtime Cityslickers. Daarnaast ben ik één van de muzikanten in het trio De Glorious Plectrums met Elly Wind en Rob van Niele.

Een halfjaartje terug ontving ik een mail van Team Open Podium of we wilden komen spelen in Sassenheim. Op zaterdag 22 april vond namelijk weer het jaarlijkse Bloemencorso plaats met een optocht bestaande uit met bloemen versierde praalwagens van Noordwijk naar Haarlem. Op de dagen daarvoor werden de wagens door honderden vrijwilligers gebouwd en van bloemen voorzien. Van woensdag tot en met vrijdag konden bezoekers het versieren van de wagens in de Tennishal de Klinkenberg in Sassenheim komen bekijken. Tijdens deze bouwdagen waren er optredens van allerlei landelijke en plaatselijke groepen en artiesten. Men vroeg of wij op de woensdag van 2 tot 4 uur voor de muzikale ondersteuning van bouwers en voor het vermaak van de bezoekers wilden zorgen. Er stond geen vergoeding tegenover, maar we kregen consumpties aangeboden.

Wij naar Sassenheim.

Daar begon het eigenlijk helemaal verkeerd. Ondanks dat we van de organisatie een parkeerkaart voor de auto toegezonden hadden gekregen, was er geen doorkomen aan. De parkeerwachters stonden ons niet toe het terrein van de Tennishal op te rijden. Na enige aandrang, met als argument dat we instrumenten bij ons hadden die het podium opgedragen moesten worden, mochten we de poort door. Aangekomen bij de deur waar we het dichtst bij het podium zouden moeten komen, troffen we de roldeur gesloten aan. De stemming begon al danig te zakken. Iemand van de organisatie gebeld. We moesten naar de andere kant van de Tennishal, zij zou ons daar dan opwachten. Zo gezegd zo gedaan en ja, ze was er en de roldeur werd open gedaan.

Na het uitladen van de instrumenten moest de auto onmiddellijk het terrein af. Zij van de organisatie zou aan de parkeerwachters vragen of er ruimte was op de parkeerplaats iets verder terug. “Dat weet ik niet, dat moet je daar even vragen”, was de reactie van de parkeerwachter. Dus daarheen gereden, maar daar werd ook al tijden iedereen weggestuurd. Terug naar de Tennishal. Zij stond nog met de parkeerwachter te praten en men liet mij weer het terrein op.

Verderop was nog een parkeerplaats voor het evenement gereserveerd, misschien kon ik daar terecht. “Mocht dat niet kunnen, dan wil ik de instrumenten weer ophalen en dan gaan we weg”, was mijn plan van aanpak om hier een eind aan te maken. “En blijft u s.v.p. even op mij wachten, zodat ik het terrein op kan, mocht ik daar verderop ook niet kunnen parkeren”.

En ja wel hoor, ook op de derde parkeerplaats was geen ruimte meer. “Als u doorrijdt kunt u misschien nog parkeren op de parkeerplaats van het Van der Valk Hotel”. Mijn maat was vol, ik reed terug naar de Tennishal om daar nu mijn instrumenten op te halen en naar huis te gaan. Zij van de organisatie had woord gehouden en zorgde ervoor dat ik het terrein weer op kon rijden. “Er is een parkeerplaats vrijgekomen”, zei ze wijzend op het bordje ‘bestuur’, een kleine meter van de ingang.

Naar binnen. Inmiddels kondigde de artiest vóór ons z’n laatste nummer aan met de woorden: “Hier komt mijn laatste nummer, al zal dat niet voor iedereen even erg zijn” (?)

Gauw de instrumenten op het podium gezet en de technicus die ons zou versterken een hand gegeven en gezegd dat we 3 microfoons nodig hadden en 1 elektrische bas wilden aansluiten. Op het podium gauw de instrumenten gestemd en we waren er klaar voor.

De eerste set verliep verrassend goed. Een aantal bezoekers die in de hal rondliepen om het opbouwen van de wagen van dichtbij te bekijken, kwamen voor het podium staan om naar ons te luisteren. Vele duimen ophoog en applaus, waren onze beloningen. Alles liep eigenlijk wel goed, maar wat was het koud! De temperatuur in de zaal was vele graden lager dan de temperatuur buiten. Het spelen op snaarinstrumenten met zulke koude vingers was verre van plezierig.

Plotseling kwam er een man in een lange jas met een gitaar het podium oplopen. Kennelijk de volgende artiest die kwam optreden. “Stoor ik u?”, vroeg hij. “Ja” was Elly’s reactie. “Als u uw gitaar wilt wegzetten, loop dan voor het podium langs naar achteren.” Maakte niets uit. Hij stampte door naar achteren, direct gevolgd door een vrouw.

Ok, onverstoorbaar doorspelen dan maar...

Wat ons op de been hield, waren de reacties van het publiek dat zich in steeds grotere getale voor het podium opgesteld had. Aangevuld met enige bouwers die waren komen kijken wie deze muziek aan het spelen waren.

Opeens liep één van de luisteraars het podium op. Nou moet je weten dat ik altijd een bakje voor me heb staan waar mijn stemapparaat en wat plectrums in zitten. De vrouw gooide er een euro in! Een andere bezoekster klom ook het podium op om er geld in te gooien. Je kon ons wegdragen! Zoiets komisch en onverwachts hadden we niet zien aankomen.

Na afloop van de tweede set de instrumenten weer ingepakt en een drankje gaan halen. Toen de zaal doorgelopen om nog iets van het opbouwen van de praalwagens te zien. Erg leuk. Honderden vrijwilligers waren bloemen aan het knippen en anderen waren de bloemen in mozaïeken in de stellages op de wagens aan het steken. Wat een werk en wat een geduld moet je daar voor hebben.

We vonden het vreemd dat we nog steeds geen muziek hoorden uit de speakers die door de hele Tennishal hingen.

Na onze wandeling door de zaal keerden we terug naar het podium om onze instrumenten die achter het podium lagen, op te halen. Daar zat die meneer op zijn gitaar ‘House of the rising sun’ te spelen, maar ze hadden zijn microfoons uitgezet.

‘Over smaak valt niet te twisten’, maar er zijn grenzen.

Herbert Bos

 

[terug naar boven]

 

DAT WAS EEN MOOIE MIDDAG - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 7 - 2023)

DAT was weer een leuke middag én avond.

1 keer per maand op de 1e van de maand verandert een kroeg genaamd De Melterij in Wormerveer in een echte Folk café.

Vanaf 4 uur druppelen met grote regelmaat allerlei muzikanten binnen met allemaal de zelfde passie en plezier van het samen muziek maken , nee: Folkmuziek creëren. Een gestage stroom van mensen met Gitaren, Violen, Mandolines, Fluiten, Trekzakken, een enkele Banjo en enkele percussionisten en mensen met goede oren en een echt Folk hart.

De muzikanten zetten zich rond een lange tafel bij het raam al babbelend met hernieuwde verhalen en hernieuwde kennismaking soms gekscherend toeroepend en allen met een stralende glimlach.

De pinten en andere lekkere drankjes zijn opgehaald en de 2 Microfoons in stelling gezet zodat de hele zaal kan meegenieten. De zaal , die lange Pijpela gevuld met vaste stamgasten en liefhebbers van gezellige folkmuziek uit veel windtreken maar toch vooral uit de Keltische en Amerikaanse tradities. Het is er altijd gezellig druk met onder de luisteraars ook mensen die van zingen hun grote hobby hebben gemaakt en elkaar híer ontmoeten en bij een gekend lied soms een leuk ‘achtergrond koortje’ vormen ; maar bij een al time ‘kraker’ zingt de hele zaal mee. De sessie leider start rond half vijf met een eerste lied met even van tevoren de ‘stemming’ aan te geven zodat alle begeleiders ook gelijkgestemd het lied alleen maar mooier kunnen maken. Na het eerste lied worden de microfoons over de tafel naar een volgende zanger(es) geschoven en lied na lied en melodie na tune krijgt iedereen die wil of kan zijn/haar kans om de sfeer van de middag en avond mee te sturen naar een heel gezellig feestje. De organisatie rond deze activiteit heeft ‘achter de schermen’ een artiest of folkgroep gevraagd voor de invulling van de ‘soupsessie’ en rond 6 uur wordt de samenspeel tafel verlaten en krijgt de gevraagde groep of artiest alle aandacht.

Al eerder had de waard de spelers beloont met 2 consumptie munten die in deze pauze aan de toog worden ingewisseld voor een ‘schuimkraag’ of een koffietje of ánder lekkers.

Een dik half uur is het café omgetoverd tot klein concertzaaltje en krijgen alle bezoekers tegelijk een soepje en broodjes ‘van de zaak’ voorgeschoteld ( waar maak je dat nog mee?)

Na het optreden haasten de muzikanten zich weer naar de speeltafel voor hun eigen liedjes of melodietjes . Af en toe komt er iemand vanuit de zaal naar de speel tafel voor een verzoek voor eigen lied en de spelers proberen dit lied dat zo goed mogelijk te begeleiden tot groot plezier van de andere toehoorders.

En zo gaat het gezamenlijke feest naar het onvermijdelijke slotakkoord. Nog één lied en het applaus van de volle ruimte, nog één fiddle tune en dan zet de sessie leider het traditionele lied van ‘De Egelantier’ met aangepaste tekst in , het slot van weer een heerlijke muziek middag voor speler en luistervink.

4 juni was weer de laatste van het seizoen en de organisatie had alweer de volgende activiteit voorbereid nl. het plaatselijk beroemde ‘ZaanFolk’ festival in het parkje tegenover het Culturele café

15 juli is er dan weer een mooi folkfestival met 2 podia. 1 hoofdpodium met min of meer bekende folk artiesten en 1 podium voor aanstormend talent die zich een half uur kunnen presenteren aan de tientallen bezoekers die zich gezellig op strobalen hebben genesteld. Aan het begin van deze folk middag kunnen de vroege vogels met de beentjes van de vloer bij de ‘Balfolk’ dans workshop + live begeleiding. Op een andere plek in het parkje gaan moeders en vaders met hun kroos gezellig ‘leuke dingen’ doen. Rond het hoofdpodium zijn de kraampjes met eten, drinken en CD stands weer open voor het hapje ,drankje of net die éne CD die gemist was in de collectie en goedkoop te verkrijgen is. Een middag voor honderden bezoekers  met prettige ontmoetingen die eindigt bij de strobalen waar, daar zijn ze weer, de muzikanten in de vermoedelijke zon weer hun lied ten beste geven in de buitensessie. En bij de ondergaande zon denk je dat je met een kop vol muziek naar huis kan gaan maar nee, het café De Melterij is voor de avond omgetoverd tot een klein muziektheater inclusief heus podium voor nog méér muziekoptredens richting de spreekwoordelijke ‘kleine uurtjes’.

Aanleiding voor dit sfeer verhaaltje is een heel leuke verzamelaar, uitgegeven door Stichting ZaanFolk , waar een lijstje van artiesten toestemming hebben gegeven om enkele nummers van hun albums te gebruiken voor deze verzamelaar en al deze artiesten hadden ooit het podium beklommen tussen 2015 en2022. Deze verzamelaar is zeer divers met Keltische Folk , Americana, Texas folk, seasongs, Holland folk ,kleinkunstig lied, Spaanse Gitaarsongs , een Grieks lied, Italian Brass, en een Keltische instrumental.

Het gebodene is verrassend hoog van kwaliteit met soms zeer originele versies van bekenden als ‘Spancill Hill’, ‘She moves through the fair ‘ of de Ierse melodie ‘Si bheag si mhor’

Maar de meeste van de 18 tracks zijn toch eigen composities en het literaire gehalte is hoog.

Ruim 74 minuten spelplezier, soms pittig, soms gevoelig en altijd onverwachts door de ijzersterke mix.

Ik ben niet zo van de verzamelaars maar deze ZaanFolk Festival- CD 2023 is echt een geweldig product en de (goedkope) aankoop kosten gaan naar de organisatie van het Festival.

Het zou een geweldig initiatief kunnen zijn als er een festival cd presentatie (‘ZaanFolk Presents’) plaats kon vinden.

Ga naar het festival op 15 juli en haal um op, deze cd vol klasse muzikanten of zoek bij www.zaanfolk.nl

En ga naar het festival voor een onvergetelijk leuke middag.

Oh ja, kom ook eens kijken aan de wandel weg.

Muzikant of luisteraar, genieten doe je altijd

ZaanFolk festival- cd – muziek@zaanfolk.nl/ www.zaanfolk.nl – 2023

Joop Wieringa

 

[terug naar boven]

 

SMOKEY MOUNTAIN RANGERS - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 8 - 2023)

Amsterdamsche Hippies en Blue Grass.

Ik ga jullie een slinger geven terug in de hippytijd in Amsterdam. Zet je schrap! Als inleiding wil ik eerstens mijn verkennersverleden blootgeven.
Zet je schrap!

Ik en mijn 2 broers waren bij de St. Stanislaus verkennersklup in de Haarlemmer Houttuinen actief als padvindertjes. Dit omdat onze ouders ons wilden behoeden dat wij op het verkeerde pad kwamen. Heeft niet echt geholpen maar dat geeft niet, achteraf gesproken. Toen de St. Stanislausklup werd opgeheven ging ik naar de Amsterdamse Grafische School en kwam daar via een klasgenoot in een gitaarbandje om als drummer muziek te maken.
Mijn lievelingsbroer Pammetje zocht wel contact met een andere verkennersklup niet ver van ons huis vandaan. Wij woonden op de Nieuwendijk ergens tussen Tante Leen en Adele Bloemendaal ingeklemd. Deed niet zeer en daar was altijd leven in de kroegen en hotels met hun jukeboxen en vechtpartijtjes.
Toen op een verjaardag van Pammetje een klup vrienden, waarmee hij regelmatig in de weekeinden kampeerde, op bezoek kwamen op de Nieuwendijk. En die jongens brachten muziekinstrumenten mee in een plastic zak of in een hoes of zelfs bloot. Ik was gewend met de gitaarband dat er nog versterkers bij horen en een drumstel plus voor het zingen ook nog microfoons. Plus al die kabeltjes en stekkers en weet ik al wat niet meer.

Dus toen ik zo die jongens binnen zag komen alleen met hun instrumenten, dacht ik: Dit kan nooit iets goeds wezen, wat een slappe bedoening en nog wat van die gedachtes. Toen ze met al hun grappen en grollen en veel plezier gingen spelen in sneltrein tempo met samen zingen erbij werden mijn hersenen van alle vooroordelen ontdaan.

In hippyjargon noemden wij dat “omgeturnd” worden.

Dus eigenlijk door mijn lievelingsbroer Pam, via zijn kampeerkluppie op zijn verjaardag tussen Tante Leen en Adele Bloemendaal op de Nieuwendijk, werd ik omgeturnd. Toen ben ik gaan proberen om die muziek, weet ik veel wat dat was, te gaan spelen. Het donderde mij niks wat dat voor muziek was en nog is, maar het klonk erg “cool” en dat raakte mij van binnen.
Toen de tijd iets verder opschoof werd dat kluppie ook mijn kluppie samen met Pam. Er vielen een paar jongens uit de klup (Hans Bosch en Hans Oostendorp, op bovenstaande foto 2 en 4 van rechts) en er kwam een ander figuur zich aandienen.
Via Folkclub ’65 van Thon en Loes Fikkerman kreeg Theo Lissenberg lucht van een bandje in Mokum die zo ongeveer de muziek speelde die Theo ook graag lustte. Zo werd het mij steeds duidelijker dat het ging om Mountain- of oldtimemuziek en Blue Grassmuziek.

In dat kampeerkluppie zaten 2 gebroeders Van Trier, Ad en Frans, wiens ouders graag wilden dat zij muziek gingen maken. En pa Van Trier kocht een keer een grammofoonplaat met op de hoes een banjo en een viool, want zijn jongens hadden ook een banjo en een viool. Die muziek op die plaat had net zo goed jazz kunnen zijn, maar dan zat ik hier niet. Nee, die vinylplaat was een verzameling mountain- en bluegrassmuziek van diverse bands.
En met de intrede van Theo Lissenberg ontstond de definitieve samenstelling van de Smokey Mountain Rangers:
Ad van Trier speelde naast viool/fiddle ook gitaar en banjo, Frans van Trier hoofdzakelijk de 5snarige banjo, Jan Postma bediende de gitaarruns,     Patrick Luitjes altijd achter de bas en Theo Lissenberg als mandolinist ook op gitaar, banjo plus autoharp. Ik deed tijdens de repeteringen het bedienen van de bandrecorder. We kunnen al deze prachtige opnames niet hierbij meegeven helaas. Maar er is op youtube een zeer geslaagde opname te vinden van het radioprogramma Muzikaal Onthaal gepresenteerd door Herman Emmink: https://www.youtube.com/watch?v=_xNqhYIe90E

Deze opname is opgesmukt met mooie, duidelijke foto’s van de Smokey Mokum Rangers, zoals we een keer in het radioprogramma Holster van Lex Tondeur gekscherend werden genoemd. Voor dit radioprogramma zijn we 3 keer van Mokum naar Hilversum afgereisd.
Elke zondagavond gingen we oefenen en repeteren met de grootste lol en aandrang om de muziek naar een hoger plan te krijgen.
Niet alleen zondag ‘s avonds maar ook door-de-weeks zochten we mekaar op om te spelen. En Theo wist het beste hoe de banjo gepicked moest worden en hoe  gitaarloopjes en fingerpicking in elkaar zat.

In rap tempo werden de Rangers steeds beter in bluegrass spelen. En dat resulteerde in veelvuldige uitnodigingen overal en nergens te komen optreden. Meer overal dan nergens, want al snel werd het ieder weekeinde overal heen tuffen. Met de regelmaat van 2 of 3 optredens per weekeinde.

Wij hadden weliswaar geen rijbewijs omdat wij te jong waren. Dus Leo Verbruggen, een studiegenoot van Ad, had wel die bevoegdheid en vond het leuk om ons overal heen te rijden met Diks minibusje voor 8 personen + instrumentarium.

In deze aflevering van Andere Bluegrasstijden bestond er nog zoiets als dienstplicht. Mooie dingen in de samenleving stukmaken daar is de dienstplicht voor. Maar voordat het zover was dat 3 van ons eruit werden geplukt om te dienen, werd de band uitgenodigd te komen optreden achter het ijzeren gordijn.
Dat bestond ook nog in deze aflevering. Maar het mooie was dat na het profileren op het Porta festival in Usti nad Labem nabij Praag,in het toenmalige Tjecho-Slowakije, de Smokeys waren uitgeroepen tot bluegrassband nummer 1. Een grote beker als tastbaar bewijs en resultaat van keihard werken en je eigen suf oefenen. Met de lol die we hadden konden we dat waarmaken.

