Het Antwerps Liedboek (1544), titelpagina
DE SETARSPELER — door Joop Wieringa
(Amsterdamse Folk Agenda 6 — 2022)
Deze keer geen voedsel voor het oor maar voedsel voor het oog.
Mijn ochtenden beginnen altijd met koffie en vaak gevolgd door een boek. Sinds ik vroegtijdig mijn baan aan de wilgen heb gehangen en met minder geld toch een fijn leven kan leiden als muzikant, danser, en wat vrijwilligerswerken. Tijd vind ik belangrijker dan meer geld verdienen. Met minder meer geluk vergaren zonder mij druk te maken over onze nationale bbp. En, al lezende, zonder mij op dit moment druk te maken over onze politiek in Europa die, als slaaf van Amerika, ons langzaam een 3e wereldoorlog in rommelt want die komt. De waarheid is het eerste slachtoffer in een oorlog die ons verteld wordt.
Nu kan ik nog boeken lezen. De boeken verrijken mij enorm. De verhalen die ik lees kan ik visualiseren, voor mij zien, inbeelden. Soms lees ik een uurtje maar soms word ik zo een boek ingezogen dan moet ik het wegduwen omdat ik anders zo uren verder ben. Een enkele keer zelfs word ik wakker en ga eerder uit bed om een verhaal weer op te pakken; hoe gaat het verder? Wat als hij nu….?
Nu heb ik weer een boek dat mij zodanig in de hoofdpersoon doet verplaatsen dat ik er soms emotioneel van word en met tranen in mijn ogen lees hoe een Koerdische Iranees moet vluchten naar een ander land (Nederland) maar daardoor een gat in zijn ziel ontwikkelt. De letters, de zinnen in dit boek weten heel goed de pijn te verwoorden; de onmacht maar ook de liefde voor een ander en de gevoelens die ontstaan vanuit de eigen cultuur die dicteert wat mag en wat niet kan.
Ik zag dit boek in mijn ‘bieb’ en de titel sprak mij als cultuur- en volksmuziekliefhebber meteen aan. De omslag met aan de voorkant een tekening van een setar, een Perzische luit, zorgde ervoor dat ik de achterkant las en gelijk een stoel zocht voor de eerste pagina : “Verslagen loop ik door het terrein van het asielzoekerscentrum naar de uitgang”. “Mijn reis naar Middelburg was vergeefs” in een proloog van een zeer indringend boek vol anekdotes. Een zoektocht naar een nieuw leven; naar rust en regelmaat maar ook een échte zoektocht in deze roman. De zoektocht naar een geliefde geholpen door veelal vriendelijke behulpzame Nederlanders. Een roman die begrip opbrengt voor bijzondere mensen en te accepteren situaties in het leven van de Koerdische kunstenaar Daijri.
Een heel mooi en duidelijk accepterend verhaal zoals dit leven van een asielzoeker die mag blijven. De schrijfster Anne van Zwieten zorgt ervoor dat we ons heel goed kunnen verplaatsen in zo’n leven dat niet zo vanzelfsprekend en voorspelbaar is.
Bij een verrassend moment schoot ik vol zonder dat het mij ooit zal overkomen en wat meestal wél bij mijn medemens gebeurd.
Ook de muziek vormt een soort rode draad in het verhaal al is het niet het hoofdthema. Als de setar-speler zijn instrument beroert dan hoor ik in gedachten het geluid en het soort melodie; dus ja, ook een boek voor muzikale liefhebbers met een brede smaak.
Dit boek laat je ook beseffen hoe emotioneel belangrijk je omgeving is, de vanzelfsprekende cultuur waar je deel van uitmaakt en hoe verschrikkelijk het ‘gemisgevoel’ is als je daar niet meer naartoe kan zonder gevaar voor eigen leven. Datzelfde gevoel kan je ook een leven lang meedragen als je huis plat moet vanwege de oorlog , uitbreiding van een haven, een snelweg of een dam waar zélfs het graf van je ouders niet meer te bezoeken is omdat je hele dorp wordt opgeofferd voor een zogenaamd groter belang en ja, zo doet politiek met z’n burgers. Ik weid nu uit naar gedachten die niet in dit boek voorkomen maar er wél door worden oproepen.