Nog verder getoerd achter dat ijzeren (roestvrije) gordijn en naar Wenen voor meer optredens.

Terug in Mokum met in het vooruitzicht het televisieavontuur in het programma Nieuwe Oogst. In het begeleidend orkest onder leiding van Tony van Eijk, zat o.a. Eddy Christiani met z’n beruchte Gretsch Gentleman. En hij vond het zeer vermakelijk al die aandacht van de Smokeys.
Na de performance op televisie kregen we van Ruud Jacobs, broer van Pim, die ook in het begeleidend orkest zat/stond met de contrabas, een uitnodiging om eens bij hem in Hilversum te komen praten.
Dus wij naar hem toe en in zijn muziekschuur hebben we wat zitten chatten over wat hij deed bij CBS records in Haarlem. En of wij trek hadden om eventueel rond de decemberfeestdagen met een plaat op de proppen te komen. We mochten daar rustig over nadenken in de zomer en later wat van ons laten horen hoe en wat.

Later is Ad van Trier naar Ruud Jacobs teruggegaan om verder te brainstormen. En hij kwam toen terug met het verhaal dat de Smokyes toch maar eerst wat meer bekendheid moesten verwerven alvorens met CBS verder in zee te gaan.

En toen sloeg het noodlot toe. De plicht om het land te dienen kwam voor Theo als eerste. Er werd toen naar mij gekeken of ik als interim mandolinist wilde fungeren omdat er een aantal optredens in het verschiet zaten.
Poeh, neem me niet kwalijk, Theo Lissenberg vervangen?
Wat kan ik meer doen dan mijn best? Gewoon doen dan maar. Ik liep al zolang met de band overal mee, dus ik kende als geen ander het Smokey repertoire.

Het eerste grote werk was de terugkom profilatie op het Porta festival nabij Praag, achter het ijzeren gordijn. Goed voor je zenuwen. Zo’n 5.000 aanwezigen met 10.000 ogen op jou gericht. Hou je daar maar staande. Gelet op het feit dat ik deze aflevering schrijf/typ, mag het duidelijk zijn dat ik dit avontuur heb overleefd. Met wat optredens tussendoor kwam de allerlaatste grote klus zich aandienen.
Een groots popfestival voor die dagen in Lochem met meer dan 5.000 kaartjeskopers en bands als Fairport Convention en andere grote internationale namen stonden geboekt. Wij hadden de opdracht om tijdens podiumwisselingen de tijd te vullen met bluegrassmuziek. De organisatie had hiervoor de beste keuze gemaakt!

Er waren in die Andere Bluegrasstijden naar mijn beste weten geen andere bluegrassbands zo actief op zo’n niveau als de Smokey Mokum Rangers. Er waren wel al een aantal goeie bluegrassers actief, maar die heb ik niet op de radio of televisie waargenomen.
Voor mij was/is The Smokey Mountain Rangers uit Amsterdam band nummer 1.
Een hechte vriendenclub tot in de dood. Voor wat deze bluegrassband teweeg heeft gebracht in en buiten Nederland zou je zo’n band als cultureel erfgoed kunnen aanmerken!

Theo: 1948 – maart 2003.
Frans: 11 mei 1951 – 1 maart 2020.
Ad: 6 januari 1949 – 3 juli 2023.
Alleen Patrick Luitjes in Harkstede, Jan Postma in Hoogkarspel en Pierre Coomans in Cahirciveen zijn er nog om het verhaal verder te vertellen/schrijven/typen.

Terug naar onze tijd: Tot op heden is bluegrassmuziek razend populair in Tsjechië. Mede door toedoen van The Smokey Mountain Rangers aldaar. Maar toch een heel klein beetje vreemd waarom Hollandse bluegrassmuzikanten zich naar die kant begeven. De Ierse muziek heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van bluegrassmuziek.
Niet de Tsjecho-Slowaakse muziek. Toch?

Namens de overgebleven Smokey Moubtain Rangers,

Jan Postma, Patrick Luitjes en Pierre Coomans.

 

[terug naar boven]

 

NU NOG LEZEN EN SCHRIJVEN - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 9-2023)

NU NOG LEZEN EN SCHRIJVEN

Ja, mijn wereld is in de loop der jaren wat veranderd. Zijn het de jaren, de leeftijd? Ik denk het. In de jonge jaren waren ‘lichaam en geest’ letterlijk meer in beweging. De dans, meer in bijzonder de volksdans, was het middelpunt van mijn leven. De dans als ‘show’ bracht mij op heel veel podia, klein en groot. Op een plek in een wijkcentrum of verzorgingshuis en in bekende theaters en op festivals in binnen- en buitenland als danser, koorzanger of presentator.

Ook de geest was in die jonge jaren creatief en flexibel. Een week, naast mijn 7-tot-4 baan, bestond uit veel andere, verschillende activiteiten en elke dag weer iets anders. Een week leek wel twee weken ineen maar zorgde dat mijn geld opleverende baan best vol te houden was. Ergens op de grens van de jaren ‘80 en ‘90 kwam ik in aanraking met de ‘bodhran’, de Ierse trommel en begon mijn transformatie van danser naar muzikant. Heel lang bestonden beide disciplines naast elkaar in mijn leven. Mijn netwerkje / kennissenkring maakte dat ik langzaam ook een (soort) muzikant met bas, bodhran en darabukka werd met regelmatig positieve reacties uit mijn omgeving en lef plus fouten mijnerzijds. Met veel oefening baarde ik voldoende kunst om een redelijke bijdrage te kunnen leveren in mijn, altijd muzikale, omgeving. En de jaren die volgden kleurden mijn haren en er sloop een zekere stramheid in mijn lijf. De jonge danser op de podia paste niet meer in de ’versier’dansen die ik daar deed want paste niet meer bij de oude man die ik werd. Maar de altijd aanwezige nieuwsgierigheid zorgde ervoor dat ik (ongeveer) iedere zeven jaar mijn interesse verlegde en oude initiatieven losliet voor nieuwe uitdagingen die pasten bij mijn verkleurende haren. De heftige stevige Balkan show- en volksdansen werden vervangen door de wat minder zware Morrisdans. Het Balkankoor loste vanzelf op door de ouderdom van de leden en ik had de groep allang verlaten door mijn belangstelling voor het radio maken. De radiowerken werden vakkundig om zeep geholpen door een radio collega die de reclame-inkomsten, want het was een commerciële zender, maar op de eigen rekening te storten. Zielige types heb je overal, want een miljonair moet je ergens anders worden en met andere zaken dan radioprogramma’s maken. Naast de activiteiten met het lichaam ontstond er steeds meer ruimte voor de geest. De dans werd steeds meer een herinnering. De organisatie rond de muziekmakerij, het besturen, vergaderen en ontwikkelen van activiteiten hielden gelijke tred met de verkleuring en verdwenen meer en meer uit mijn agenda. Met zo’n rustige agenda, waar optredens nog niet geheel uit mijn leven zijn verdwenen, is het plezier van het lezen steeds meer op de voorgrond gekomen. Tien jaar geleden had ik genoeg van mijn 7-tot-4 baan maar hield ik de spreekwoordelijke geraniums wel op afstand. Automatisch kwam er nog meer ruimte voor m’n leesplezier. Tijdens een ritje van een optreden met m’n laatste band kreeg ik de vraag om columnist te worden bij een digitaal muziekblad. Ik deed deze activiteit al voor het donateursblad van Stichting Mokum Folk, waar ik vroeger mee bestuurde. En schrijven is ook een leuke bezigheid.

De dans verdween uit mijn leven maar niet de volksmuziek en de wereldmuziek en het beluisteren daarvan. Het muziek maken doe ik nog maar het lezen en nu ook schrijven is nu tamelijk belangrijk voor me geworden. Langzaam ben van pittige danser en druk, bezig mannetje ouder geworden terugkijkend op een rijk (amateur) theaterleven van een zeker niveau en is prestatiedrang niet belangrijk meer. Terugdenkend aan de belangrijke podia, radio- en tv-momenten, ontmoetingen met enkele politici in binnen en buitenland, ze waren er ‘toen’ maar nu wordt alles keurig verpakt in herinneringen en anekdotes. In de namiddag van mijn leven lees ik literatuur en schrijf ik m’n enthousiasme van mij af over het huidige aanbod van folk-en volksmuziek.

Lezen en schrijven past nu bij mijn huidige leeftijd en die komen hier samen in mijn schrijfsels over de derde verslaving: de folk, in dit geval de Ierse folk die heel plezierig wordt beschreven in het boek Bij de dromers van dromen, een muzikale rondreis door het Zuidwesten van Ierland, geschreven  door Anne Wesseling. Toevallig ben ik ook een liefhebber van de Ierse folkmuziek en als muzikant ben ik ook een sessiemuzikant zo af en toe. Anne Wesseling schrijft over reizen en publiceert boeken erover maar is ook violiste en in dit boek wil ze begrijpen hoe de pubsessies werken in Ierland. Ze komt uit de klassieke wereld en de wereld van de bladmuziek en neemt muzieklessen om de Ierse danstunes te leren en ook de speelstijl van de folk-fiddle te leren; heel anders dan waar ze vandaan komt als muzikante. Een wereld waar bladmuziek minder belangrijk is; minder belangrijk dan luisteren. Ze neemt les in de Ierse tunes; de jigs, de reels, de hornpipes en de polka’s. De technische beschrijving van haar vioolspel, dáár moet je violist voor zijn maar de folkmuzikant in mij vindt genoeg andere genoegens in dit verhaal. En ook wil ze weten wat de ongeschreven regels zijn als je mee wilt spelen in zo’n Ierse pub. Het is leuk lezen als ze schrijft over Planxty, the Bothy band, Altan, Chieftains, Clannad, Kevin Burke, Tommy Peoples en Martin Hayes. Maar ook over the Pogues, the Wolftones, Thin lizzy, Van Morrisson, U2 en over bekende ballads als ‘Arthur McBride ‘ van Paul Brady’s paarse album samen met Andy Irvine of ‘Sunday Bloody Sunday‘, waar ze de betekenis van geeft. Vana een nummer als ‘Finnegans wake’ wordt het verhaal even verteld. Ze leert en wij volgen haar en als ze uitgeleerd is en de sessies in kan stappen reist ze verder langs de Ring of Kerry en wij leren meer dan alleen de muziek van Ierland, we leren Ierland kennen aan de hand van kleine dingetjes als gewoonten en rituelen bij de Ieren.

Ze schrijft ook met enkele filosofische bespiegelingen hoe de volksmuziek een belangrijke plaats inneemt in Ierland. Onderweg beschrijft ze in anekdotes en verhalen haar liefde voor het land. Het maakt dat ik ook weer verlang naar dat land. Ik ben een paar keer in m’n leven in Ierland geweest maar niet op ‘The Ring’, maar al lezende zou ik daar zo naartoe willen (maar hoe als je een bewust autoloze bent?). Ik weet dat, met de huidige toeristenhoos overal, het dáár ook filerijden is waar het, ten tijde van het boek in 2012, nog een tamelijk rustige omgeving was. Maar je leest ook dat toeristische hoogtepunten in het land, zoals de Cliffs of Moher, nu alleen nog maar tegen betaling te bereiken zijn. De financiële uitbuiting van het toerisme in Ierland is ook volop aan de gang. Erover lezen is wel zo rustig.

Ze komt plaatselijke ‘folkloristen’ tegen in Sliabh Luachra, die haar vertellen over de oude meesters en hoe de tunes geboren worden. En overal door het boek komt de violiste in haar aan bod, op zoek naar pubs en sessies waar ze neerstrijkt en overal in het boek wordt ook de folklorist in mij bevredigd. Ook de scenes over de Ierse volksdansen in de pub komen zeer sprekend tot ons en ook voor mij persoonlijk toen ik de wekelijkse Ierse dansen deed in Durty Nelly’s in Amsterdam en dat ene dramatische optreden met die dansgroep.

Het boek is nog niet zo oud, 2012, en de wereld van nu verandert zeer snel maar toch niet zo snel dat dit verhaal ver van ons af staat. De IPod en mobieltjes komen voorbij in haar belevenissen en dat maakt haar verhaal nog tamelijk modern. Tegelijkertijd zet ze vraagtekens bij ons gebruik van PC en de andere apparaten. Ze geeft een realistische kijk op het huidige Ierland en ook de milieuproblemen komen aan de orde. De financiële crisis en de hoge werkloosheid maken het boek ook realistisch. Ook de Ierse geschiedenis wordt mooi verstrooid door haar verhaal. De ‘toon’ is luchtig en positief als solo-reiziger in een nieuw te ontdekken wereld met de traditionele folk als leidraad.

Het boek leest lekker weg maar je kunt het ook zo even wegleggen als je even iets belangrijks moet doen. Nu ik even niet veel andere dingen doe dan muziek maken en fietsen naar mijn vriendin in Landsmeer, zo’n 23 km ver, wat goed is voor de gezondheid, is dit heerlijk ontspannen lectuur.

Ik zet nog maar een van mijn cd’s op van Martin Hayes; als je de muziek hoort, wordt het lezen erover nét iets intenser. In sommige passages in het boek lees ik over geld en commercie in Ierland dat dat ook niet vreemd is. Het maakt dat het boek geen romantische lofzang is op het mooie eiland met die fijne muziek.

Anne Wesseling speelt in het verhaal ook met Nederlandse fenomenen als Frans Bauer (‘Heb je even voor mij?’), Boudewijn en Lennaert (‘Jan Klaasen de Trompetter’) en onze grote Rieu. Maar de ‘Cliffs of Moher’ spelen een grotere rol als attractie én als melodie. Ze stipt de Nederlandse component hier en daar meer even aan wat het ‘daar en hier’ mooi benadrukt. Een Nederlander in Ierland (an Englishman in New York?).

En ook het schrijfproces van de schrijfster van dit boek blijft niet onvermeld ; de manier hoe het verhaal tot stand is gekomen. De manier hoe ze haar verhaal vastlegt, de behoefte van de schrijfster tot schrijven. Een mooi boek dat de lezer verliefd laat worden op het eiland en de folkmuzikant in mij een fijn gevoel geeft als ik het verhaal weer oppak. Maar het boek geeft ook de problemen aan en het stelt vragen.

Het is augustus nu ik dit schrijf en het lijkt wel herfst, met flinke regenstralen. Niet koud, wel nat.  Een uitstekend weertje om deze column te schrijven met op de achtergrond Martin Hayes door m’n speakers en de gedachte bij het toch wel vaak regenachtige Ierland.

Anna Wesseling –Bij de dromers van dromen, een muzikale rondreis door het Zuidwesten van Ierland - uitg. Atlas Contact 2012 / 251 blz.

Joop Wieringa

 

 

[terug naar boven]

 

DAT ENE LIED - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 10 - 2023)

DAT ENE LIED

In de loop der jaren zijn er zo’n 130 muziekstukken op mijn liedlijst die ik maar niet kan loslaten. Stuk voor stuk liederen waar ik wat mee heb en waar ik mijn gevoel in kan stoppen. En niet alleen dat, maar ook mijn energie erin kwijt kan en, gek genoeg, er ook weer energie ervan terugkrijg. Een vorm van recycling om het in fatsoenlijk Nederlands te verwoorden.

Al die liedjes op mijn liedlijst zijn daar terechtgekomen omdat die mij een soort van zelfbevrediging geven. Ik vind het van belang dat je als muzikant jezelf bevredigt door de melodie van het lied te zingen, plus dat je je volledig kan inleven in het verhaal dat je aan het vertellen bent, plus dat je het emotionele gevoel van dat verhaal uit je binnenste kan krijgen. En misschien nog ietsje meer dan hoe het origineel het jou heeft aangereikt. Het is een kunst op zich om wat er in de muzikale ondersteuning van een lied te horen is, zoveel mogelijk ook in jouw speelwijze een rol te laten spelen. Bij mij gaat muziekspelen veel verder dan akkoorden en een ritme als ondersteuning te laten horen. Mijn oren vragen/eisen dat ze zoveel als mogelijk alles willen horen wat er ook te horen is door de originele muzikant(en). Een lied kan eenvoudig nagespeeld worden als dat door 1 muzikant gezongen en gespeeld wordt. Dan hoef je alleen je oren gedetailleerd te laten luisteren naar de speeltechniek en hoeveel emotie er in het lied wordt gestopt. De speeltechniek houdt voor mij in hoe de verhouding van hard en zacht spelen is, hoe er omgegaan wordt met accenten, tijdsverschuivingen en het speelgevoel. Wanneer je dan een lied onder de duim hebt, of onder de knie, of in je vingers, dan is het nog eens minstens 100x er doorheen gaan en elke keer (x) jezelf van zelfkritiek voorzien om te horen hoe het weer ietsje beter kan. Het wordt een moeilijkere opgave als een lied door een muziekgroep wordt gespeeld en jij alleen in je eentje er een solo-uitvoering van denkt te kunnen maken. Mijn opvatting is dat een lied vanuit een eenvoudige basis moet zijn uitgebouwd tot een muziekstuk met arrangementen, uitgebreid instrumentarium en eventueel meerstemmige vocalen. Het is dan weer een kunst om bij het horen van zo’n muziekstuk, op eigen gevoel dat muziekstuk weer terug te brengen op een bespeelbare basis voor 1 stem en 1 instrument.

Op mijn liedlijst staat sinds 1985 een prachtig lied, al zeg ik het zelf. Een vrij eenvoudige gitaarbegeleiding, maar een o zo mooi verhaal met o zo mooie zinnen en treffende stellingen. Ongetwijfeld enorm veel denkwerk dat erin gestopt is. Toen in 1984 Redwood and MacHinis voor het Arundelfestival waren uitgenodigd kreeg ik een videotape van de plaatselijke videofilmer opgestuurd met diverse opnames van onze performance van het jaar daarvoor, toen wij per ongeluk in Arundel belandden. Hij had de videotape verder opgevuld met opnames van andere folkmuzikanten/groepen uit die omgeving. En 1 van die opnames was een prachtig lied, al zeg ik het weer zelf, gespeeld door de Yetties. Zo wondermooi als die zo’n lied vertolkten. Sindsdien ben ik dat lied gaan op- en uitzoeken. Het lukte redelijk, maar ik kon niet precies alle woorden van de betreffende videotape verstaan. Ik kwam ook niet achter de titel van dat lied, dus ik kon ook niet uitzoeken van wie dat was.Toen, jaren later, ik geloof in 1994, ging ik op een avond naar de Zaanse Schans om een uitvoering van Allan Taylor bij te wonen.

Hoe ik aan de muziek van Allan Taylor kwam is weer een verhaal op zich, voor misschien een andere keer. Maar ik ging altijd te laat naar concerten op de Zaanse Schans want tegen de tijd dat ik dan daar naar binnen liep was het tafeltje al weg om je toegang te betalen. Dus toen ik die avond daar naar binnen liep met mijn Walkman aan, hoorde ik Allan dat prachtige lied voordragen dat ik van de Yetties van die Arundel videotape had geplukt. En verderop in zijn programma liet Allan weten dat hij die avond uitsluitend eigen repertoire speelde. Dat weet ik dus ook na zoveel jaar. Het was een geweldige avond met een eindigende reeks muziekstukken waar je U tegen zegt. Na het concert bleven een aantal mens(en) nog napraten in het bijzijn van Allan. En ik vertelde Allan hoe ik aan zijn muziek kwam en hij genoot van dat verhaal en was verrast dat die LP nog te krijgen was. Maar nu, weer jaren later en in Ierland, blijkt dat prachtige lied, al zeg ik het nogmaals zelf, een diepe indruk te maken bij dit o zo muzikaal volk. Het overkomt mij met de regelmaat tijdens het zingen van dit lied, dat ook de praters in de pubs verstomd raken bij het horen van dat lied. Tijdens de Ierse jigs, reels, hornpipes, slipjigs en weet ik al wat niet meer, blijven de praters doorpraten. Dus op mijn beurt raak ik een beetje ontdaan als het tijdens dit prachtige lied toch stil wordt in de pubs. En na het lied hoor ik weleens, geen rechtstreekse complimenten maar wel opmerkingen als dat dit lied van mijn Greatest Hits afkomt of sommigen hebben de indruk dat dit o zo mooie lied weleens nummer1 zou kunnen halen. Nou ja, dan denk ik dat zo’n lied goed opgenomen dient te worden en gepubliceerd door een goede muziekuitgever. Eerst even hulp zoeken en dan zien we wel weer verder.

Groeten van Sunny MacHinis.

Ja, de mensen kennen mij als Sunny, behalve bij de dokter, apotheek en de bank. Daar ben ik weer gewoon.

 

[terug naar boven]


BOEKEN van Cormac mcCarthy - door Joop Wieringa
(Bron: Amsterdamse Folk Agenda 10-2023)

DE MUZIEK VAN HALL CANNON

De boeken van Cormac mcCarthy zijn spannend, donker, compromisloos, vrij van al te veel zachte romantiek en meer het benoemen van de zelfkant zonder al te veel franje. Suttree ( of Angel) was het eerste wat ik las en ik vond /vind het boeiende lectuur. De schrijver stierf op 89-jarige leeftijd en van tijd tot tijd pak ik weer eens een boek van hem uit de bieb.

De muziek van Hall Cannon geeft mij hetzelfde gevoel. Ik leerde zijn muziek via 3Hat-trio kennen waar hij frontman van is maar ik kende zijn naam niet. Americana met een flinke scheut doom en psychedelica, soms ‘sessieachtig’ gebracht. Donker dus.

Op een van mijn speurtochten, in mijn vaste muzikale biotoop waar ik mijn verslaving in leven houd, op zoek naar nieuwe geluiden, vond ik een album waar Tim en Molly O’Brien op meespeelden, dus ja, dan zal dat album ook wel kloppen. Opzetten aan de balie kan helaas niet meer; dat kan alleen maar thuis dus met zo’n naam in de hulptroepen op dit album maakt voor mij het risico kleiner om aan een verloren product geld uit te geven. Ik herinner nog het concert van Tim een paar jaar geleden in de kleine zaal van Paradiso samen met zijn vrouw Jan en natuurlijk zijn vele mooie Celtic en bluegrass albums. Hall Cannon heet de front man van 3Hat trio en z’n laatste solo cd Nothin’ Lastin’  uit oktober 2022 klinkt een stuk lichter en melodischer dan als trio, met een prettige galm hier en daar en soms met wat spannende sferische opname techniek. Hall is ook radioproducer, folklorist, singer-songwriter en banjo-, mandola- en slidespeler én percussionist op dit album. De 13 verhalen op deze Nothin’ Lastin’ zijn duidelijk. Ze geven te denken over het leven. Zijn weinige maar rechtstreekse zinnen maken de nummers zeer helder. Soms is de muzikale invulling verstild en alles ademt rust maar ook wel ingehouden spanning. Rust en ruimte met gebruik van cello en viool en ingehouden spanning met elektrische gitaar ‘sound’ of slide ‘sound’ op de achtergrond of door de zingzeggende manier van zingen. Soms hoog, soms laag. Omdat elk volgend nummer weer anders wordt ingevuld met andere combinaties van instrumenten zorgt dát dat je erbij blijft.

En dan de inhoud, de verhalen. Het begint al met de opening ‘Thirty-Six Miles ‘waarin hij zijn jeugd en opvoeding vergelijkt met dat van zijn ‘Zuni’- indianen vriendjes in zijn streek rond Utah. Een boeiend verhaal is ook ‘Marching off to war ‘, een zoon die opkijkt naar z’n vader, de soldaat en, onschuldig nog, mee wil naar de oorlog. Wij kennen de gevolgen. In het 10e ‘Don’t look back’ horen we pas een elektrische-gitaarsolo; een lied over vooruit gaan in plaats van altijd blijven leunen op ‘wat was’.  Niet terugkijken maar we moeten verder. In ‘Our fathers’ stipt hij even de actualiteit van ons milieuprobleem aan. En ook in ‘Silver Dove’ in duet met Molly O’Brien droomt hij actueel over het wegnemen van de zwaar gelovigen door en naar hun God ten gunste van de vrijheid van vrouwen en kind zoals in dictatoriaal  Turkmenistan en natuurlijk Afghanistan. Het pittige ‘Tarantula March’ ontstond inderdaad na aanleiding van de Tarantella dans uit Zuid-Italië als voorbeeld .

Dit is niet de bluegrass die ik verwachtte met Tim O’Brien in de gelederen maar wél een fantastisch Americana-folk album dat ik met alle rust en afwisseling die het uitstraalt rustig opnieuw wil afspelen.

Hall Cannon – Nothin’ Lastin’ – okehdokee records 2022

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 


HOU JE ECHT NOG VAN MIJ? - door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 11-2023)

Nou was het al heel gewoon dat Nederlandse liedjes covers zijn van hits uit het buitenland, zoals ‘Willem wordt wakker’, ‘Suzanne’ en ‘Dans nog eenmaal met mij’. Veelal uit het Engels, maar ook uit het Frans, bijvoorbeeld ‘Het Dorp’ (van Wim Sonneveld). Voorbeelden te over. Maar wat me toch verbaasde, was te ontdekken dat de hit van Ria Valk uit 1960 - die heeft 27 weken in de Hitparade gestaan; ze heeft er meer dan 100.000 exemplaren van verkocht - óók geen originele Nederlandse hit was.

Waar ik het over heb? ‘Hou je echt nog van mij, Rockin’Billy?’. Ook dit was een cover. Maar nu geen Engelse of Amerikaanse hit, maar afkomstig uit Zweden: ‘Är du kär i mej ännu Klas-Göran?’ Wat zoveel betekent als: ‘Ben je al verliefd op mij, Klas-Göran?’ Een hit geschreven door Stig Anderson voor Lill-Babs.

Är du kär i mig ännu, Klas-Göran?

Har du kvar dina känslor för mig?

Jag går hemma på fäbon och väntar

Och jag har kvar mina känslor för dig

1.

Varför skriver du aldrig, Klas-Göran

Varför skriver du aldrig till mig?

Vid din emmigration till Amerika

Fick jag lov komma efter till dig

Men det är femton år sen som senast du skrev,

Så nu börjar jag vänta på brev

De Zweedse taal heb ik me bepaald niet eigen gemaakt. Maar uit verse 1 kan ik opmaken dat het ook hier gaat over iemand die naar Amerika is gegaan.

Stig Anderson was een succesvol componist en vertaler van liedjes naar het Zweeds. Maar hij was vooral bekend als manager van de groep ABBA. Lill-Babs (volledige naam Barbro Margarete Svensson) heeft nog eens met het Eurovisiesongfestival meegedaan (1961) maar eindigde op de 14e plaats. Ze werd in de jaren ‘60 toch wel erg bekend in Duitsland.

‘Hou je echt nog van mij, Rockin’ Billy?’ werd gearrangeerd door Jack Bulterman (orkestleider) en de tekst is van Willy Rex. Willy Rex was het pseudoniem van Willem Carel Munnik. Hij was een Nederlandse liedjesschrijver. Hij scheef voor onder anderen Willy Alberti, Johnny Jordaan, Tante Leen en Heintje.

De B-kant van de singel van Ria Valk ‘Hou je echt nog van mij, Rockin’ Billy?’ was ‘Darling, ik ben zo blij’. Aan de tekst te oordelen, is alles tussen haar en haar Rockin’Billy van de A-kant in orde gekomen:

‘Darling ik ben zo blij / Als ik denk aan ons bei / Op de prairie mijn prairie in Texas.’

Het nummer is wel origineel Nederlands. Sterker nog: het is door Ria Valk zelf geschreven.

Dat maakt alles weer goed.

Herbert Bos

 

[terug naar boven]


SCHOTSE DEUNEN  - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 12-2023)

Ja, dat was een mooie reis naar de ruige Schotse Highlands, een van mijn vakantie landen voor 2023. Ook ik moet wel eens toegeven aan het ‘toerist zijn ’ en kies dan niet voor vliegen maar voor een rondreis per bus, wat ook natuurlijk niet best is voor het milieu, maar ik ben ook geen heilige.

Ergens op de reis zei de reis begeleidende juf iets over Loch Lomond, het grootste bekende meer en daar liet ze in de bus de traditional ‘ the Bonnie Banks ‘o Loch Lomond ‘ horen in een ijzersterke live-versie van de stevige Schotse band Runrig. Vreemd dat deze band niet méér aandacht krijgt tot nu toe. Ik heb zo’n 8 albums van hen en die zijn allemaal geweldig. Als eerste band uit Schotland die ons folkrock bracht in de Schotse taal, het Schots Gaelic. Vooral live schijnt de band erg sterk te zijn en hun live-albums laten dat ook horen. ‘Loch Lomond ‘, de bekende traditional, wordt vaak gespeeld om een Schotse bruiloft af te sluiten. Zonder dat nummer blijft men maar doorfeesten. Het lied uit 1841 is een ‘Jacobieten ‘-lied en gaat over de laatst verloren slag op het veld bij Culloden. De zinsnede “the low road and the high road “ staat voor de strijd op the low road, de aarde en de high road is de weg naar boven oftewel de dood.

Bij de volgende plasstop vond ik in het winkeltje bij toeval het nieuwste album van een van de oprichters van Runrig, Blair Douglas. Hij is een van de bekendste accordeonspelers van het eiland Skye. In 2008 kreeg hij een plaatsje in de ‘Scottisch Hall of Fame‘. Zijn speelstijl is zeer kenmerkend voor de Schotse accordeonmuziek en zijn liedjes worden doorgaans gebracht in het Schots-Gaelic. Vanaf 1981 maakte hij tot nu toe 12 albums en deze Dancing Feet uit 2023 is zeker weer de moeite waard. Niet echt vernieuwend te noemen maar tegelijkertijd toch weer wel een modern traditioneel geluid. Op dit album wordt Blair door 7 medespelers ondersteund. De zang wordt gebracht door Arthur Cormack, die een prima, soms wat rauwe stem heeft. Een mooi album, levendige folk en veel dichter bij de traditie dan wat hij met Runrig deed. Naast Lorne MacDougall met zijn Schotse union pipes doet Sean 0’ Shillelagh mee met zijn uilleann pipes, natuurlijk in het stuk ‘The Gorbals to Gweedore’ over de Ierse gemeenschap in Glasgow. Verder horen we fiddle en mandoline en ook, modern, de saxofoon, bas, keyboards  en de gitaar natuurlijk.

Op dit album horen we ook Blairs voorliefde voor de cajun-muziek via ‘Bayou Farewell’ en ‘The Bayou Piper’, maar zo’n doedeldeun past niet echt bij mijn cajun-gevoel . Dan liever het volgende Schotse ’Banas Mor á Ghobha’ .

Ja , een afwisselend album vol leuke Schotse melodietjes en songs van eigen pen en een mooie aanwinst. Er staat ook het nummer ‘Dominico’s dream’ op en toevallig reden we met de bus ook naar die droom toe op de Orkney eilanden. En weer op een andere stop vond ik van Blair Douglas zijn 2018 thema-cd over die droom. We reden naar het plaatsje Lamb Holm op het eiland en brachten een bezoek aan een kerkje met een bijzondere geschiedenis. Dit keer geen eeuwenoude kerk maar een bijzonder kapelletje gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, van twee ‘Nissen hutten’, twee noodbarakken. Tijdens de oorlog was bij Lamb Holm een gevangenenkamp opgericht voor zo’n 500 Italiaanse krijgsgevangenen, gevangengenomen bij oorlogshandelingen in Noord-Afrika. Ze moesten werken aan de ‘Churchill Barriers‘, betonblokverdediging op de Orkney Islands waar de Engelse Marine een uitvalsbasis had. De Italiaanse gevangenen werden toegestaan om van twee barakken een Italiaanse kapel te maken en de gevangen kunstenaar Domenico Chiocchetti (van ‘Domenico’s Dream’) maakte deze droom waar voor zijn medegevangenen met, voor de kapel, een standbeeld van Sint Joris en de Draak gemaakt van prikkeldraad. De wanden van de barakken zijn zodanig geschilderd dat het net muren van steen lijken. In 1944 werden de gevangenen vrijgelaten en naar Italië gestuurd, maar Domenico bleef om z’n droomkapel,het doopvont, af te bouwen. Het kamp werd afgebroken maar Sint Joris en de Kapel bleven gelukkig bespaard. In 1960 kwam Chiocchetti terug voor de restauratie van de kapel en de schilderingen. Het kapelletje is nu het symbool geworden voor hoop en vrede.

Blair Douglas maakt in 2018 het album Italian Chapel Suite als eerbetoon met een tamelijk klassiek gezelschap van harp, viool, viola, cello, fluit, accordeon (hijzelf), The Mayfield Singers Choir en natuurlijk (negen) Pipes and Drums Of The City Of Kirkwall (hoofdstad van de eilandengroep) Pipe Band. Bijna 40 minuten genoeglijke strijkmuziek met Schotse volksmelodieën voor de klassieke liefhebber, waarbij de eerste zes nummers steevast openen met de harp. Pas bij nummer acht  krijgen we het Pipe-regiment te horen om daarna weer genoeglijk klassiek door te gaan. Nummer tien, vertaald, ‘Jesus pray for us’ wordt door het koor gebracht en wordt gevolgd een stuk dat voornamelijk een harpstuk is met enkele strijkersmomenten. Ter afsluiting mag piper Andy Cant het korte ‘Sint Mary ‘ doen.

Wel een aardige cd voor de liefhebber, al hinkt de muziek op twee gevoelens door de intermezzo’s van het koortje  en de pipes. Maar na een luisterbeurt heb ik toch weer even de behoefte aan Runrig en hun ‘Loch Lomond’. Hun wat steviger geluid past prima bij het Schotse landschap.

In Schotland is het aanbod van cd-winkeltjes ook, net als bij ons, een uitstervend fenomeen. Normaal kom ik zelden in toeristenshopjes maar nu, als toerist, hoopte ik toch een Schots folkplaatje te vinden, maar dat viel dus tegen. Pas op de terugweg in Glasgow zag ik een klein zaakje met allerhande en nog wat cd’s. Het nieuwe album van piper/ flute-speler Ross Ainslie lag daar en Ross hurkte op de hoes in een ietwat ruige houding met z’n pipes in de handen. Ik kende alleen zijn naam en nam de gok van het aanschaffen. Zijn 2022-album heet Live at the Gorbals. Hij wordt hier bijgestaan door z’n vaste band The Sanctuary Band.

Thuisgekomen draaide ik de muziek en werd behoorlijk verrast. In tegenstelling tot het hoesje hoorde ik maar op één nummer de pipes en waar ik een band, live, met wat steviger Schotse traditionals verwachtte (zoiets als Runrig), bleek het live-geluid geheel afwezig en bleek deze schijf filmmuziek te bevatten voor een film óver de band. De muziek heeft zeker raakvlakken met Schotse Trad; de instrumentale tunes, jIgs en reels, soms zeer flitsend gespeeld, staan wel in de Keltische muziektraditie, althans de meeste van de elf tracks, maar Ross en z’n zes medespelers maken hier een soort Keltische jazzy fusionfolk van waarin Ross hier voornamelijk de fluit hanteert. Dat klinkt zéker niet slecht maar het is alleen niet wat ik verwachtte, zoveel jazz in zijn folkgeluid. Voor mij is dit een kwestie van vaker draaien en dan krijg ik er vat op. In Ierland heeft Michael McGoldrick ook dergelijke albums gemaakt en Davey Spillane is ook zo’n voorbeeld. Naast de flute is er veel ruimte voor saxsolo’s en fiddle-vrijheid, zoals bijvoorbeeld in de vierde track ‘Absinthe ‘(live), een langzame slipjig(?). Het volgende: ‘Treads’ (live) is weer flitsend met een scheurende sax die alles ‘jazz’ maakt tot de fluit weer de reelmelodie oppakt. Heel vernuftig horen we hier ook even een ‘Riverdance’-momentje voorbij komen. Ritmisch komen hier veel syncopen voorbij op dit album, wat de muziek behoorlijk swingend maakt maar niet per se traditioneel. “Handa’ (live)  is het dromerige, meest traditionele stuk. Pas bij track acht, ’Chaos’, neemt Ross zijn pipes ter hand tegen een achtergrondgeluid van diverse ritmes en met vaak een vioolmelodie over het geheel.

Ja het is een uitstekend album, maar ik merk dat mijn meer traditionelere smaak niet altijd aansluit bij deze jazzfolk. Bij ‘Vanavasa‘ is de trad.folk volledig verdwenen. Tot slot, het langzame jazzy slot van bijna zeven minuten krijgt plotseling een niet op de hoes vermelde stem die een gedicht declameert. Misschien is het Ross zélf; we zullen het kunnen Googelen. Naast drums, moog, piano, harmonium, gitaar en genoemde sax, flute en fiddle doen ook de cittern en de mandoline mee, maar die zijn helemaal ondergesneeuwd in het totaal geluid.

Nog maar eens proberen of toch maar weer eens ‘Loch Lomond’ van Runrig opzetten en herwaarderen?...

Blair Douglass – Dancing Feet – Skyecd 62 – 2023
Italian Chapel Suite -  composed by Blair Douglas – BRDMCD01 – 2018
Ross Ainslie & the Sanctuary band – Live at the Gorbals – Great White Records – 2022

Joop Wieringa

 

[terug naar boven]

 


DIERENLEED  - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 1 -2023)

DIERENLEED
Alveer jaren ben ik lid van de partij en m’n halve leven stem ik ook op deze partij. Natuurlijk werd de partij in het begin als één grote grap beschouwd. Niet serieus nemen was de onderliggende gedachte ondanks de mooie ogen van mevr. Thieme. Alweer vele jaren ben ik me bewust van het milieu dat héél langzaam en voorzichtig, bewust of onbewust, om zeep wordt geholpen. Ook alweer m’n halve leven ben ik mij bewust van het overbevolking probleem. Ik heb wel eens geopperd: “Heb je een kinderwens, neem een dier”.