Lezen doet denken, leren én genieten. Nee, ik heb het verhaal niet weggegeven en zéker niet het plot want nu ik dit opschrijf kén ik de afloop nog niet eens, maar ik wil ook niet gluren naar … dat is zonde. U moet het zelf maar ontdekken in ‘De Setar-speler’ van Anne van Zwieten, uitgeverij Gopher 2021.
Joop Wieringa
Sean Garvey — door Sunny MacHinis/----PieRRe----
(Amsterdamse Folk Agenda 6 — 2022)
Ik schrijf hier woensdag 11 mei 2022.
Zaterdag middag 7 mei kreeg ik een tekst (app) van Paul Evans. Geen goed nieuws, schreef hij (in het Engels), want vrijdagavond overleed plotseling onze goede vriend Sean Garvey aan een hartinfarct.
Die vrijdag had ik nog gebackyard burned en waren er vrienden uit Holland gearriveerd in Glenbeigh, een naburig dorpje ongeveer 25km en 43m hier vandaan. Een van die vrienden is een hele ouwe vriend van mij uit de tijd dat we in de Smokey Mountain Rangers speelden. Hij en zijn zwager (brother-in-law) hadden allebei hun eigen vrouw met hun meegenomen. Beide koppels met een eigen caravan door Schotland, Ierland en Engeland.
Ze hadden geplanned (geregeld) bij mij op zaterdag de lunch te gebruiken en ‘s avonds onze sessie mee te maken, die niet doorging, in de East End Bar in Cahirciveen, het stadje zo ongeveer 3km en 52m van mijn vakantie cottage gelegen. Dus hunnie waren de eersten uit Holland die op de hoogte werden gebracht van het heengaan van Sean Garvey.
Sean Garvey was nog altijd actief met voordrachten geven over het hele eiland. Recentelijk was hij in Waterville, het vakantiedorp van Charlie Chaplin, met andere muzikanten die nog in de oude Ierse taal hun muziek laten horen. Waterville is ongeveer een klein uurtje met de auto vanuit Cahirciveen. Als je in een hele ouwe auto daarheen tuft is het wel een dik uur rijden. Dat is het verschil hier.
Sean Garvey was een stevige drijfveer die historische liederen en verhalen bleef rond spreiden in de Ierse taal die hem zo geliefd was. Meer dan het Engels. Hij hield en leidde regelmatig sing-around nights in de Corner House in Cahirciveen. Dat zijn zangavonden waar je ineens veel locals (buurtbewoners) op een kluitje bi elkaar hebt. En het interessante op zulke avonden is dat je gezangen hoort die wat vertellen over deze omgeving. Wat er allemaal is en vooral wat er allemaal was. Plus ook nog wat er zich allemaal heeft afgespeeld hier in de omgeving over goede en kwade gebeurtenissen.
Sean Garvey leek zijn specialiteit te putten uit de tijd dat de Engelsen de Ieren onderdrukten.In zijn verhalen en liederen, waaronder veel liederen zonder muzikale begeleiding, gaf hij mij het gevoel alsof het allemaal vorige week is gebeurd. Dat deed hij met zoveel gevoel en agressie zodat het leek of hij er nog steeds boos over was. Die verrotte Engelsen die de Ierse taal om zeep trachtten te helpen. Maar Ieren zouden geen Ieren zijn als ze niet iers zijn gebleven. Standvastig als ze toentertijd waren is het de Engelsen deels gelukt om hun taal aan het Ierse volk op te leggen. Let maar eens op als je rondreist over dit prachtig groene eiland, dan zie vaak de plaats- en straatnaamborden in twee talen. Gek genoeg eerst in het Engels en dan ook nog in het gealic.