Mijn Partij Voor De Dieren werd na een paar jaar en een aantal bereikte doelen eindelijk serieus genomen en groeit gestaag door; haalde succes na succes. Wij hebben een behoorlijke evolutie doorgemaakt. Als slimme aap hebben we de ene na de andere uitvinding gedaan, wat vooral tijdens de industriële revolutie een hoge vlucht nam; inclusief de enorme vervuilingsgraad.

Gaandeweg vergaten we een ding. De wetenschap kreeg een serieus nieuw inzicht en een nieuw verhaal. Ditmaal niet het maakbaarheidsgeloof in de 7 dagen door een niet-fysieke entiteit maar een aanwijsbaar, bewijsbaar verhaal van wetenschapper Darwin. Na een lange strijd heeft dit inzicht voorgoed vaste voet aan de grond gekregen. Ook al is dit gedachtegoed in het (nog) belangrijkste Amerika op veel plaatsen verboden om openlijk uit te spreken.

Vandaag de dag hebben we zoveel veranderingen ondergaan en ‘AI ‘ is de volgende hobbel, maar met alles zijn we een ding vergeten. Vergeten dat we nog steeds dieren zijn. Heel veel dieren en deze (heel veel) dieren hebben nu een eigen politieke partij . En deze (heel veel) dieren hebben ook weer heel veel dieren om zich heen verzameld uit liefde en genegenheid.

En waar ik mij nu zorgen om maak, al eerder gememoreerd, is de overbevolking van ons soort dieren en de nog meer zorgen over de overbevolking van onze gedomesticeerde dieren. Het stikstofprobleem richt zich altijd op de ‘boeren’dieren maar we vergeten gemakshalve de uitstoot van onze eigen honden, katten en andere levende knuffels.

Ik ben lid van mijn partij vanwege de biodiversiteit die behoorlijk bedreigd wordt. Ik word behoorlijk bedroefd als een onzer lieve poezenbeesten met een wilde vogel in de bek thuis komt en dat in de buitengebieden diezelfde katten op jacht gaan naar weidevogels en hun eieren, hun instinct volgend.

Een quotum aan de hoeveelheid gehouden dieren per huishouden, per vierkante kilometer, is minstens zo belangrijk als het quotum van gehouden vee. Zijn er jagers bereid om ‘domestic wild’ buiten in toom te houden? In plaats van de jacht op onze wilde biodiversiteit en (daar is die weer): grenzen aan de groei van ons en onze levende have die ik eerder hier als oplossing opvoerde voor familie opbouw.

Over haar familieleven heeft singer-songwriter Lorie Mckenna haar nieuwe album gemaakt : 1988 in 2023. In dat jaar 1988 trouwde ze met Gene McKenna en daarna kregen ze vijf kinderen. Lori heeft vanaf haar album Bittertown (2004) erkenning en succes met haar songs die ook door andere gearriveerde artiesten worden opgepikt. Haar muziek schaar ik onder Americana folk en haar stijl vind ik tamelijk uniek. Zij heeft een scherpe, herkenbare stem. Producer Dave Cobb geeft de juiste galm aan haar nummers en ondanks de elektrische gitaar blijft de akoestische sound toch duidelijk hoorbaar. In het openingsnummer ’The old woman in me’ kijkt ze vooruit hoe ze later terug zal kijken naar zichzelf, een mooie manier van denken over zichzelf met de gedachte dat ze later de persoon wordt die ze graag hoopt te worden.

In ‘Happy Children’ gaat het over het harde werk van de opvoeding van haar kinderen en vooral ook dat het hen goed gaat en dat zij ook vrolijke kinderen gaan krijgen en dat ze positief terugkijken op hun ouders en de opvoeding. Het zijn niet allemaal positieve verhalen over haar gezinsleven, wat ook weer logisch is. ‘ It’s Killing me’ gaat over haar geliefde die alles vanuit zíjn perspectief bekijkt en daarnaar handelt maar god, hoe zwaar is het voor haar om mee samen te leven. Een fijn leven heeft hij dankzij haar en over dat bij elkaar houden zegt ze: its killing me”.

Alle facetten van haar leven komen voorbij. De ups-and-downs komen voorbij in ‘Days are honey’. In de titeltrack kijkt ze terug op de jaren van haar huwelijk in 1988 met positiviteit en op een enigszins wegcijferende maar opbeurende wijze: ”I’m your biggest fan since 1988” zingt ze. En alles brengt ze in een berustend mid-tempo en soms in een mooie weidse sound  zoals in ‘Wonderdrug’, waarin de vraag waarom de liefde niet het wondermiddel is waarmee men iedere relatie stand houdt en zo gebeurt het onvermijdelijke: het afscheid in de relatie maar niet omkijken met wrok maar een blijvend gevoel van waarde en de hoop dat de ander ook een goede herinnering houdt in ’The town in your heart’. Schijnbaar onvermijdelijk in de meeste gezinnen.

Allemaal mooie liedjes zoals het toch positieve idee over haar karakter in: ‘Letting people down’ terwijl ze beseft dat dit niet altijd is gelukt. In ‘The tunnel’ kijkt ze enigszins bitter maar toch ook positief terug op en vooruit naar haar leven en haar gezin.

Een mooi verhaal in 10 songs neergepend in een pop-folk sound die ook Americana heet. Het normale leven wordt door haar bijzonder verteld.

Lorie Mckenna – 1988 - CN records 2023

Joop Wieringa

[terug naar boven]


MEMORABEL  - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 02-2024)

Ik hou al jaren dagboeken bij -vanaf 1985- en natuurlijk ben ik niet de enige die dat doet. Het is strikt privé maar, net als al die agenda’s gespaard -vanaf ’76- weet ik wie ik ben en wat ik doe in mijn leven. Maar moet ik nu schrijven als ik niets te melden heb aan mijzelf voor de toekomst ?
Ik hoorde dat 10 tallen salamanders en kikkers in hun winterslaap verdronken zijn ten behoeve van strand huisjes die dreigden onder te lopen. Wonderlijk dat de natuur altijd het onderspit delft bij aanwezigheid van De Mens. De werkelijkheid is dat De Mens uiteindelijk zichzelf zal uitroeien, alle goede bedoelingen vanuit de wetenschap ten spijt.

We weten veel en zeggen er naar te willen handelen tot het moment dat het teveel genot in de weg staat of dat het teveel geld gaat kosten naar ons eigen goed dunken. God Geld houdt onze verslaving wel in stand en bij de les ten koste van het overige leven én zoals bij elke junk: uiteindelijk ga je er aan kapot en misschien eerder dan gedacht.

Ik dacht dat ik niets te melden had maar vanavond ga ik weer naar een fijn concert met échte Ieren die hun traditie laten horen en ook het verschil tussen ‘zij van de oorsprong en wij van het nadoen’ zo goed mogelijk maar toch. Een fijn gezelschap rondt Zoë Conway en partner én zussen . Zoë heeft met de belangrijkste muzikanten van Ierland gespeeld en was ook een onderdeel van de Riverdance shows.

Als onderdeel van ‘ZoDoMo’ had ik ze al eens gezien bij Roots a.d. Zaan en hun 2016 cd ‘In Full Sail ‘ daar gekocht . ZoDoMo is de supergroep van Donal Lunny; Zoë Conway en Mairtin O’ Connor. Het album is zeer de moeite waard met allemaal leuke tunes voor de melodietjes liefhebbers maar ook voor de songs. Dónal schreef ‘Peadar O Donnell’ ter nagedachtenis van de belangrijke politieke Socialistische activist/politicus en schrijver uit de 19e en 20e eeuw. Dit stuk doet mij weer sterk terug denken aan zijn Planxty tijd . In het volgende stuk met een Gailic titel, waar ik mij niet aan waag, etaleert Zoë haar fijne hoge stem om in de volgende 2 stukken, een Reel en een ‘zoveel achtste ‘ de veelzijdigheid aan te geven van dit album . De bijna klassieke fairport song ‘ Crazy man Michael’ is ook weer tijdloos mooi al blijft het hier toch altijd achter, met zoveel andere, bij de oerversie met de stem van Sandy Denny. Ja, een mooi album met ook o.a. een mooi stuk waar Mairtin zijn balgen spel laat zinderen.

Het concert bij Roots was een familie feest met partner en zussen die voor de pauze in duo’s speelden en na de break met z’n allen. Voor de pauze hoorden we de Cláirseach harp, de uilleann pipes, de concertina, de flute en de fiddle. Na de pauze kwamen Zoë’s fiddle en de gitaar erbij. Zoë zong ook een aantal nummers met haar heldere hoge stem. O.a. het bekende ‘Dúlamán’ waarbij wij het refrein mochten meezingen.

Ja, het was een geweldige avond met een grote afwisseling in het programma. De groep werd door een redelijk gevulde zaal goed ontvangen met de nodige gilletjes en uitroepen tijdens de voorstelling en de groep had ook een gezellige- en ontspannen uitstraling. Speciaal voor dit concert waren ze overgekomen vanuit Ierland en daar hebben ze ook zélf erg van genoten, begrijpen wij.

Al bij al een memorabel concert op 12 januari 2024.

ZoDoMo – ‘In Full Sail’- www.zodomo.com – 2016

Joop Wieringa

 

[terug naar boven]

 

DRAMATISCH RADIONIEUWS  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.8 -2020)

“Ik zal volgende week wel wat meenemen, een lijstje waar je langs móet fietsen; een soort muzikale kroeglijst”.
Mijn ‘vaste waarde’ 1x per maand bij de radio als mijn programma ‘Avondland’ de muzikale blik alleen op de Celten had gericht. Hans wist alles van de Ierse muziek. Waar de belangrijkste Fiddlers zaten en in welke provincie de beste ‘Box spelers’ geboren waren óf ‘Wistlers’. Elke County had zijn eigen ‘specials’. Jarenlang was hij daar en had hij daar ook vrienden gemaakt dus Ierland was zijn 2e thuis. Hans had ik ontmoet als ‘wijkcentrumbaas’ bij ‘De Laagte’ toen ik hem vertelde dat ik, als bestuurslid van St.Mokum Folk en daar de organisator van de ‘Folkcafe’-activiteit , in zijn wijkcentrum best iets dergelijks kon opzetten. De ervaring had mij geleerd om ook op een ándere manier naar zaaltjes en omgevingen te kijken. Zíjn ervaring was om niet iederéén, die langs kwam met een verhaal, zomaar te geloven. Folk was voor hem een zeer prettige luisterervaring maar op zijn vorsende gezicht bij de 1e ontmoeting las ik zoiets als “wat weet jíj daar van”. Maar toen ik ‘steekwoorden’ als: radio maken met muziek van Altan, The Bothyband,de De Dannan en Planxty op hem losliet klaarde de zon op zijn gezicht met een voorzichtige glimlach op en met dat voorzichtige zonnetje zei hij: ”ik ben nu druk maar als je aan het eind van de Dinsdagmiddag effe naar mijn kantoor kan komen dan wil ik details horen.

“Okay, ik geef je een seizoen op mijn kosten dus geen zaalhuur en dan kijken we wel wat het is geweest”; het klinkt niet onaardig.
De 2e Folkplek, naast het Amsterdamse, was erg succesvol geworden. Voor Hans was het haast belangrijker dat de baromzet gigantisch was gestegen. Onze samenwerking ging dieper toen ik hem vroeg om eens zijn Ierse muzikale kennis voor de radio microfoon te komen vertellen via mijn interview vragen lijst. Dat vond hij zó leuk dat hij 1x per maand een uur geheel zélf radio mocht maken. Even een andere stem op de radio dan die van mij bij mijn programma.

En nu hadden mijn vriendin en ik het plan opgevat voor een fietsvakantie door Ierland. En als muzikant wilde ik ook wel eens een kroegsessie meemaken. Hans wist natuurlijk de weg. Via Noord Ierland kwamen we uiteindelijk in Letterkenny, Ierland waar we fietsen zouden kunnen huren volgens een krantenknipsel thuis. De fietsenwinkel was er wel maar de oude baas was nét gestopt met fietsverhuur want het loonde niet genoeg en hij wilde helemaal stoppen met zijn zaak. Met onze speciaal aangeschafte fietstassen onder de arm, en hevig teleurgesteld,  ging de man toch overstag mede door onze eerlijke gezichten . De eerste slaapplaats was een goedkoop Hostel en vonden we een landkaart waar alle andere Hostels op ingekleurd waren; waarschijnlijk door iemand anders vergeten.

Omstreeks 5 uur in de namiddag na een dag tegen de Ierse wind in ploeteren kwamen we aan in het plaatsje Kilcar. Een hartelijke eigenaar nam onze fitsbagage aan en ik liet mij ontvallen dat hier fijne pub-sessies te horen waren volgens mijn ‘kenner’. “Dat komt dan slecht uit want alle muzikanten van hier zitten op het ‘Teacup festival’,10 kilometer verderop. Wat een domper. De 10 kilometer kon er vandaag niet meer bij ook al had het deze dag eens níet geregend. Dan maar morgen op stap naar de volgende Hostel; onze billen voelden op deze fietszadels redelijk beurs na zo’n 60 km. op deze dag.

De plaats Dunkineely had een bijzonder mooie Hostel recht tegenover een kroeg. Mijn vriendin krijgt gauw de zenuwen  van zoveel ‘Jigs&Reels’ dus gingen we eerst het dorp bekijken. Uitgebreid; zó uitgebreid dat mijn verlangen naar die fijne muziek haast sterker was dan de Guinness dorst. De kroeg aan de overkant was niet meer zo dichtbevolkt want aan het eind van de dag was het festival afgelopen en gingen de bezoekers ondertussen al huiswaarts. De overgebleven spelers waren al in het ‘hijsstadium’ beland dus van spelen kwam niet meer zoveel. Nel ging naar onze Hostel en enigszins teleurgesteld ging ik maar mee en zocht op mijn meegebrachte kleine radio’tje of ik Nederland kon ontvangen; je bent ‘radiofiel’ of niet. Dat lukte zowaar ook nog weliswaar vaag, maar toch. Na een stevige Stew in een andere bar waar geen muziek te horen was zouden we de avond ingaan met een goed boek maar ik wipte nog even naar de overkant waar nu wél een stevige sessie was ontstaan bij de plaatselijke bevolking nu al het ‘vreemde volk‘ was verdwenen. Tot laat in de avond kreeg ik toch mijn zin door zo’n 10 a 15 muzikanten op Fiddles, Fluiten, Concertia’s , Harmonica, Gitaren, mandoline en een hele dikke jonge dame achter een hele, 30 kilo, zware accordeon. Twee oude baasjes met zelfgemaakte Bodhrans die meer vierkant of 6-kantig waren dan rond. In een intieme sfeer waar ik de enige buitenlander en buitenstaander was; ergens achteraf weggedoken achter een volgende grote pint ‘zwart nat’.

In de nacht met tuitende oren stak ik de weg weer over richting slaapzak. Om nog even mijn wakkere geest te laten kalmeren zocht ik mijn radio’tje op. Het liep tegen 12 uur en ‘het oog’ was nog niet afgelopen op de Hilversumse Radio.

Waar was jíj die dag dat Fortuin werd doodgeschoten??
De volgende dag vertelde ik Nel het schokkende nieuws maar zij begreep niets van mijn volle besef dat de wereld in Nederland voorgoed ánders was geworden. Als Hans zijn uurtje vol Ieren liet spelen dan ‘deed’ ik Angelsaksische en Schotse Folk van bijvoorbeeld the Tannahill Weavers, van Silly wizzard, van Ossian en ook wel de muziek van de Hybriden eilanden met hun ‘waulking songs’en hun springende zangstijl als tegenhanger voor het Ierse Lilting.

De ‘radiowerken’ liggen alweer enkele jaren achter mij  maar als ik in een haast uitgestorven cd winkel een juweeltje scoor denk ik onwillekeurig: “ook geschikt voor enkele actuele radio momentjes”. Zo ook dit mooie exemplaar ,enkele maanden geleden gevonden, is de moeite waard.

De 5 zeer jonge muzikanten noemen zich ‘Eobhal’ en zijn samen gekomen in Uist op de Hybriden. Ze spelen die typische Hybride stijl en zingen in het niet te begrijpen Gaelic of beter: Schots Gaelic. Dit 1e album “this is how the ladies dance” kwam uit in 2019 . Volgens de huidige muzikale ontwikkelingen in de Celtic Trad. mag je deze stijl wel haast folklore noemen in plaats van folk.

Ze plaatsen zich met hun muziek prachtig naast de geweldige zangeres Julie fowlis of de Hybride groep Dochas waar Fowlis in het begin toe behoorde. Muziek die we vroeger folk noemden maar een stijl die niet meer zoveel gespeeld wordt in de huidige roots muziek heb ik het idee. Zo’n groep die elkaars kunnen in zo’n sessie hebben ontdekt en op een moment  tegen elkaar uitspreken” zullen we samen”… “en dan noemen we ons…”stel ik mij zo voor. Deze jonge honden spelen Fiddle, Gitaar, Highland Pipes, Wooden Flute, Whistlers en zingen ook allemaal. De traditie van de Hybriden komt rijkelijk terug in hun muziek; de waulking songs, de Hybriden stijl van zingen dat ook voorkomt in hun Mouthmusic. Het album is gevuld met ,voor mij, volledig onbekende songs en tunes die zeer virtuoos gespeeld worden . In de tunes waarbij Highland Pipes worden gespeeld krijgt dit instrument een minder prominente rol als bij bijvoorbeeld de Schotse folk van The Tannahill Weavers waardoor het totaal geluid veel uitgebalanceerde klinkt dan bij voorgenoemde band ; net zo swingend maar beter verteerbaar voor ‘Doedelhaters’. Enkele stukken zijn zélf gecomponeerd maar sommige zijn geleend bij de Canadese band ‘La bottine Souriante’. De stem van Katlin Ross is een soort kind-stemmetje maar wél zuiver en erg mooi én in het Gaelic Het 5e zangstuk heeft een langzaam gezongen melodie over een swingende begeleiding wat een leuk effect oplevert. De titeltrack is een Pipeset van tunes en in “Cairiston Nighean Eóghainn” horen we Katlin 2 typische Hybride puirt-a-beul songs zingen waar ook wel op gedanst kan worden. Alles is mooi en onbekend traditioneel maar in de begeleiding wel weer op een of andere wijze modern . Opname technisch is alles heel mooi geproduceerd. En ook het hoesje is artistiek verantwoord met door de tekst of over de tekst heel mooi geschilderde dansfiguurtjes staan afgebeeld waardoor het begeleidend schrijven wat wordt bemoeilijkt voor mijn oude ogen maar het belemmerd niet het genot van het geboden muziek en dus een mooie aanwinst.

“Geen zaalhuur, dat kostte ons de nek” vertelde Hans mij. “De werkgroep die boven mijn competentie onafhankelijk zit te wezen ontdekte ons geheim van de afgelopen seizoenen en nu moeten we stoppen. Het gemiddelde bezoek van zo’n 60 tot 80 muziekliefhebbers moeten nu elders hun maandelijkse zondagmiddag feestje doorbrengen. Dankzij die werkgroep keldert mijn bar omzet gigantisch. Het is jammer maar wij spreken er verder aanstaande maandagavond over want dan doe jij weer Schots en ik Iers bij ‘Avondland.”

Een maand later ging mijn telefoon: “Joop ,doe jij nog wat in Amstelveen?” Vroeg Ben van wijkcentrum Alleman en wat later: “we maken er gewoon een wijkcentrum activiteit van en dan hebben jullie geen huur.”

Het wijkcentrum De Laagte is allang afgebroken en ook Ben is nét met pensioen.

Maar De Laagte ís er nog zolang mijn herinnering blijft.

Joop Wieringa (eerder gepubliceerd op de site van New Folk Sounds)

[terug naar boven]

 

MEMORIES VERGALT  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.9 -2020)

Een van mijn laatste vakanties, voordat ik definitief stopte met vliegen vanwege toenemend milieu besef en het logische gevolg van vliegschaamte, was samen met vrienden die we in een reisgezelschap in Albanië hebben ontmoet. Zij zijn groot fan van mijn toenmalige Demo dansgroep Paloina en missen geen voorstelling zeggen ze.

Leuk hoe ik later positief wordt geconfronteerd met een facet van mijn actieve verleden.

Ze wonen in de buurt en we trekken regelmatig samen op. Zo ook onze gezamenlijke reis naar Kroatië. En zij zijn het reizen nog steeds niet zat dus zal ik ze mijn bezwaar niet aanpraten. Voor mij was deze reis een “trip down memory lane” want aan het begin van mijn Amateur-dans carrière was ik wel 6 jaar achtereen naar Tito’s Joegoslavië geweest. Dat jaar vond ik een reisbureautje die in de rondreis ook de altijd gemiste brug in Mostar had gepland. Samen met vriendin en onze reislustige vrienden gauw geboekt en ik bedacht mij gelijk ook dat we dan kwamen in ‘het land van Ladarke’

Ook in een achteruitkijk spiegel naar mijn verleden herinnerde ik mij nog mijn zang activiteit als tenor bij Balkankoor ‘Papucska’.

Bij optredens was dit zangstuk ons vaste slot nummer; een fenominaal stuk van wel ruim 6 minuten. Vierstemmig gezongen met, in het stuk, op één moment diverse ritmen door elkaar gezongen en twee solo partijen met veel afwisselingen tussen mannenzang en vrouwenzang, vraag en antwoord momenten; kortom: een moeilijkstuk om in te studeren en een genot om op te voeren en succes mee te hebben.

Het stuk hadden we ‘geleend’ van de Kroatische dans, muziek en zang ensemble ‘Lado’. In hun eigenland(en ook wel daarbuiten) wereldberoemd.

Hun voornaamste traditionele ’uiting’ was de ‘Tamburica’ traditie; speciale string ensemble met speciale instrumenten met de naam: ‘Tambura’.  En in diverse vormen als: Bas , Alto, Contra, Bratch en Prima Tambura. De muziek van deze grote Lado groep is in Nederland haast niet te vinden en ik had alleen wat elpees maar geen met dat favoriete stuk ‘Ladarke’. Dus onze reis had voor mij een ‘dubbele agenda’. Ik was in ‘Ladoland’ Kroatië dus moest ik ook speuren naar de cd’s van mijn favoriete groep.

En ja hoor, aan het begin van mijn reis was het raak.

Binnen het reis schema werden we enkele uren losgelaten in Zagreb, geboorte grond van deze lado groep. Mijn verzamelaars drift werd gelijk aan mijn speurneus gekoppeld en ja hoor, in een redelijke winkelstraat was het raak. Ik zag algauw het icoon van een elpeeschijf en mijn vrienden waren mij kwijt. Ik moest nog kiezen uiteen stapel cd’s waar ik verlekkerd naar zat te staren. Maar de prijs van de Kroatische  Dinar was aan het begin van de reis niet makkelijk te vertalen in Euro’s dus hield ik het maar bij 3 cd’s.

Deze snaar traditie is in een ver verleden geboren ergens in Siberië en in de eeuwen daarna met volksverhuizingen uiteindelijk geaard in Noord-Joegoslavië, nu Kroatië en rond de grens met Hongarije. In de loop der jaren zijn er ook plekken in Hongarije waar de Noord-Slaven terecht zijn gekomen maar daarover later meer.

De vakantie reis liet ons nog sporen zien van de laatste Balkan oorlog in ’91 want opknappen kost nu eenmaal geld. Mijn herinnering draaide op volle toeren. Plaatsen als Split, Dubrovnik en namen als Pag, Zadar gaven mij inderdaad de mooiste herinneringen.
Maar bij Split ging het mis. De bus stopte aan de rand en wij werden weer losgelaten richting de stad, aan de hand genomen van een gids.

Een massa aan toerisme kwam mij als een walm tegemoet, daar waar in de ‘80tigger jaren dit fenomeen nog niet zo sterk het mooie landschap had geteisterd. Het karakteristieke marmeren stadje was vergeven van ons soort. Onze groep lieten we bij onze gids en op eigen onderzoek stuitten we op koortje die mooie a-capella en close harmonie trad. liet horen.

Mijn jarenlange interesse in volkstradities vertelde me dat dit ‘Clapa’ muziek was; alleen te beluisteren in Dalmatië, aan de kust van Kroatië. Niet zó bekend buiten de streek maar wel erg mooi om aan te horen en meestal uitgevoerd door kleine mannengroepen. Over de Liefde natuurlijk maar ook over sociale zaken in de regio. Nét als de Corsicaanse Paghiela’s maar dan niet in grote koorgezelschappen zoals dat op dat eiland de traditie is.

De reis was voor mij nostalgisch maar het toerisme overal vormde een nieuwe gedachten stroom bij mij. Het ‘file’ lopen binnen de muren van Dubrovnik zorgde dat ik niet goed van de stad kon genieten door al dat geschreeuw van al te grote groepen achter de vele vlaggetjes van de gidsen, een spoor van papier op de grond achterlatend. En de massastroom over de brug van Mostar gaven mij duidelijk de conclusie: toerisme = milieu vervuiling. Dus dáár begon het voor mij te knagen.

Mijn reis naar Georgië wat later, inclusief een landelijk Georgisch TV optreden als onderdeel van een koor, zou mijn laatste vliegreis worden. Terug naar de eerder genoemde ‘Tamburica’ trad. In Hongarije zijn sommige muzikanten altijd geïnteresseerd geweest in deze Slavische muziekcultuur. Jaren geleden was er de groep ‘Vujicsics’ met medewerking van Folk Diva Martha Sebestyen. Zij maakten Tamburica muziek aangevuld met Macedonische Trad.

En de voorlaatste cd van ‘onze’ Amsterdam Klezmer band ,het meesterwerk ‘szika’ , is gemaakt in samenwerking met de Hongaarse Tamburica groep ‘Söndergö’.
Anno 2019 is er de groep ‘Babra’ die ook hun muzikaliteit leent aan deze levende en levendige traditie.

In corona tijd fietste ik op goed geluk langs mijn dealer want er zijn momenten waarin (muzikale) afkickverschijnselen té hevig zijn. Het geluk lachte mij toe, de zaak had maar een kort schrikmomentje gehad en via een speciale looproute kwam ik bij mijn geliefde folk en wereldmuziek afdeling. Ik liet mijzelf los in de afdeling als was het een snoepwinkel. Zonder doel maar met een niet te stillen honger naar nieuwe muziek. Al gauw had ik alweer een stapeltje cd’s om ‘voor te beluisteren’ maar corona verbood deze laatste handeling ; het ritueel voor de aanschaf van de nieuwe juwelen. Dan maar een gruwelijke beslissing van wat mee mocht zonder langs de degelijke ballotage commissie ( mijn oren) te zijn geweest.

De groep Babra had geluk. Mijn kennis van hun muziekinstrumenten op het hoesje verried hun muzikale richting naar de Tamburica muziekcultuur waarbij de nadruk ligt van hun stringgeluid altijd ligt bij de hoge, mandolineachtige sound, van de Tambura . Soms krijgt het nog hogere geluid van de Baglama (anders als de Turkse vorm) alle aandacht.

Babra is in 2014 samengesteld in Budapest in een tijd dat opkomend nationalisme in dat land alle andere culturele uitingen dan de Hongaarse , de kop in drukt. Maar Babra is een veelgevraagd orkestje bij de vele danshuizen, typerend voor Hongarije, waar de Slavische minderheid wél welkom is. De groep haalt hun muziekmateriaal uit de eigen omgeving rond Budapest waar veel Noord Slaven wonen.
Dit is weer een zeer prettig plaatje vol zalige zigeuner noten en onregelmatige maatsoorten; mooi opgenomen waarbij de meeste instrumenten duidelijk te horen zijn. Het laatste stuk, ‘ Lepi Ivo’ verraad de herkomst van hun achterland Roemenië maar wordt fraai gekoppeld aan het vocale Tamburica-deel waar het weer opvalt dat Veronica Varga , de enige vrouw in dit vijftal, een hele mooie ,ietwat nasale sopraan stem heeft.

Dit sneltrein geluid op deze cd verveelt mij niet gauw, denk ik, temeer omdat er geen gekende Balkan standaards worden gespeelt.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

DANSREISJES  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 1 -2021)

Dansreisjes

Als volksdanser kwam ik al vroeg terecht in een demo-groep. Tsa-Ier danste in het begin vooral Balkandansen. De dansleider reeg een aantal, toen bekende dansjes aan elkaar tot een potpourri van 10 à 12 minuten en we dansten zo’n choreografie van aan elkaar geplakte dansjes in een soort van folkloristisch kostuum dat bij het betreffende land paste waar de dansjes vandaan zouden komen. In die tijd was deze danstheatervorm tamelijk populair en er bestonden toen veel meer en wel veel betere groepen dan die van ons. Maar we traden toch heel regelmatig op bij allerlei bijeenkomsten. In het buitenland bestond deze vorm niet of nauwelijks. De demonstratie groepen dáár brachten hun éigen folklore in theatervorm in beeld in plaats van dat van andere culturen.

Op een avond was er de vraag of we gastheer wilden zijn voor een dansgroep uit Engeland. “Peter heeft een dansvriend in Engeland en heeft gevraagd of zijn dansteam naar Nederland wil komen”. Dat was in 1976 en wij verzorgden de plekken waar we konden en mochten dansen. Een leuke groep die hun eigen “Morrisdansen“ lieten zien. Mijn Engels was voldoende en mijn ouders speelden voor Gastouder. In die tijd was een bevriende groep muikanten bereidt gevonden om onze Hollandse dansserie te begeleiden. Een weekend lang dansen op straat, in diverse bejaardenhuizen en een voorstelling op de Dam van Amsterdam onder veel belangstelling, weet ik nog wel.

We hadden nog nooit van Morrisdansen gehoord, laat staan gezien. Deze dansen waren toch heel anders dan we ooit elders hadden gezien. Geen parendansen of rijdansen maar figuurdansen zou ik het noemen; zwaar en krachtig met witte zakdoeken of zo’n 70 cm. Lange stokken waarmee men krachtig tegen elkaar aanslaat of drukt. Ze waren met hun eigen bus gekomen met op de achterbank een heel groot fust met Ale dat op moest dat weekend want: ‘levend bier verschraald snel’ zo werd beweerd. Ik kende alleen onze eigen biertjes maar dit spul smaakte ook niet verkeerd. Zij dronken dit, volgens traditie, uit bierpullen die ik wel eens in Duitsland had gezien. We namen Maandagochtend weer afscheid van elkaar met ”tot gauw” want een paar maanden later dat jaar pakten we de boot richting East-Suffolk waar we overal op straat weer onze klompendansen lieten zien. Ook het Engelse publiek was verrast dat wij op die houten dingen konden dansen; hun ‘Clogging-dansen’ waren een stuk soepeler al zagen ze er toch houteriger uit. Dat weekend leerde ik dat hun Ale een belangrijk smeermiddel was voor dansers en dat de dansplekken altijd, toevallig, in de buurt van een pub te vinden waren. Ons muzikale kwartet mengde zich op den duur makkelijk met hun duo-begeleiders met Concertina en Fiddle. Ik had zelden zoveel enthousiaste spelers gezien die elkaars folkdeunen aanleerden en ook wij leerden onze dansvrienden een “Hakketoone” aan. De Morrisdansen zagen er simpeler uit dan het uitvoeren er van. En zelden zag ik zoveel kroegen in een weekend in die tijd. Toen wist ik nog niet dat ik, ruim 40 jaar later zélf deze typische dansvorm zou beoefenen en elk jaar , op uitnodiging, wel ergens op Engelands ’heilige’ grond onze stijl van hun folklore zouden laten zien. In ’76 waren dat mijn eerste dansreizen in het buitenland en elk jaar daarna volgde er wel weer een buitenlands festival in Europa en daarbuiten met nieuwe contacten en plezierige momenten. Op een van die Engelse reisjes wees iemand mij op de muziek van de band Runrig die een rockachtige stijl van folk spelen  had met vaak ook meezing balladen in het Schots-Gaelic; de z.g. Anthems ballads. De band had ,tot het einde in 2018, een grote schare fans over de hele wereld. Een echt rockgeluid met folkachtige melodieën die nog wat werden versterkt door het gebruik van de Bagpipes.

Toen ik op een corona stille dag in de cd bakken snuffelde bij mijn plaatselijke dealer vond ik een cd van ,voor mij, onbekende band met de naam “Skippinish” en met het voorluisteren (wat daar wél mocht) herkende ik de gelijkenis met het ‘Runrig’ geluid . Alleen déze grote band van 8 spelers maakt toch een sterker folkgeluid met iets minder de Drums en de Electrische Gitaren op de voorgrond in mijn oren. Wél die typisch Schotse gaelic meezingers  en ook de Bagpipe tunesets én die vette sound maar toch méér folk dan Runrig gedaan had. Het tempo van deze 14 tracks lijken ook nét iets hoger en swingender te zijn.

Dit 2019 album “Steer by the stars” is ook afwisselender en ‘Schotser’ door bijvoorbeeld het opnemen van de “Puirt set , een stijl van de Hybride eilanden, deuntjes met de mond, de Schotse soort van Ierse “lilting” om op te dansen zonder muziek instrumenten. Naast een grote leden lijst zijn er ook nog 13 gasten die op verschillende stukken hun bijdrage leveren. Een beetje harder draaien en je hebt een lekker groot geluid; nee nog beter: een energiek swingend vet groot geluid

Een prima plaatje en al hun 8ste in hun 20ste jubileum jaar, deze “Skippinnish” en hun “Steer by the stars”.

Nog een opmerking over de 1ste track “Anchors of the soul”: je zou toch zweren dat de grote bard Dougie Maclean hier de mooie meezing song voor zijn rekening neemt maar zo klonk hij vroeger écht, lijkt me.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

SARDANA VREUGDE  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 2 -2021)

Nu in deze Corana tijden is het tamelijk rustig in huize Wieringa. Op donderdagavond komen 2 muzikale vrienden op bezoek en vormen we een trio van Dana’s Quartet. Met de koffie en de wekelijkse beslommeringen doornemend op 1 hoog komt al gauw de drang voor 2 hoog om elkaar te laven aan elkaars muziek noten en om ons repertoire te laten groeien en te verfijnen. De dinsdagavond als ’t Gevolg ( kwartet) zou komen is deze groep even gestopt vanwege corona. Dus tamelijk weinig mensen over de vloer behalve dan regelmatig mijn lieve vriendin en als zij er ook niet is dan zijn er de momenten om terug te denken aan mijn voorbije leven.: Het was tijdens mijn “danscursus-leven”.

Een dansweekend en ons werd verteld van een bijzonder orkest dat speciaal in het leven was geroepen voor maar één ding: dansen begeleiden, eigenlijk één dans begeleiden, anders dan de Balorkestjes die ons lieten dansen op allerlei dansdeunen uit de Balkan en omstreken, wél of niet echt van de Balkan en omstreken. Nee, dit waren blaasorkestjes van zo’n 10 leden die maar één traditionele volksdans speelde. Eén dans dat op veel mooi gecomponeerde ,kleine klassiek-achtige muziekjes wordt gedanst. In een provincie van 2 landen is deze dans dé nationale dans waar alle bewoners mee bezig zijn en ze ook allemaal deze danstraditie doorgeven aan de volgende generatie Catalanen, want zo heten ze, die in Noord-Spanje of die in Zuid-Frankrijk wonen.

Op dát dansweekend in Amsterdam leerden we deze kringdans met zeer afgemeten passen met, op een bepaald moment ( een kwestie van goed luisteren) een “3 tellen -huppelpas” te doen op een “3 tellen- huppelmelodietje”. We leerden deze ‘Sardana’-dans op een echte ‘Cobla’ uit Amsterdam, Cobla Amsterdam wat in die tijd nog ‘Cobla la principal d’Amsterdam’ heette, en toen uit Concertgebouworkestleden was opgebouwd.
Het was weer winter en wij waren de kou in Nederland ontvlucht in Barcelona, mijn vriendin en ik. Toen nog wel: goedkoop vliegen inclusief goedkoop appartementje voor een weekje. We hadden alles al gezien maar deden toch nog maar een rondje door die leuke hoofdstad van de provincie Catalonië. Al wandelend kwamen we op een plein bij een grote kerk waar veel mensen op kleine kluitjes lekker aan het keuvelen waren. Ergens stonden een stel oudere heren ‘in pak’ bij elkaar en er kwamen net een 4e en 5e man ‘in pak’ en met muziek koffers aan stappen. En God was weer eens niet thuis want de kerkdeur was dicht. Dan maar een rondje rond de kerk via een klein straatje. Nog niet terug op het plein hoorde ik het en herkende ik het: Een geknepen Hobo-achtig geluid voorafgegaan aan een fluitjes ‘opening’ en een trommeltjes tikje. “Nel, doorlopen want daar speelt een ‘Cobla’ en daar dansen al die mensen die we zagen de ‘Sardana ‘.Op het grote plein hadden zich overal kringen van tientallen dansende mensen gevormd en ja, ik wist um nog, deze Sardana dans.
Na ongeveer 4 minuten klaterde het applaus voor deze 10, wat oudere heren met hun, hier en daar, wat vreemde houten blaasinstrumenten naast de onvermijdelijke Contra Bas. Sommigen van deze riet blaas instrumenten, wist ik, waren in de loop der eeuwen nooit dóór geëvolueerd.