Ik constateer hier dat er al geruime tijd een opleving heerst, vooral bij jongere koppels met kinderen, om terug te grijpen naar hun oorspronkelijke Ierse/Keltische cultuur. De ouders hebben meestal Engelse namen en hun kinderen allemaal Ierse namen die wat lastig te onthouden zijn en een beetje moeilijk uit te spreken zijn. Maar dit brengt Ierland weer terug waar het gebleven was. Niet alleen hun voornamen waren belangrijk maar evenhard hun achternamen. Je hebt hier achternamen als O’Connor, O’Sullivan, O’Brian, O’Hara, O’Casey, O’Reily, O’Donovan etc. etc. enz.
Tijdens de Engelse overheersing kozen Ierse families de kant van de Engelsen. Dat maakten ze kenbaar door die O’ van hun achternaam af te poetsen. Dat werd door de Ierse gemeenschap niet in dank genomen en die “overlopers” werden vierkant weggepest. Veel van die O-droppers vluchtten naar Engeland, Wales, Schotland en zelfs naar Amerika. Daar hoor je alles over in de verhalen en liederen die Sean Garvey tot een grootheid maakte.
Laatst sprak ik met een goede vriend van Sean over Sean, maar hij vond Sean een “klein godje”. Maar toch Sean haalde met zijn verdienstelijke arbeid menige prijzen en titels op zijn naam binnen.
Al die keren dat Sean bij de sessies in de Corner House aanschoof en zijn instrumenten bespeelde rook ik gewoon die echte, pure Ierse aroma er vanaf stomen. Hij was een ware liefhebber van ballads waar emoties de boventoon voeren. En niet om het een of ander: hij tikte mij regelmatig met zijn strijkstok op mijn been als ik een gevoelig lied had gespeeld. Dat deed ik dus kennelijk naar Sean’s oordeel goed. Ik doe daar verder niets mee, ik steek het in mijn zak en blijf muziek spelen zoals ik dat gewend ben te doen.
Maar nu, sinds die vrijdagavond van de 6de mei 2022, is het stil geworden. Ik zal die sing-around nights missen en zeker ook zijn aandeel in de sessies in de Corner House waar geen ander Ierse liederen speelt zoals Sean Garvey.
Laatst hoorde ik een “wijze man” uitleg geven over het horen van slechte berichten. Daar word je verdrietig van, niet lekker, depressief, kotsmisselijk of wat dan ook. En om jezelf weer in evenwicht en op de been te krijgen zou je 3 goede berichten nodig hebben.
Nou, vooruit dan met de geit. Laat ik er eentje beetpakken. Nu de coronatoestand onder controle is en ik 2 keer gevaccineerd plus 2 keer geboostered ben, dacht ik: Kom. En ik ging. Er op af. Ik ga nu ruim een maand naar de sessies in de East End Bar waar een aantal van de muzikanten uit de Corner House bij elkaar komen. Om onbekende reden blijft de Corner House voor publiek dicht. Net als b&b Final Furlong Farm House en restaurant de Thatch Cottage. En sinds die sessies in de East End Bar heb ik nog steeds geen coronasymptomen en leef ik ook nog. Dus ik dacht: Kom, ik ga ook weer eens naar de sessie op vrijdagavond in de Fertha Bar. Ik was daar laatst met een buur wat gaan drinken en iemand in die bar herinnerde mij aan die vrijdagavondsessies. Ik ben daar voor de corona uitbraak regelmatig geweest en die “iemand” was een muzikant die mij herkende.
Dus ik besloot om ook weer eens naar de Fertha sessie te gaan. Eerst sinds een hele lange tijd weer gegeten bij de plaatselijke chinees. Ja, je vindt die dingen in de meest afgelegen plekken overal in de wereld. En het was weer bijzonder lekker die hete nasi. Goed om je hoge bloeddruk verder op te hogen. De apotheker heeft pillen in overvloed, dus wat let mij om niet te chinezen bij de chinees.
Daarna naar de overkant en een stukje lopen om de Fertha Bar binnen te gaan. Daar zat al iemand te wachten met z’n instrument in de tas. We raakten snel aan de praat zonder dat ik wist wie hij is. Laat dat Davy Arthur zijn. Dit is nou de 1ste keer dat ik zo iemand van naam tref bij een sessie in het stadje. Ik wist al lang dat Davy Arthus hier in de buurt woont maar hij heeft zich nooit laten zien waar ik ook bij was. Verassing alom. Ik wist ook het een en ander over hem. Dat hij heel lang geleden een hersenaandoening heeft gehad waardoor hij zijn muziekmakkers van de Furey Brothers moest afhaken.