De groep in Amsterdam was destijds het enige orkestje (de Cobla) ter wereld buiten Sardinië opgericht louter voor de lol en gefascineerd door ‘de sound’ van dit soort muziek. Dat had ik destijds gevraagd aan een van de leden. En inderdaad het heeft een geheel eigen geluid en sfeer, zo’n Cobla. In het midden van de kring vormden zich een bergje van tassen en jassen dus daar gooide ik mijn ‘teveel’ ook bij. Nu was ik ‘one of them ’en Nel zocht een plekje op een grote steen aan de rand van het plein.
Het orkestje begon weer en we hielden elkaars hand vast; meest vrouwen en enkele mannen. Ik moest even mijn geheugen scherpen maar al snel zat ik in de cadans met de anderen. Even kreeg ik rare blikken naar ‘die maffe toerist’ die ook zo nodig ‘moest’ maar de blikken werden stralend en bewonderend toen ik hun ‘Nationale Trots’ nét zo mooi uitvoerde als zijzelf. Deze keer was de dansmelodie wat langer maar na afloop van de dans leek de uitbundigheid groter in onze kring en kwamen verschillende danscollega’s mijn handen schudden.

Ík, hún nationale Sardana-dans dansen betekende erkenning van hun éigen traditionele trots. Nee, geen Spanjaarden maar échte Catalanen die daar zichzelf wilden zijn. Een daad van ínnerlijk verzet’ was het ook want Catalanen zijn anders dan Basken; géén geweld maar niet minder strijdbaar. Spanje is dan even vér weg.

De Catalanen denken dat hun dans afstamt van de Grieken ten tijde van Homerus waarbij sprake is van “meisjes die hand in hand in een kring dansen” maar veel van dergelijke dansen én namen vinden we ook in Roemenië en Hongarije met toch wel redelijk grote verschillen.
En enkele Catalanen denken dat de Primitieve Mens van nog veel vroeger de als gebruikt als zonverering (de kringfiguur) en verering van bepaalde “beeldachtige rotsen” in het natuurlijke landschap.

En weer zette de Cobla in met het intro van het ‘Flabiol’-een- links- hands fluitje dat de roep van de haan symboliseert en de tik op het kleine ‘Tamboril’- trommeltje die dezelfde speler onder z’n ellenboog had bevestigd. Tijdens de volgende dans leek iedereen zachtjes in zichzelf te praten maar nee , men telde de maten. Het viel mij weer op hoe intens de 2 Tenora’s (houten Hobo’s met dubbele fluit en metalen beker, afkomstig van de familie Bombarde) klonken. En de 2 ‘Tibles’(schalmei-achtigen ) klonken samen met het koper, ook bijzonder kleingehouden blaasinstrumentjes die veel weg hadden van Cornetjes, Trombones en kleine Tuba’tjes in 2 rijen gezeten met als enige staande figuur de Contra Bassist. 10 muzikanten en 11 instrumenten. En alles bij elkaar klinkt het nét niet vals. Vaak doet dat geluid mij denken aan zo’n aquarium met musicerende aapjes waar je een kwartje in gooide vooraleer ze gingen spelen.
Maar als de Cobla, veel trager en vooral gedragender waarbij het 2e huppelgedeelte veel frivoler en uitbundiger werd gebracht alsof men de onafhankelijks strijd al had gewonnen.

Maar wij weten wel beter. Er valt nog veel meer over de Catalanen te vertellen maar Catalaanse tradities veranderen constant en in 2019 verscheen er een aardige CD van de groep Heura Gaya met het album “Gaya” op de grens van Folk en Soft-pop, enigszins met eigenlijk niks anders te vergelijken dan een klein zweem van Madredeus in hun nadagen maar dan toch ietsjes steviger met wél een behoorlijk andere lenige stem binnen deze 5 mensformatie.

Men bespeeld Acoustic en Electric Gitaren, Bouzouki, Mandola, Trekzak, Acoustic en Electric Bass, Drums en Percussie. Op hun website vond ik wel reverenties aan de Cobla’s maar nergens is dat terug te vinden op dit album dat veelal prettig voortkabbelt in een zachte warme sound. Af en toe fraaie samenzang maar mijn Catalaans is nergens aanwezig dus weet ik niet goed of Heura Gaya een groep is of een zangeres mét een groep.

Toch is het geen ‘30-in-het-dozijn’ geluid want het heeft voldoende éigens in huis zoals te horen in “les Garbes”. Ook is er genoeg afwisseling op de CD om het nogmaals aan te zetten. Leuke eigengereide muziek van een onderdrukt volk, naar eigen zeggen, met typische gewoonten wat ik, als voormalig toerist, zo graag wilde ontdekken.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

 

SPELEN OP DOEDANS  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 3 -2021)

…. “Kom op, je kán het, je weet het , gewoon dóen!”

We waren alweer wat jaren onderweg met onze muzikale hobby. Het repertoire dijde al maar uit in het plezier van het creëren en éigen manier van spelen. In die tijd was het nog tamelijk ongewoon om, met gebruik van een heus drumstel, Balkanmuziek en dansen te brengen.
Ook het geluid van een Fender Stratocaster-electrisch Gitaargeweld kwam nog niet zoveel voor in die muziekstijl des tijds.
En nu werden we gevraagd om te spelen op het 2 jaarlijkse landelijke festival van de volksdanswereld: “Doe dans”, intussen misschien ook al een relikwie uit mijn verleden en die van andere duizenden hobbyisten. Drie dagen van samenzijn; meest kamperend, dansworkshops volgend, internationaal theaterdans en dansgroepen bekijkend of in een grote circustent – met-ingebouwde kroeg waar het muziekluisteren centraal stond en waar wij voor uitgenodigd waren. Voor ons weer een bevestiging van ons bestaan als band.

Als kamperende Demo-danser had ik daar al regelmatig opgetreden met Dansgroep Paloina maar als muzikant was het toch weer een andere beleving. De zaterdagavond was het theater programma in “De Zonne tent” en ’s middags speelden de begeleidende orkesten in “Het Folk café” tussen de Nederlandse uitgenodigden om zo een volwaardig en afwisselende luistermiddagprogramma te genereren. Ons repertoire bestond uit een mix van Bulgaarse, Joegoslavische, Albanese, Griekse, Jiddische liedjes en enkele westerse folk liedjes. Luister repertoire en een enkele standaard Balkandans waarvan we de melodie mooi vonden.

Elk orkest deed een set op het grote podium en tijdens het ‘changement’ kon het publiek zich laven aan de biertjes, wijntjes en non-alcoholica in het barretje. Ons drumstel had Gerrit al op zijn kleed opgebouwd achter op het podium en hoefde alleen maar naar voren getrokken worden zodat er al tijdwinst was voor ons eigen programma . Nu was het een kwestie van ‘inpluggen ‘ en bij het 1e nummer ons ‘geluid’ goed afregelen door de technicus van het folk café.
Het publiek reageerde zeer enthousiast bij ons eerste stuk en onze, toch al spontane zangeres was helemaal blij met zoveel positieve respons waardoor zij nog meer energie in haar zang en beweging legde. Haar publiek lag aan haar voeten (maar het podium was ook zéker een meter hoog) en dit moest voor ons een memorabele middag worden. Maar bij het 4e nummer ging het bijna mis toen ze zag dat vóór het podium het publiek voornamelijk bestond uit de Griekse dansgroep én orkest en wij een Rebetika song zouden doen volgens ons repertoirelijstje. “Oh nee, dat durf ik niet; geen Griek , deze slaan we over “ stamelde ze.
Maar we stonden breed opgesteld en alleen ik stond wat dichterbij achter haar en zei zacht: “kom op , je kán het, ook al is het Grieks, Wij zijn wíj”.… “Ja maar het zijn Grieken, het is hún muziek”( …”ik durf niet”) .…”Juist daarom, laat ze hún traditie horen”…” juist jíj want je bent een geweldige zangeres!”.

Ik had mijn Contrabas al neergelegd en stond al klaar met mijn Daraboeka, schuin achter haar.
We hadden een lang intro ingestudeerd en ik introduceerde elk nummer maar nu hield ik expres mijn mond voor de verrassing, keek naar de anderen die klaar stonden, knikte en bij de eerste melodielijn steeg er een gejoel op van herkenning bij de voorste rij en zangeres Lionne gíng ervoor. Zij zong en het publiek zong met haar mee. De wisselwerking met het publiek zorgde er voor dat dit stuk nog nooit zo goed door ons was gebracht als die middag.
… “Zie je wel” zei ik tegen onze stralende zangeres na afloop “je kon het”
… “Ja” zei ze.. ”ik durfde”.

Een heel enkele keer hoor ik dit nummer “Anapse To Tsigaro” nog wel eens op de radio en dan denk ik weer terug aan die middag met die groep “Habbecraç”. Na deze groep kwamen er weer andere groepen en genres in mijn leven en nu ben ik toch regelmatig bezig met Americana, het brutalere, modernere familielid van de Country & western. Vorig jaar kwamen er 2 aardige cd’s uit in dit genre.
Allereerst het wat stevig aangezette album van The Secret Sisters. Hun 4e album. Dit nieuwe album met de zweverige titel ”Saturn Return” is weer even wennen. Laura en Linda Rogers hebben engelenstemmen die ,voor mij, op den duur wel wat eenvormig klinken maar die stemmen vormen wel die verbinding met de Country-folk. De begeleiding is eerder rockachtig met wel weer akoestisch achtig Gitaarwerk maar je moet goed luisteren door het geweld in het openingsstuk. Als de dames wat gas terug nemen is het allemaal wat aangenamer.
Met de sisters is het solo zingen altijd een ‘dingetje’ geweest en ook samen schrijven was de gebruikelijke route. Nu hoor je ze soms solo op dit album maar het  jaren’70/’80  popgeluid als decor werkt wat vermoeiend op mijn gemoed. En ja, “Hand Over My Heart” werkt wél bij mij met het wat gedoceerde geweld. Het volgende 5e ”Fair” werkt perfect als folky rustpunt.

Het volgende “Tin Can Angel” is een fraaie country-folk ballad dat wel stevig wordt ingevuld maar wel een leuke melodie heeft met een bijzondere fade-out duet zang; heel fraai. Naar mate het album vordert lijkt het méér country-folk te worden. Het volgende piano gestuurde “Hold Your Dear” met  Cello geluiden is ook een fraai rustpunt. Zo stevig het begin was ,zo rustig, haast verstild, eindigt dit toch wel mooie album. Het zal wel een kwestie van vaker draaien zijn voordat ik helemaal kan genieten van deze engelenstemmen.

Ik merk bij mijzelf dat ik gevoelig ben geworden voor het ‘Pedal Steel’ geluid dus bij de eerste klanken bij Jonathan Wilson had ik gelijk dat fijne country gevoel. De stem van deze gast is aangenaam luisteren. Vergeleken met The Secret Sisters is hier de begeleiding soms ook wel pop maar veel gestroomlijnder met, naast die geweldige Pedal van Russ Pahl , ook fraai fiddle werk van oudgediende Mark 0’ Connor.
Er zit ’70-tigger jaren ‘feel’ in zijn muziek. Sommige melodieën lijken verdomd veel op fraai werk van anderen zoals “ ’69 Corvette” aangezet in een warm ,haast symfonisch geluid dat hij ,als Gitarist, waarschijnlijk van zijn broodheer Roger Waters heeft geleerd net als zijn samenzang-koortje in “New Home”. Er zit veel afwisseling in de composities zoals het volgende “In Heaven Making Love” wordt het tempo nog eens opgeschroefd met een jaren ’60 ‘Twang’ Gitaar en die swingende Fiddle. “Platform” eindigt met mooi fluitwerk alla de Moodyblues Hit.
“Dixie Blur” heeft voornamelijk trage songs met op tijd een wat snellere. Jonathan Wilson zet zelden een strot op maar ‘fluister-zingt’ aangenaam naar ons toe. “Riding The Blind” is een wat zwaar aangezet stuk met een plotseling pittig tussenstukje met daarna “El Camino Real” een Rodeo Runner zoals ik die van de groep Poco ken.

Nee, niks mis mee met dit album; de nummers hadden soms wat langer gemogen om te beklijven en er springt geen enkel nummer uit dat direct opvalt maar dat gebeurd misschien bij meerdere draaibeurten die zéker gaan plaats vinden in huize Wieringa.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

FADO  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 8 -2021)

DEEL 1

Onderwerp: echt of bijna echt?

Nee, in de Algarve kom je van nature en traditie niet veel Fado tegen. De melancholische Fatum van verloren geluk en mislukte, maar bijna bereikbare momenten die tóch gekoesterd worden en bezongen in Fadohuizen van het noorden. De Algarve is zonnig en té onbekommerd, tenminste zoals ik het vele wintermaanden heb meegemaakt. Ooit heb ik een Fado avond meegemaakt.

’s Middags slenterde ik met familie en vriendin door Lissabon niet ver van de wijk ‘Alfama’ omhoog richting een kerk waar de oude straat omheen kronkelde. Links aan een heel kleine stoep kwamen we langs een klein barretje waar in de avond Fado concertjes worden gegeven; een lantaarn verried de anonieme 2e rol van deze gelegenheid. De tamelijk versleten deur was dicht. We belden aan met de vraag of er die avond ook gezongen werd en zo ja, hoe laat.
Een wat norse, narrige ’ja’ en een nogal hoge budgetgevoelige entree prijs kregen we als toerist voor onze kiezen.
De , uit armoede geboren traditie met de diverse rituelen is een goudmijn sinds het toerisme er belangstelling voor kreeg. Maar zo’n avond wilden we toch een keertje mee gemaakt hebben voor een vollediger ‘Portugalervaring’.
We kregen een tafel aangewezen bijna achter een paal in een goedgevuld zaaltje. Automatisch werden de tapasschaaltjes op onze tafel gekwakt maar we wisten dat alleen maar er naar wijzen al bijna invloed had op de ,toch al prijzige avond. We waren niet armlastig maar herkende wél het ‘oor aan naaien’ en ‘3x over de kop’ gedrag van de toch wel vriendelijke Portugees ten opzichte van de stomme toerist.

Aan het wiebelige tafeltje op de ongelijke vloer en op de krakkemikkige stoeltjes dronken we een rode Port als vast ritueel bij de muziek. Het licht werd tot schemerachtig gedoofd; het geroezemoes verstomde langzaam. Een felle lamp op een schouw gericht werd aangeknipt en viel op 2 mannen in pak met Gitaar en Fadogitaar. De Gitaar, in het Portugal viola, zette een pittig wandeltempo in en wat maten later klaterde het mandoline geluid van de Guitarra Portuguesa er over heen en over de tafeltjes van de luisteraars. Met een niet navolgbare melodieën waterval eindigde het in het onverwachte niets.

Een 2e melodieën reeks werd het intro van een waggelende dikke moeke die tussen de zittende muzikanten plaatsnam en haar typisch gezwollen Fadostem de zaal in slingerde. Gestoken in oude binnenhuis kledij en op sloffen sloeg ze de gehaakte zwarte stola nog eens om haar schouders bij het 2e lied vol melancholische klanken die hoorden bij het aanwezige ‘Saudade’ gevoel.
Waar ze overzong zouden we niet weten maar we wisten wél dat het een verschrikkelijk gemis zou zijn. Een gemis van een van de vele dingen waar een Portugees last van kan hebben; meer nog dan de argeloze toerist ooit aan zou denken.

Na het 4e huppelende liedje als was De Dood een peulenschilletje ging de lamp uit, het zaallicht weer feller en werden we weer aan ons eigen lot overgelaten.
Was dit het dan?
Had ons gevoel zich nét behaaglijk ingesteld op de diepe smart van een ander die over ons uitgestrooid werd, was het moment van heel mooi klagen alweer voorbij.

We keken elkaar wat teleurgesteld aan. Ja, ze zong heel mooi met echt gevoel en bracht ons wel in die typisch Portugese Fadosfeer maar een ruim kwartier vond ik toch wat kort om in het leven te rouwen over wat dan ook. In andere culturen werden huilers ingehuurd, soms met echte tranen die langer volhielden, alleen niet zo mooi als onze madam. Dan nog maar een Portje om het Fadogevoel in ons voort te laten sluimeren. Ik wist dat de lantaarn weer aan was gegaan ten teken dat er eventueel weer open werd gedaan na een muzikaal onthaal.

Na een dik half uur ging het zaallicht weer op sluimeren en de 2 muzikanten zetten weer een instrumental in en bij het 2e intro strompelde een lange ,dunne, verfomfaaide man op krukken zich naar het licht. De krukken leken zijn ongeluk te benadrukken maar tussen de 2 muzikanten in zette hij de krukken tegen de schouw en stond daar stevig op zijn twee benen als of hij nog nooit zijn hulpstukken van dichtbij had gezien.

Zijn te wijde colbert hing en z’n ,waarschijnlijk vale broek fladderde wat om zijn benen om z’n armoede wat te benadrukken, vermoed ik zomaar.
Maar zijn krachtige heldere stem liet ons snel zijn uitstraling vergeten. De mooie langzame uithalen over het twinkelende mandolineachtige geluid en met een wat overslaande nasale stemgeluid nam hij ons mee in zijn misère.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

FADO DEEL 2  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 9 -2021)

-----misére die de man overkomen was.

De Saudade nam ook weer een beetje bezit van ons maar ook bij deze man was zijn trieste leven in 4 nummertjes verteld waarbij het laatste verdriet zo vrolijk aan ons werd meegedeeld en over ons werd uitgestrooid dat het zaaltje makkelijk werd overgehaald mee te klappen met de refreintjes.

De man greep naar z’n stokken en waggelde weer naar het donker.

De 2 muzikanten deden nog een instrumentaal ‘nazitje’ en daarna moesten we onszelf maar weer vermaken.

Een 3e glaasje werd besteld en genuttigd met veel mee-levendigheid over al die mooie nostalgische treurigheid.

Op het moment dat we weer een setje hadden verwacht kwam een dikke man met een dikke beurs op zijn dikke buik de zaal in met een blik van ”zo is het wel weer genoeg geweest maar wij hebben nog een afspraak”.

We keken elkaar aan voor een 4e glaasje maar nee, het was wel mooi geweest. Dit was het dus.

Wél erg mooi allemaal maarrr..

De avond was wel omgegaan en de verleidelijke Tapas hadden we weten te negeren.

De nacht lonkte naar ons voor een ommetje voor het slapen gaan.

Dat was in 1991 en anno 2020 geeft Mariza ons ook weer een mooie Fado cd: Mariza canta Amalia, de Fado van Fadokoningin Amalia Rodrigues ,nauw ja, 2 liedjes die toegeschreven zijn aan ‘the late great’ met haar niet te evenaren intensiteit behalve door een ‘Piaf of Billy Holiday.

Maar misschien zong Amalia ook die andere liedjes van Mariza  op háár repertoire.

Ten opzichte van het volkse, pure karakter wat wij destijds op die Fadoavond hoorden is de Fado van Mariza heel erg mooi ingevuld en eigenlijk té mooi voor het oorspronkelijke Saudade gevoel. Waar de authentieke Fado in oorsprong niet meer begeleiding had dan Gitaar, Fadogitaar en misschien een Contrabas wordt Mariza begeleid met door Piano, Drum, Piccolo’s, Altfluiten, Cello, Bas, Fadogitaar en het Orquestra cordas.

En ja, Mariza zingt nog steeds de sterren van de Fadohemel met hele mooie melodieën. De sprankelijke Fadogitaar is hier veel donkerder en wordt wat ondergesneeuwd door alle andere instrumenten vol gestileerdheid en prachtigheid.

Misschien is deze cd van Mariza wel te mooi of moet ik wennen aan zoveel meer. En ondanks al die vele instrumenten is de sound nergens bombastisch . Mariza zingt met haar herkenbare timbre de Fado in mooie arrangementen ,geschikt voor een groot publiek.

Een aantal zoals “Barco Negra” of “Cravos de Papel” en “lágrima “ ken ik wel van minder weelderige arrangementen. “Estranha Forma De Vida” wordt met heerlijke Fado uithalen gebracht. Maar ik merk dat de vioolbak op de achtergrond dat het hele album op salon niveau tilt mij wat irriteert en iets te glad mijn oren in glijdt.

De Fado heeft veel verschillende gezichten weet ik van mijn Fadoverzamelingen de stem van Mariza kan ik ook echt waarderen maar dan in een minder zacht en weelderige setting . “Fodeus” is ook weer fraai gebracht en het repertoire op dit album is prima maar ik mis de ‘Folk’ van de Fado die ik met minder mooie stemmen in dat zaaltje in Lissabon hoorde in 1991 waar nog wel eens een noot bijna goed was maar het volkse karakter daardoor wél werd benadrukt.

 

Mariza – Mariza Canta Amalia - 2020

[terug naar boven]

 

STEVE EARLE  - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 10 -2021)

De op hok plicht en een gesloten omgeving zorgde ervoor dat dat de wereld in een soort pauze stand was terechtgekomen. Maar we bleven toch zoeken naar ideeën en plannetjes maar dan voor niet ingevulde data.
Alle optredens waren geschrapt. Er kwamen ook nieuwe cd’s uit maar de aanschaf kon niet door fysieke winkels worden geregeld. En ik wil niet debet zijn aan co2 pruttelende dozen schuivende autootjes door mijn straatje.
Maar YouTube biedt dan toch uitkomst als je muzikaal wilt bijblijven.

Al weer jaren ben ik behoorlijk fan van folkrock en ook de Amerikaanse countryrock kan ik behoorlijk waarderen net als het wat stoutere broertje van de wat melige Country & Western wat we nu als Americana bestempelen.

Nu we nét weer hebben gehoord dat festivals voorlopig weer in de ban zijn (de corona varianten zullen vaker roet in het eten gooien) zet ik maar weer eens een fijne countryrock klassieker op. De countryrock is ooit door Gram Parsons ‘uitgevonden’ ten tijde van The Byrds in ’68 en hun album ‘Sweetheart of the Rodeo’. Gram was een tamelijk onhandelbare muzikant die niet lang bij één band bleef. Zijn eigengereidheid zorgde dat hij een buitenbeentje bleef in de countrywereld maar zijn muzikale kwaliteiten als muzikaal genie zorgde dat hij tot de buitencategorie werd gerekend. Hij was gevoelig voor verslavingen ,meegekregen door zijn familie. Als zoon van een steenrijke familie kon hij de ‘middelen’ makkelijk betalen. Zijn vroegtijdige einde kwam ook via het mengsel van Heroïne en Alcohol. Het heeft wél het fantastische ‘Wild Horses’ opgeleverd die hij schreef met zijn junkie maatje Keith Richard o.a. voor zijn mooie oranje titelloze album van The Flying Burrito Brothers waar hij op dat moment onderdeel van was. Het nummer was daarna ook goed genoeg voor het Stones album ‘Sticky Fingers’.

Al vrij vroeg kwam ik in aanraking met Steve Earle vanwege zijn éigen’ stijl én stem.
Tegen de tijd dat ik hem ontdekte was de countryrock een wat oudere term geworden en aan de wieg van de nieuwe stroming ‘Americana’ in het verlengde stonden Steve Earle en vriend Townes van Zandt. Ook hier is sprake van Junkie vriendschap. Ook Steve was een lastige jongen en ook gevoelig voor de drugs. En Townes had meer een manisch depressieve stoornis waarbij hij algauw z’n weg vond naar de middelen en het glas. Zijn muziek zorgde voor een kleine fanatieke schare fans maar zijn briljantie werd pas na z’n dood gezien en erkent door de massa. Steve Earle wist het al.

Earle trad toe , als Bassist, tot de band van die andere vriend van beiden: Guy Clark maar vormde al snel zijn eigen band, The Dukes. Ook hij kreeg maar beperkt aandacht maar meer dan zijn goede vrienden. Toch duurde het nog vrij lang voor hij ‘zaak’ maakte van zijn verslaving via een verslaving kliniek. Na zijn ontslag kreeg hij gelijk succes met zijn muziek. Ook híj had last van die familie kwaal want hij kreeg met z’n 3e vrouw hun zoon Justin Townes Earle ; ook een redelijk succesvolle muzikant maar Justin raakte ook verslaaft.

Toen Steves beste junkie vriend kwam te overlijden maakte hij het mooie album ‘townes’ in 2009 met door hem bewerkte covers van Van Zandt en toen ook Guy Clark vertrok richting de wolk van Townes ontstond er een nieuwe traditie binnen het werk van Steve Earle. Ik noem het ‘ode albums’ want 10 jaar na ‘Townes’ verscheen ‘Guy’, een ode aan zijn vriend Guy Clark en dit album bestond, jawel, uit bewerkte covers van déze vriend en gemaakt met zijn band The Dukes. Ook een heel mooi album die ik in de ‘New Folk Sounds’ heb beschreven. Ik wenste dat Steve voorlopig niet de zelfde wolk zou bestijgen en gelukkig blijft hij nog even. Maar helaas heeft hij nu weer een nieuwe ‘ode’ album moeten toevoegen aan de treurige traditie binnen zijn oeuvre. Deze keer betreft het een album met de titel ‘J.T.’ Het is een ode aan zijn eigen zoon Justin Townes Earle die maar 38 jaar is geworden met een overdose in 2020.

Na 2 maanden rouw is Steve al de Studio ingegaan met een nieuwe groep van The Dukes. Samen met z’n 33 jarige zoon Ian heeft hij een zorgvuldige selectie gemaakt uit het werk van Justin Townes die zich ontpopte als een sociaal bewogen mens en ook het milieu activisme tot zijn schrijvende taak opvatte . Een mooi sterk album met een, uiteraard, diep trieste ondertoon in de covers. Muzikaal horen we bluegrass pit,, mooie maar grimmige countryballads, midtempo countryrock songs ,een enkele rockabilly stuk in een doorsnee van 8 albums die J.T. heeft uitgebracht. Steve Earles manier van rauwe ‘zingzeggen’, soms meer van het een en soms meer van het andere, geeft een enorme emotionele diepte met als hoogte punt, wat mij betreft, het zwaar aangezette “The saint of lost causes” dat alles vertolkt wat Justin Townes Earle wilde zeggen.

En zo is J.T. naar de wolk van de man waarna hij is vernoemd.

Joop Wieringa

[terug naar boven]

 

Recentie 't Gevolg — door Rob van Niele
(bron: Nieuwsbrief 6 — 2020)

Tussen feest en misère - een welkome muzikale oppepper

In een onzekere tijd die gekenmerkt wordt door afgelaste muziekoptredens is het aangenaam te vernemen dat sommige muzikanten zich niet laten ontmoedigen en hun best doen om hun muziekliefde toch te kunnen delen met hun publiek. De nieuwe cd van ’t Gevolg, hun tweede, is daar een treffend voorbeeld van. Ook al weten ze dat ze voorlopig slechts op aangepaste wijze hun nieuwe programma kunnen presenteren aan kleine gezelschappen, het enthousiasme waarmee ze Tussen feest en misère hebben gemaakt heeft er zeker niet onder geleden. Dat is op zich al een enorme verdienste. Zeker voor een formatie die het vooral moet hebben van live-optredens. Tussen feest en misère is een cd die de sfeer van een live-optreden toch aardig weet te benaderen. De muziek is soms opzwepend en opwekkend, dan weer melacholisch en ingetogen. Ja, dat kun je verwachten met zo’n titel.

Zoals we van Doortje Schroevers, Hans van Deelen, Joop Wieringa en Marcel van der Vloet zijn gewend, weten ze met deunen uit alle windstreken liefhebbers van diverse genres volksmuziek te bekoren. Als je je zo breed oriënteert, kun je in alle eerlijkheid geen specialist zijn in al die genres op zich, maar dat pretendeert dit gezelschap volgens mij ook niet te zijn. Waar het om gaat, is dat de muziek geloofwaardig en overtuigend blijft klinken. En dat doet het! Of ze nu een klezmerdeun spelen, een zeemanslied of shanty, Amerikaanse folk, tex-mex of een ballade uit Qebec, de vonk van de traditie komt in alle gevallen voldoende over. Ook al vind ik ze persoonlijk het sterkts wanneer ze gewoon lekker Nederlands gezongen materiaal presenteren, zoals ‘Stormwind op zee’, ‘Deze avond’ of ‘Feest’. Dat ligt ’t Gevolg gewoon het best. Maar ja, dat is nu eenmaal de muziek waarin ze zijn geworteld. Wat instrumentale stukken betreft, ligt dit weer wat genuanceerder. Het samenspeel van vooral accordeon, fluit en viool levert verrassend mooie resultaten op, zoals ‘Oceans apart’, een bewerking van een nummer van The Hanna Sisters (Ierland), of de Kepa Junkera-tune ‘Gaztelugatxeko Martxa’. De kazoo heeft doorgaans een sfeerverhogend effect in een live-setting, maar op een cd heeft het iets irritants. Gelukkig is dit opdringerige instrumentje alleen te horen op het door Marcel gezongen openingsnummer ‘1, 4 or 5 times’, dat voor de rest prima in het gehoor ligt. Wat verder opvalt, is dat ’t Gevolg ook vocaal is gegroeid in de afgelopen jaren. Omdat drie van de vier Gevolgers beurtelings de leadzang op zich nemen, is er voldoende afwisseling in stemkleur en bereik. En wanneer in harmonie wordt gezongen, komen de stemmen van het viertal het best tot hun recht.

Al met al heeft ’t Gevolg met Tussen feest en misère een sprankelende stalenkaart aan volksmuziek geproduceerd. Er mag dan nog geen medicijn tegen corona zijn, deze muziek werkt oppeppend en rustgevend. Tot slot mag ook de fraai en fris ontworpen cd-hoes niet onvermeld blijven. Het is weliswaar de toon die de muziek maakt, maar het oog wil ook wat, nietwaar?

’t Gevolg – Tussen feest en misère (2020), Tall Recordings
Bestellen, contact: info@t-gevolg.nl, www.t-gevolg.nl

Rob van Niele

[terug naar boven]

 

EEN NIEUWE WEBSIDE - door Hans van Deelen
(bron: Nieuwsbrief 2— 2021)

Beste mensen van Mokum Folk,

Ik ben een nieuwe website begonnen, onder de naam BLfolk. Mijn bedoeling is om hoogtepunten uit de geschiedenis van de Nederlandse folk te pubiliceren. De eerste artikelen daarvoor zijn nu gereed. In de loop der tijd wordt het aantal artikelen op NLfolk uitgebreid.

Heden ten dage is er maar weinig terug te vinden van de folkrevival die tussen 1975 en 1985 de Nederlandse folk een gezicht gaf. De groepen die daarna zich met Nederlandse folk bezig hielden of houden, zijn zo mogelijk nog moeilijker te traceren. Om Nederlandse folkmuziek wat bekender te maken leek het me een goed plan om wat hoogtepunten uit de geschiedenis ervan op een rijtje te zetten. Ikzelf raakte begin jaren tachtig in NL folk geïnteresseerd door groepen als Wannes Raps en RK Veulpoepers BV, die ik regelmatig heb zien optreden.
Er bleek een hele beweging te zijn die landelijk vertegenwoordigers kende. Ook bleken er LP's (en later ook CD's) te zijn uitgebracht. Die ging ik langzaam aan gaan verzamelen. Doordat ik vanaf 1984 betrokken ben geraakt bij het folkmagazine Janviool c.q. New Folk Sounds, zat (en zit) ik dicht bij het vuur.
Mijn collectie is verre van compleet, maar ik heb toch nu zo'n 500 geluidsdragers in de kast staan (lekker ouderwets) die makkelijk onder de NL folk geschaard kunnen worden. Uitgangspunt is dat het gaat om traditionele Nederlandse muziek, of dat op die traditie wordt voortgebouwd.
Op deze website heb ik een aantal Nederlandse folk LP's en CD's die ik de moeite waard vind beschreven. Ik hoop dat bezoekers iets van hun gading zullen vinden, en/of nieuwe ontdekkingen gaan doen.

De website is al in de lucht, het adres is: www.NLfolk.nl
De komende tijd zal er nog aanvulling komen op de hoeveelheid artikelen.

Hans van Deelen

[terug naar boven]

 

Bratsch
(in Nieuwsbrief 9 — 2020)

Ik ben een groot bewonderaar van B R A T S C H . Al een jaar of 25, schat ik, vanaf de tijd dat ik bij (ons aller) PAPUCSKA zong, u welbekend, en helaas ter ziele gegaan in 2010.

Voor zover je nu niet meteen , automatisch, aan het ‘googelen’ gaat, zal ik vertellen wie / wat BRATSCH is:
Het is een groep van 5 Franse mannen, virtuozen op het uitgebreide Volksmuziekgebied , van Roma (b.v. Gypsy), klezmer , jiddisch, jazz, Russisch, Roemeens, Bulgaars, Armeens, v/m. Joegoslavisch, tot Grieks.

Tussen 1975 en 2015 hebben ze, altijd in dezelfde samenstelling, optredens in heel Europa en daarbuiten gegeven. Zelf heb ik een keer in het Amsterdamse Concertgebouw Live van ze mogen genieten.
Tussen 1976 en 2013 hebben ze 19 live- en studio albums geproduceerd, waarvan ik er (nog maar) 4 heb. Op hun website staan ze natuurlijk allemaal op een rijtje, maar ik zal er een paar, ter aanbeveling, noemen:
“On a rendez-vous” (‘live en public’) dubbel CD, 1995 geproduceerd.
“Rien dans les poches”, uit 1998, met gastsolisten. Mijn Favoriete Bratsch-CD !
“Brut de Bratsch” compilatiealbum , 3 CD’s + DVD, uit 2013, hun afscheids-album.

In 2015 zijn ze , na 40 jaar , ondertussen allen 50-60-70ers, gestopt met optreden en hebben ze hun gitaren, violen, klarinetten, accordeons(!) aan de wilgen gehangen. Gelukkig met achterlating van een schat aan CD’s en ..YOU TUBEs !

En nu, als epiloog nog even over Grieks Koor Filomila, u welbekend, maar nog geen kennis mee gemaakt. Wat hadden we mooie plannen , voor optredens, waarvan dan een ook op het Mokum Folk Podium ! Maar toen kwam die verd…. Corona – pandemie, die alles op z’n kop zette.

Filomila staat ”in pauzestand” sinds half maart. We hebben wel veel kontakt met elkaar, via internet (Zoom, MP4 bestandjes van de dirigent) en een wekelijkse mini-repetitie voor 7 die-hards plus de dirigent, in een redelijk Corona-bestendige ruimte in de MusicFactory in Oostpoort (A’dam-Oost).
Helaas niet safe genoeg voor mij.
Er heerst gelukkig een goede loyale stemming en de sterke wil om het koor (ook financieel !) samen te laten overleven, met behoud van onze onmisbare dirigent Yiorgo.
En reken er maar op, beste mensen, dat we weer bij jullie aankloppen voor een plaatsje in de wachtrij voor een MOKUMFOLK PODIUM plaats !

Ik wens jullie erg veel succes toe met het op de rails houden van Mokum Folk

en vooral een goede gezondheid!

Hartelijke, muzikale groet van Theo van der Kroon

[terug naar boven]

 

Uit de platenkast
(in Nieuwsbrief 2 — 2021)

Nadat we een “wasmachine” voor de lp’s hadden aangeschaft, kwamen er veel lang niet gedraaide platen te voorschijn.

 

Een aangename verrassing was een plaat van Claude Flagel, draailierspeler.

Dat was meteen weer even terug naar 1973 (of daar omtrent) toen we naar een folkfestival geweest waren in Utrecht. Wie het organiseerde weet ik niet meer, maar we hebben er geweldige herinneringen aan. We hebben daar trouwens ook het eerste optreden in Nederland meegemaakt van Planxty met Christy Moore, Liam O Flynn, Donal Lunny en Andy Irvine, die overigens ook korte tijd op een draailier (hurdy-gurdy) speelde.

Maar dit terzijde.

Op dat 2-daagse festival trad ook Claude Flagel op. Nu kende ik wel het aparte geluid van een draailier van de Franse volksdansmuziek, al had ik geen idee wat voor instrument erbij hoorde. Claude Flagel trad op met Remy Dubois,  doedelzakspeler (cornemuse), een geweldige combinatie. Heel Middeleeuws. Flagel gaf veel uitleg over de draailier, die twee bourdonsnaren heeft en verder bespeeld wordt dmv toetsen. Bij het draaien, waarbij de bourdonsnaren toon geven, kun je de muziek versieren dmv het geven van een kort accent in de draaibeweging, waardoor er een speciaal geluid vrij komt. Flagel liet horen hoe dit klonk, als je dat 1x per ronde deed, 2, maal, 3 maal en tenslotte 4 maal. Dit vergt behoorlijk wat oefening.

In ieder geval hebben we (later?) een lp gekocht: Le chant du monde, special instrumental LDX 74519, waarop Flagel draailier speelt. De uitklapbare hoes geeft heel veel informatie over hoe het instrument in elkaar zit, met mooie oude foto’s van draailierspelers. Op bovengenoemde plaat staat, behalve natuurlijk volksmuziek, ook een stuk van Vivaldi: il pastor vide, dat speciaal voor draailier is geschreven! Fenomenaal!