Je kan het nog duidelijk merken aan zijn manier van manifesteren dat hij een zware attack heeft moeten ondergaan. Gelukkig voor hem dat hij nog een beetje in staat is om zijn instrument te hanteren. Het was een bijzondere ervaring voor mij om samen met Davy Arthur in sessieverband muziek te maken.
Hij vond mijn hoed leuk en zette die op zijn hoofd en dat gaf hem nog meer plezier. Hopelijk zie ik hem wat vaker dan 1 keer in bijna 4 jaar. Zo is het mij weer eens goed duidelijk geworden wat muziek kan aanrichten in goede zin.
Sunny MacHinis/----PieRRe----
DAFNE KRITHARAS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 8 - 2022)
Het is oorlog en op dit moment niet ver weg maar we doen nog niet mee en we hebben nog geen doden en gewonden, nog geen getraumatiseerden of andere verschijnselen passend bij oorlogshandelingen óf het moeten de vluchtelingen zijn die hier een zekere grotere compassie krijgen omdat we deze oorlog een oorlog van de ‘buren’ noemen . De Syrische oorlog is veel verder weg en dus komen die vluchtelingen in Nederland in kampen , tenten of desnoods in gymzalen. Ook hier werkt de Hollandse hokjesgeest wat bij mij toch een zekere discriminatiegevoel tussen de culturen op roept .
En wat horen we van de oorlog ? Meestal persoonlijk leed of helden verhalen. Veel oorlogsboeken gaan ook over oorlogshelden.
Eigen zouden onze politieke ‘beslissers’ dit boek moeten lezen van Vinko Prismic’, ‘Zonen Van Bosnië’ maar dat durven ze denk ik niet.
Als liefhebber van het oude Joegoslavië, de muziek en de volksdans en de romantische reizen naar het land van verlicht despoot Tito, waar ook niet alles eerlijk en open mocht worden gezegd maar er wel een gemeenschappelijke beleving was door de bevolking, heb ik een behoorlijk realistisch boek gevonden dat het Balkan ideaal uiteen laat spatten en de waanzin van de Balkan oorlog én eigenlijk de waanzin van elke oorlog erg duidelijk laat zien. Hoe stom, hoe ouderwets en hoe treurig duidelijk. Het lijkt dat dat we na eeuwen menselijke geschiedenis nog steeds vervallen in die oude rot gewoonte van oorlog voeren; een oorlog van de politiek ter faveure van de wapen industrie en ten koste van de burgerij.
In dit verhaal is het de journalist Anthony uit Engeland met Kroatisch bloed en zijn vrienden Ivan, Mujo en Milan uit het plaatsje Trolist . De mannen bezitten allen een andere etnische achtergrond (zoals gebruikelijk in Bosnië) maar vlak voor de oorlog nemen de 4 vrienden het besluit om boven de etnische clash te staan. De verschillen in hun religieuze achtergrond heeft hun hechte vriendschap nooit in de weg gestaan. Maar Anthony ziet hoe ,tijdens de oorlog , zijn vrienden tot elkaars vijanden worden gemaakt. Hij kan niets en niemand redden en is slechts getuige van de hartverscheurende consequenties van deze laatste grimmige Balkan oorlog in een lange bloedige geschiedenis van die streek. Boeiend geschreven met rot details op microniveau van het alledaagse leven wat langzaam door die verschrikkelijke oorlog wordt vernietigd. Hoe duidelijk zijn de paralellen te trekken met onze huidige wereld hier. Gaande weg raakte ik de weg wat kwijt van wat welke partij aan ellende doet en wie wie is maar het verhaal is boeiend genoeg met een duidelijke oorzaak en goed uitgelegd en een sterk besef dat we nu goed moeten oppassen om niet in die ellende verzeilt te raken.
Maar waarom zijn we in al die eeuwen niet veranderd op dit vlaken blijven we, in wezen, de zelfde bloeddorstige apen uit die oertijd? Op 4 mei roepen we weer met ons allen :”dit nooit weer” terwijl er elders een volgend conflict gaande is.
Nee dit is geen vrolijk boek, wél een boeiend boekje wat ons ervan zou moeten weerhouden van ….. een nieuwe?
En als we weer zware wapensystemen sturen naar het oorlogsgebied, naar de David en wordt daardoor de oorlog alleen maar langer met nog méér slachtoffers en grotere kans op Russisch antwoord dan schreeuw ik vaak inwendig tegen de wereld: ‘niet namens mij’ zoals er gelukkig meer passivisten bestaan in onze wereld.
Dan maar wat prettiger ,fijnere muziek wat aansluit bij die regio maar daar toch niet helemaal vandaan komt.
Dafne Kritharas is geboren in Parijs uit een Grieksevader en een Franse moeder. Een mooie stem die omlijst wordt door 8 tal muzikanten met diverse achtergronden.
‘Varka’ uit 2021 is haar 2e cd die ze grotendeels in het Grieks zingt maar haar muziek op dit album komt hoofdzakelijk uit landen/culturen die overheerst werden door de Ottomanen zoals natuurlijk Bosnië maar ook Armenië en muziek van de Sefardische gemeenschappen aldaar en natuurlijk uit Turkije- nu . Het is een modern album met hier en daar met wat volksinstrumenten ingevuld zoals Zurna, Klarinet, Darboeka en Saz. De nummers zijn ,denk ik, allen traditioneel en sommigen zélfs ,haast, ‘volksdans baar’.
De meeste nummers ken ik niet maar zeker wél het bekende, erg mooie ‘U Stambolu Na Bosforu’, hier ook weer prachtig gebracht. Sommige stukken zoals het eerste ‘Prezaotan Pieis’ kent een fraai bombastisch einde en zo zijn er meer maar er staat ook mooi dromerig werk op . Ja , een mooi evenwichtig album; alleen de baspartij klinkt op mijn boxen wel erg zwaar en trillerig maar misschien ligt het aan mijn brandschijfje. Af en toe krijgt de jazz piano wat meer aandacht en op een enkel nummer ligt de jazz nog duidelijker op de loer. In ‘Thallassaki Mou’ krijgen we ook een heuse drumsolo te horen . Het 11e en laatste ‘Varka Mou Bogiatismeni ‘is een prachtig a-capella werkje die Dafne zingt samen met Paul Barreyere ( niet van Little Feat) en Yulian Malay.
Een mooi en zeer spannend album, deze ‘varka’ van Dafne Kritharas.
Boek: Vinko Prizmic’- Zonen van Bosnië - Nijgh & van Ditmar
CD : Dafne Kritharas – Varka - 2021
Joop Wieringa
SONGS OF EXILE - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 9 - 2022)
Altijd was ik al een groot liefhebber van radio en dat werd nog eens versterkt door de vraag of ik een radio programma wilde maken bij onze plaatselijke radiozender en later bij de regio zender in Abcoude. Muziek en speciaal muziek van de vele culturen op aarde kon ik aan de luisteraar aanbieden en ook informatie over die muziek vertellen.
Er zijn méér culturen dan alleen de Coca Cola cultuur en die wilde ik wel doorgeven via de traditionele muziek dat ook mee gaat met haar tijd want tradities zijn altijd aan veranderingen en de tijdgeest onderhevig ; nét als het leven zélf. Maar het moest vooral een muziek programma zijn en de informatie bij die muziek moest vooral van toegevoegde waarde zijn vond ik.