 

Op vakantie in 1980 tijdens een “rondje Frankrijk” kwamen we, nadat een toevallige voorbijganger ons overtuigde dat we beslist in het dorp moesten kijken bij iets dat we niet verstonden/begrepen, terecht in een draailierwerkplaats. Alsof je de middeleeuwen instapte!

Helaas hadden we geen fototoestel bij ons en ook heb ik niet opgeschreven waar deze prachtige werkplaats was. De eigenaar vertelde dat hij een van de draailieren voor Claude Flagel had gebouwd!

 

Op de hoes van genoemde lp staat een afbeelding van een merkje in de draailier met Pajot-Jeune, Jenzat. In Jenzat is de voormalige werkplaats van J.A Pajot (1845-1920) tegenwoordig het Musee des Luthiers. Maar dat is niet waar wij waren.

 

Denis Siorat (deze naam intikken bij zoekmachine is voldoende) laat zien en horen hoe een draailier klinkt. Je hoort dan ook dat speciale geluid door de extra accenten bij het draaien.

Op internet vond ik ook een instructiefilm van een draailierbouwer. Voor de nieuwsgierige lezer: vielle en roue: fabrication Bernard Jeker (2 delen). Zeer fascinerend om te zien. En mooi, dat dat oude handwerk nog bestaat.

Op Wikipedia staat vrij veel informatie over de draailier.

Ik vond verder beelden uit 2012 van Les pilliers de Bal, een vrij jeugdige groep, met naast een violiste, een gitaar en een doedelzak, twee draailierspelers. Mooi, dat de volksmuziek zo levend wordt gehouden.

 

Draailieren worden nog steeds gebouwd en niet alleen in Frankrijk, maar ook oa in Hongarije, Spanje, Engeland. Mocht je willen, je kunt in Nederland een draailier bestellen bij Jaap en Fay Brand, Oldenzaalseweg 644 in Enschede. Jaap heeft een Nerdy-gurdy gemaakt, met behulp van moderne technieken, oa. 3D prints. Hij verkoopt zijn instrumenten over heel de wereld (zie en vooral: hoor op www.nerdygurdy.nl)

 

Ook kwam ik filmpje tegen van een zelfbouwpakket: een doos met stapel voorgeprinte platen die je mbv de handleiding in elkaar kunt zetten. In een versnelde video wordt in 12 minuten een draailier (met maar 7 toetsen) in elkaar gezet. Fascinerend om te zien, maar het geluid was (zoals te verwachten) niet erg mooi. Je hebt namelijk wel een goede klankkast nodig. Maar geweldig, dat iemand dit bedenkt!

Een zoektocht op internet levert veel leuke, interessante informatie en muziek op. Een aardige bezigheid, mocht je wat afleiding willen tijdens deze coronatijd!

 

Anita Kenbeek

 

[terug naar boven]

 

Recentie BmB en Wouter en de Draak — door Rob van Niele
(bron: Nieuwsbrief 7 — 2021)

 

Volksmuziek van BmB en Wouter en de Draak: van traditioneel tot eclectisch

Je moet flink wat lef hebben om uitgerekend in 2021 je eerste cd uit te brengen. En dan ook nog eens vrij pure folk van de lage landen, dus behoorlijk traditioneel. Natuurlijk zijn de donkere corona-dagen, hoe hard die er ook inhakten op alle podiumkunsten, niet in alle gevallen funest gebleken. Veel muzikanten en andere klein- en grootkunstenaars hebben, naast hun bewezen vakmanschap, al hun doorzettingsvergmogen, creativiteit en vooral geloof in eigen kunnen, ingezet om te overleven. Dat heeft tot bijzonder mooie resultaten geleid, online en, naarmate corona beheersbaarder wordt, gelukkig ook weer ‘on stage’. Het trio genaamd BmB is daar een treffend voorbeeld van. Ze maken volksmuziek uit Nederland, België en Frankrijk, traditioneel en met veel schwung.

Alle drie de mannen hebben een muziekverleden in de balfolk, West-Europese volksdansmuziek die in de afgelopen decennia een revival heeft doorgemaakt en volle zalen trekt. Als gevolg van de populariteit van de balfolk, zeker ook onder jong publiek, zijn er veel nieuwe muziekformaties ontstaan. Het is muziek waarbij je niet stil kunt blijven zitten, wat ook allerminst de bedoeling is. Bij balfolkoptredens worden de dansen – waaronder walzen, polka’s, scottishes, mazurka’s en bourrees - meestal van te voren uitgelegd en met het publiek geoefend. Daardoor ontaarden de optredens steevast in dampende dansfeesten. Vanuit die achtergrond hebben Luc Plompen (zang, gitaar), Wouter Kuyper (doedelzakken, fluiten, chalumeau – soort van voorloper, uit de barok, van de klarinet - en zang) en Niek van Uden-Luteijn (accordeon, zang) de formatie BmB opgericht. Aanvankelijk waren er zeven bandleden, maar dat is later teruggebracht tot dit drietal. Hun eerste wapenfeit is Ge vindt wel een taal, een prachtige stalenkaart van hun gebundelde talenten. Twaalf mooi afgewerkte, melodieuze nummers, instrumentalen en nummers met zang. De zang is goed verzorgd, mooie stemmen en een prettige afwisseling van Nederlands- en Franstalig. Op ‘Lou diziou bé – bourrée à Ribeyrolle’ wordt het eerste couplet gezongen in het Occitaans, een taal die in delen van Zuid-Frankrijk wordt gesproken. Verder staat er één Engelstalig nummer op de cd, ‘Yorkshire Gypsy’. Een vreemde eend in de bijt dus, maar het heeft een frisse uitstraling, en de samenzang met een zangeres – van wie ik de naam helaas schuldig moet blijven - geeft het nummer iets jazz-achtigs.

Nu is Wouter Kuyper niet alleen een heel actief baasje bij BmB, hij vormt bovendien, samen met Joris Alblas, het duo Wouter en de Draak. Wouter bespeelt daarin de trekzak, Joris speelt gitaar. Van dit duo verschijnt deze maand de tweede cd, Zonnewachter genaamd. In 2017 verscheen hun eerste titelloze debuut, die zeer positieve kritieken ontving, onder andere in New Folk Sounds: “Beide heren zijn virtuoos op hun instrument, en laten ook veel ruimte voor improvisatie. De onderhoudende composities klinken warm en worden vol overgave gespeeld, zonder op enig moment klinisch te worden”. Op Zonnewachter wordt de luisteraar getrakteerd op twaalf pakkende, enthousiast gebrachte muziekstukken, van meeslepend tot uptempo. Bij het eerste nummer, de polka ‘Fireflies and Mosquitoes’, valt de stuwende kracht op van de akoestische gitaar. Dit geeft de muziek direct een pittig klankbeeld. Het duo doet daarmee soms denken aan Hot Griselda en Naragonia, de formaties rond Toon van Mierlo, die tot de absolute top van dit genre volksmuziek worden gerekend.

Omdat Ge vindt wel een taal van BmB en Zonnewachter van Wouter en de Draak relatief kort na elkaar zijn uitgebracht, is het verleidelijk om de twee met elkaar te vergelijken. Waar Ge vindt wel een taal een expliciet traditioneel geluid laat horen, klinkt Zonnewachter een stuk moderner. Daarmee verlaat het zeker niet de paden van de volksmuziek, maar het zoekt wel veel meer de vrije ruimte en juist dat maakt de muziek, naar mijn mening, speelser en spannender. Een belangrijk verschil is verder dat er op Zonnewachter niet wordt gezongen. Het accent ligt daardoor geheel op ritme, melodie en arrangement. De teksten op Ge vindt wel een taal zijn authentieke, of in ieder geval authentiek klinkende teksten, passende bij de eeuwenoude wijsjes die worden gespeeld. Daarmee komt de muziek als geheel uiteraard ook oorspronkelijker en dus soms wat ‘vintage’ over, waar de muziek op Zonnewachter en tijdloze uitstraling heeft.

De een zal zich meer tot het traditionelere Ge vindt wel een taal aangetrokken voelen, de ander tot het eclectische Zonnewachter. Dat is immers een kwestie van smaak. Maar op beide cd’s spat het enthousiasme voor de muziek, en het vakmanschap waarmee die gemaakt wordt, er vanaf. Daardoor blijft de muziek boeien. Ook al zal bij optredens van BmB en Wouder en de Draak de dansprikkel onherroepelijk worden opgewekt, het is muziek waar je ook ademloos naar kunt blijven luisteren. En dat is waar het uiteindelijk om gaat. Oplettende lezertjes zullen hebben ontdekt dat Wouter Kuyper al eens op ons Mokum Folk Podium heeft gestaan, en wel met de formatie De Vliering. Dat was in februari 2017, in onze zaal aan de Amsterdamse Argonautenstraat. Wat mij betreft mag hij ons nogmaals met een bezoek vereren, en het zal mij om het even zijn of dat dan met BmB is, of met Wouter en de Draak.

Rob van Niele

[terug naar boven]

 

Recentie LP van Piet Karregat — door Hans van Deelen
(bron: Nieuwsbrief 9 — 2021)

 

Piet Karregat doet Bijna alles goed

Een heuse vinylplaat gevuld met folk en kleinkunst


Piet Karregat leerde ik in 2002 kennen tijdens de presentatie van de CD Vierkracht van Windvlaag in De Badcuyp: een jonge, enthousiaste folkliefhebber die de kunst verstaat om een lied naar zijn hand te zetten. Sinds die ontmoeting hebben onze (muzikale) paden elkaar regelmatig gekruist. Piet viel enkele malen in bij Windvlaag als een groepslid verhinderd was. Hij was enkele jaren lid van folkgroep 't Gevolg, tot zijn studie en aansluitend zijn werk hem te veel opslokte. Ik werkte met Piet samen aan een door mij geïnitieerd, maar nooit afgemaakt project met Nederlandse bierliederen. En er waren natuurlijk sessies, huiskamerfeestjes en gelegenheidssamenwerkingen.

Piet koos er een tijd gelegen voor om van Amsterdam Zuid-Oost naar Enschede te verhuizen. Iets met verwachte uitbreiding van de klandizie voor zijn werkzaamheden, die toch al steeds beter gingen lopen. Het bood hem de financiële mogelijkheden en de rust om een project op te starten, waar hij zich vol enthousiasme vele maanden mee bezig zou gaan houden: een lp maken met zo veel mogelijk van de muzikale invloeden die hij in de voorbije jaren had meegekregen. Met heel verschillende muzikale vrienden en verschillende opnamelocaties. Corona maakte de voortgang niet makkelijker, maar er werd niet versaagd. Er werd contentieus gewerkt en het resultaat is er naar: Bijna alles goed bevat dertien liederen van diverse pluimage, grofweg in te delen onder Ierse folk (7 van de 13 tracks), Griekse volksmuziek en kleinkunst. Dat lijken zeer verschillende grootheden, maar Piet weet het tot één geheel te smeden. Wat een prestatie mag worden genoemd, gezien de wisselende instrumentale ondersteuning en het gebruik van drie verschillende opnamestudio's.

Eén van de oude kompanen die Piet bij het project betrok is Volendammer Jaap Tol, met wie hij een tijd in de groep Devilish Mary speelde en ook opnames uitbracht. Jaap Tol beschikt over een eigen studio, dus dat was reuze handig. Met hem nam Piet de nummers  You couldn't have come at a better time, Greenland whale fisheries en Home, boys, home op, duidelijk het rijkst geproduceerde deel van de plaat, die de 'Wall of Sound' van Phil Spector enigszins in herinnering brengt.
In Enschede vond een ander deel van de opnames plaats in Studio E. Hierop is Piet geheel solo aan het werk, waarbij hij meerdere instrumenten inspeelde. Er werd daarbij gekozen voor een breed repertoire: Grieks, Iers en kleinkunst (Cornelis Vreeswijk's Blues voor Fatumeh). Alleen in Paramithi me lipimeno telos speelt opnameleider Erno Klijzing percussie.
In Amsterdam koos Piet de in Zuid-Oost gelegen huisstudio Dub Cellar, waar een vijftal tracks werd vastgelegd, waar ikzelf ook nog medewerking aan mocht verlenen (zang, gitaar, ukelelebas). Ook hier een breed spectrum: Bots, Zjef Vanuytsel en Iers. Das weiche Wasser, het grote succes van Bots in Duitsland, werd van een mooi stemarrangement voorzien door Andrea Sombroek en Doortje Schroevers.

Voor wie geen platenspeler paraat heeft is er een oplossing: bij de LP zit een unieke downloadcard, waarmee alle tracks in digitale vorm gedownload kunnen worden.

 

Ondertussen is Piet Karregat opnieuw neergestreken in het Amsterdamse, in zijn vertrouwde stadsdeel Zuid-Oost. Het is dus makkelijk om hem te benaderen voor uitvoeringen, samenspel of aankoop van deze unieke LP. Je steunt er ook nog een goed doel mee, want de gehele opbrengst wordt geschonken aan de Stichting Steun Emma Kinderziekenhuis.

Meer informatie over Piet Karregat's LP Bijna alles goed is te vinden op 
https://bijnaallesgoed.nl


Hans van Deelen

 

[terug naar boven]

 

De boeken van Jos de Rooij — door Johan de Rooij
(bron: Nieuwsbrief 1 — 2022)

 

Beste mensen,

Dit jaar zou mijn vader, Jos de Rooij, 66 zijn geworden. Zoals we allemaal weten: zover is het niet gekomen. Maar gelukkig is er nog genoeg moois dat ons elke dag aan hem herinnert. Zijn muziek, foto's, het buurthuis en de steen in Noord, de meezingavonden, het schooltje op Cuba.

Zelf heb ik al vijf jaar een aantal grote dozen in een hoek staan: alle boeken en tijdschriften van mijn vader. Het liefst zou ik die allemaal nog willen lezen. De boeken die iemand in de kast heeft staan vertellen tenslotte ook veel over hun eigenaar. Bovendien bewaarde mijn vader zijn boeken een leven lang. Maar helaas heb ik in mijn bescheiden huisje niet de ruimte om alles te bewaren. Daarom heb ik nu een complete lijst gemaakt van de boeken, gesorteerd op onderwerp, in de hoop dat ik er iemand anders blij mee kan maken.

Die lijst vinden jullie als bijlage bij deze e-mail {redactie: lijst is via ons beschikbaar}. Zit er iets van je gading bij? Laat het me dan vooral weten! Ik kan de boeken bij je langs komen brengen voor een kop koffie – of die kop koffie krijg je van mij als je ze in Hilversum op komt halen.

Opsturen kan ook: het postkantoor zit hier aan de overkant.

En tot slot: verhalen over waarom mijn vader bepaalde boeken in huis had – of van wie hij ze had gekregen – zijn natuurlijk óók van harte welkom.

Dank alvast – en heel fijne feestdagen!

Vriendelijke groet,

Johan de Rooij

06-49096100

[terug naar boven]

 

 

Het Laagland Escemble — door Jan Rijnierse
(bron: Nieuwsbrief 2 & 3 — 2022)

 

Het Laagland Ensemble – ‘Tárogató & Accordeon - Allemaal Wereldklasse’ 4 middagen wereldmuziek in Theater De Omval – Diemen, voorjaar 2022.

Jan Rijnierse (tarogato) en Fred Abbingh (accordeon) zijn samen het Laagland Ensemble. Ze spelen traditionele muziek vooral uit de zuidoost hoek van Europa: de Balkan en omstreken.

Op 4 middagen in het voorjaar van 2022 zullen zij van zich laten horen in café Blauw, de foyer van Theater  De Omval in Diemen. Bij enkele concerten zal het podium worden vrijgemaakt voor een muzikale ontmoeting met (onverwachte) gasten: musicus of groep die óók traditionele muziek spelen, maar misschien wel uit een heel ander deel van Europa of ver daarbuiten.

Wie dat zijn is op dit moment nog een verrassing. Dat het allemaal Wereldklasse is... kun je zelf komen horen!

Het eerste concert was op 19 februari. Het was een mooi concert waaraan ook Robert Berkelbach op taragot (van de Groene Blaadjes) zijn medewerking heeft gegeven.
Op zaterdag 19 maart de tweede editie. We krijgen gasten uit Zuid Amerika!

Overige data: zon 24 apr; za 21 mei.

Jan Rijnierse

[terug naar boven]

 

Mokum Folk mini festival — door Herbert Bos

(bron: Amsterdamse Folk Agenda 04 — 2022)

 

MINI FESTIVAL MOKUM FOLK 20 maart

Eindelijk! We mochten weer. Na 2 corona-jaren kregen we bericht van Monica (beheerder van Wijkcentrum Alleman) dat de coronamaatregelen waren opgeheven.
Nu hebben we normaliter van oktober tot en met maart elke 3de zondag van de maand een ‘Mokum Folk Podium’. Dus maart was nog niet verloren.
Dat moesten we vieren, aanvankelijk onder de vlag ‘corona-bevrijdingsfestival’, maar met de vreselijke gebeurtenissen in Oekraïne, leek ons dat wat ongepast.

Maar een festival moest het worden. Éen groep hadden we al: De Glorious Plectrums, laat ik zeggen onze huisband. Net begonnen maar enorm fanatiek aan het oefenen om een programmetje te hebben van zo’n 30 minuten. De donateurs van Mokum Folk moesten aangenaam verrast worden met een optreden van 3 van hun bestuursleden.

Piet Karregat, ook donateur van Mokum Folk, bood direct aan om te komen optreden. En het duo Bodhi & Titus moest wel voor een succesvolle middag kunnen zorgen. Dan zijn de communicatielijnen verrassend kort, want Titus Kraakman is een ‘oude’ bekende van ons.

En wat een leuke middag is het geweest!

        Piet had een aantrekkelijk programma van zo’n 25 minuten waar hij – op zijn bekende wijze – zich begeleidend op gitaar, liedjes uit diverse culturen en in diverse talen ten gehore bracht.

            Ondanks de zenuwen van de drie spelers van de Glorious Plectrums zorgden zij, met een gevarieerd aanbod aan instrumenten en met hun zang, voor leuke muziek. Wat vooral opviel was de verscheidenheid aan soorten muziek. Van Americana tot aan Nederlandse meezingers.

   En natuurlijk voldeed het zangduo Bodhi & Titus aan de verwachtingen. Het prachtige gitaar- en Ierse bouzoukispel en hun mooie stemmen, waren een mooie afsluiting van een hele fijne middag.
Het was vooral bijzonder omdat we elkaar eindelijk na 2 jaren weer eens konden zien.

De ervaring heeft ons geleerd dat er in de zomermaanden te weinig belangstelling is om binnen naar folk te luisteren. We hebben die maanden dan ook geen Mokum Folk Podium.

Maar op de 3de zondag van oktober gaan we weer van start met. Hou onze site in de gaten:
www.mokumfolk.nl

 

Herbert Bos

[terug naar boven]