Ik was groot geworden met Veronica-op zee en Hilversum 3, de populaire muziek dat later kort en goed popmuziek werd / wordt genoemd . De informatie rond om die muziek was niet meer dan verstrooiing , meestal zonder interessante inhoud maar dat was ook niet zo erg want ik was ook niet zo met de wereld bezig. Naarmate mijn interesse naar serieuzere zaken dan pop alleen belangrijker werd raakte ik wat geïrriteerd aan de ‘ditjes en datjes’ gebabbel van die popzenders en raakte ik van dat soort radio maken wat kriegel. Ook mijn muzikale smaak werd wat minder ‘mainstream’, helemaal toen ik de folk en volksmuziek ontdekte . Pop zenders lieten mijn ‘smaak’ niet meer horen en ik nam afscheid van de pop en de babbelaars. Steeds vaker luisterde ik naar het ‘serieuzere’ Hilversum 1; muziek luisteren kon ik zélf genoeg en dan met mijn eigen smaakmuziek en ook de informatie hiervoor vond ik wel elders.
Ergens geleidelijk in de tijd ‘sloop’ er ook muziek op de informatie zender; ik fronste mijn wenkbrauwen bij deze verontrustende gewaarwording. Was dit nodig? Kunnen we gewoon niet even naar een andere zender draaien als we even genoeg nieuws hebben gehad voor dat moment? Mijn liefde voor de radio is /was haast groter dan het kijkkastje. Radio is verbeelding , het praatje maakte het plaatje in mijn hoofd waar de TV veelal malle spelletjes ,duffe detectives en babbelprogramma’s vaak zonder verdieping of zeer korte duiding mijn avond vullen. Of ik wil even vermaakt worden met zo’n babbelprogramma na een avondje dansen of muziek maken. En ja , steeds vaker zet ik het kastje weer uit na het journaal nieuws en ga ik weer naar mijn verbeelding machine. Maar ook hier gaat het nu steeds vaker mis voor mijn gemoed. Het is de oprukkende overgewaardeerde commerciële sport de laatste jaren. Een beetje sport kan ik nog hebben ( ooit bruine band met Judo gehaald toen daar de commercie ook nog niet was toegeslagen) maar de hele zomer met een constante stroom van tennissers, fietsen en voetbal terreur van het ene kampioenschap naar de volgende met een extra shot Olympics op z’n tijd met ook hier elk jaar herhalend gebabbel gelardeerd met populaire muziekjes is mij teveel. Het maakt dat ook een mooie informatie zender mij afstompt. En ook hier rukken de spelletjes op net als de babbel onderwerpjes. Vermaakt moet De Mens.
Dus dan maar een goed boek ter hand genomen of een fijn cd’tje opzetten.
Ik zal wel overkomen als een ouwe zeur, een overdrevene zeikert maar net als er een knop aan je radio of TV zit, zit er ook een wegclick mogelijkheid aan het eind van deze fijne Mokum Folk Wijzer.
Vandaag is het een cd’tje uit het Midden Oosten die ik vond via mijn radiowerken; muziek van Abdelli. Zijn achternaam is tevens zijn artiestennaam . Abdelli ontdekte de Algerijnse Mandola en ík ontdekte zijn album New Moon in 1995 bij het beroemde label Realworld . Uitstekende muziek met de zacht wiegende ‘Trance’ muziek geschikt voor ‘duizend en een nacht’ verhalen. En het deed mij denken aan een van mijn avonturen reizen met zo’n verre reizen club naar Jordanië en Syrië ( toen nog ver voor de laatste oorlog en de huidige toestand ). Onze Jordaanse gids gaf veel informatie over de geschiedenis van het land en de huidige situatie. Toen we bij de grens met Syrië aankwamen nam hij afscheid want in Syrië waren we verplicht overgeleverd aan een gids ‘van regeringsoverheid’ die zich loyaal en bewonderen gezind uit liet over haar president Assad waardoor ze voor ons, geïnformeerde reizigers, volstrekt ongeloofwaardig werd weg gezet. Bij de uitstapjes werd ze alleen gelaten; als een soort zeurend kind sjokte ze achter ons aan, bedelend roepend om wat aandacht. Syrië was al instaat van verval maar het leven had zich aan die omstandigheden aangepast . Later zag ik de omver gebombardeerde puinhopen van Palmyra, de Paulispoort en ook de citadel van Aleppo op TV. De afgebrokkelde cultuur is nu helemaal vernietigd. En dan aan het eind van de reis moest de ‘fooien enveloppe’ aan onze’ gids’ worden overhandigd. Ze bracht de fooienpot terug met de mededeling dat er te weinig inzat . Even dreigden wij de waarheid over haar te openbaren maar nee, we keken haar razen en tieren in de deuropening aan en onze groep schonk verder geen aandacht meer aan deze ‘smet op de reis’. In een vlek moet je niet wrijven.
Toen ik het nieuwste album van Abdelli in de bibliotheek vond bedacht ik mij deze herinnering en ook Algerije is een land vol bloedige conflicten . Het 2021 album heet ‘songs of Exile’ en ook deze muzikant heeft balling, heimwee en verlies mee gemaakt. Met zijn ouders is hij meerdere oorlogen ontvlucht en muziek werd zijn uitlaatklep. Al vroeg maakte hij zijn eigen Gitaar uit een oliedrum en vislijn. Op een van zijn vluchtmomenten kwam hij in Brussel terecht en iemand adviseerde hem op straat te gaan spelen waar hij al gauw werd ontdekt. Zijn ster groeide in 1974 op het Algerijnse onafhankelijks festival; hij ontdekte de Mandola en nam les bij ‘Chaabi’-musicus Chaid Moh-esguir .
Nu maakt hij fijne ongedwongen muziek ; niet pretentieuze fusion folk. Vanwege zijn Beberse taal moest hij uitwijken naar Europa waar hij met zijn zacht omfloerste stem in Kabilie taal en met 12 internationale, meest Multi muzikanten schitterende muziek maakt.
Een zacht wiegend orkest vol traditionele volksinstrumenten naast enkele westerse instrumenten. In het boekje verteld Abdelli bij elk stuk in het Engels veel facetten van het leven van vluchtelingen: een tribute naar een beroemde Kabila chansonnierof een van een emigrant over z’n terugvlucht onder de vleugel van een zwaluw; allerlei gedachten en heimwee mijmeringen van gevluchten.
Ook als je niet naar de verhalen wil luisteren is dit mooie album een genot om naar te luisteren. Zijn fijne zachte stem ingebed in een heerlijke woestijn van trancemuziek . Een kleine 70 minuten brengt je weg uit je dagelijkse beslommeringen maar dwingt je toch om op te letten naar deze mooie wereldse melodieën. Muziek die werkelijk relevant is maar natuurlijk nooit op de westerse muziekzenders te horen is. En míjn eigen programma bestaat niet meer.
Abdelli – songs of exile – ARC music productions international 2021
POSTUUM - door Joop Wieringa
(bron Amsterdamse Folk Agenda nr. 10 — 2022)
IK LEES OVER HEM en hoor dan in mijn hoofd de onweerstaanbare melodie van ‘Shoeshine Boy ‘.
Weer zo’n fijne muziekmaker uit mijn verleden. Ooit gaf hij ons het album ‘Can I have My money back’ met dat nummer en later zijn grote hit ‘Stuck in the middle…’ en ook nog het sublieme comeback nummer ‘Baker Street’. Een van mijn favoriet is nog steeds ‘Late again’. Zo’n muzikant die in mijn beleving alleen maar goede songs schreef met een stem als handelsmerk die ook gebeiteld zit in mijn geheugen. Zo’n rasartiest die ik gewoon even vergeten was en er ineens tussen uitglipt. Eigenlijk was ik groot liefhebber van zijn ‘sound’, niet echt folk te noemen maar ‘het grote gebaar’ qua geluid sprak mij aan. De pakkende melodieën zoals in ‘Found my way to you ‘ of ‘You put something better inside of me’. En er was wel degelijk folk in zijn popperiode zoals in ‘Ship yard town’.
En ineens is hij weg en op het laatst ook een beetje de weg kwijt las ik. Maar ‘in my mind’ was hij er altijd zolang ik zélf leefde.
En dan dit nieuwe album, een postuum album, die ik bij mijn dealer vond.
Gerry Rafferty is er al even niet meer. Januari 2011 op 63-jarige leeftijd stierf hij bij zijn dochter Martha. Veel te vroeg natuurlijk.
‘Can I have my money back’ maakte hij met The Humblebums; zijn grootste hit ‘Stuck in the middle…’met stealers wheel en ‘Baker Street’ als soloartiest. Zijn 1e soloalbum met dat nummer, City to city, was zo succesvol dat hij van de royalty’s Financieel verder kon leven.
Maar tragisch was het feit dat hij niet meer durfde op te treden dus elk volgend album werd niet ondersteunt met een tour. De albums die ik heb zijn stuk voor stuk fantastisch maar de aandacht verdween voor de man die langzaam een drankverslaving ontwikkelde; zo erg dat hij zijn lever verloor en zieker en zieker werd. Toch bleef hij werken aan een nieuw album. 18 jaar geleden kwam zijn laatste album uit en vanaf 2006 werkte hij, op en af, weer aan een nieuwe, z’n 11e solo product. Een bijzondere artiest is deze Schotse muzikant die geen muziekopleiding heeft gehad maar zichzelf alles had geleerd; z’n Gitaarspel, z’n composities, z’n teksten, ideeën. Na zijn dood wilde zijn dochter het laatste werk uitbrengen, al het laatste op zijn geluidsbanden maar haar verdriet stond haar in de weg en nu, na 10 jaar, “Rest In Blue” met weer een fantastische Gerry Rafferty. Een volwaardig nieuw album zonder allerlei alternatieven. Gewoon het volgende album waar nu zéker geen tour ondersteuning meer bij komt.
Een mooi, nee, uitstekend Folkrock album met enkele fraaie ballads en stille rustpunten. Naast veelal eigen composities vinden we ook een Ierse traditional van Francis mc. Peak door velen eerder vertolkt: ‘Wild mountain thyme’. Ook het beroemde ‘Dirty old town’ van Ewan Mc Coll wordt hier een mooi sieraad en ook mijn geliefde artiest is hier met een van zijn stukken aanwezig: ‘It’s just the motion’ van Richard Thompson.
De opnamen vanaf 2006 die Martha had waren vol geplempt met Synthesizer geluiden maar ze zocht de muzikanten op die het meest met Gerry Rafferty hadden gewerkt om de toch wel mooie opnamen weer het aloude geluid van ‘City to City’, ‘Night owl’ en ‘snakes and ladders’ terug te geven.
De opening is gedurfd want in ‘Still in denial‘ en ook ‘Full moon’ vertellen zijn verhaal over zijn drankzucht en de weg kwijt zijn. ‘Sign of the times’ verteld, denk ik , over het vasthouden van dat succes van ‘City to city’; stevige rock gevolgd door een Beatle-eske ballad ‘You are ALL I want’, een mooi liefdesliedje met een fijne Gitaarsolo van Hugh Burn aan het eind.
De Hammond van Allan Clark is vaak en veelvuldig aanwezig.
Het, weer stevige ‘Still I love you’, echt typisch Rafferty, zal waarschijnlijk over zijn gestrande huwelijk gaan. Het volgende ‘Wild mountain thyme’ is een kleingehouden juweeltje met alleen Hugh Burns Gitaar en Alan Clark ’s Piano. Een prachtig walsje meerstemmig overgedubd. ‘Slow down’ is een pittig stuk met een opgewekte tekst maar toch: ‘money is a weapon’. In ‘It’s just the motion’ klinkt een beetje ‘stealing time ‘door; een optimistische berusting. Richard Thompson had dit stuk geschreven voor zijn echtscheiding cd met Linda die in dát nummer de lead zong.
Met de stemmen van Katie Kissoon en Rab Noakes is ‘Look at me now’ een stevige ballad waar Gerry mooi lenig en hoog, met veel ornamentatie in z’n stem overheen zingt in het volle geluid van de 16 begeleiders. Ook hier weer het Hammondorgel aan het eind.
Nog méér gas terug en mooi loom is zijn versie van ‘Dirty old town’ met hoofdrollen voor Accoustic Slide en mond Harmonica. Het volgende ‘Lost highway’ krijgt met de Pedal steel achtige sound, Slide gitaar en Harmonica een behoorlijk pittig geluid. ‘Keeper of my soul’ is meer Stealers Wheel wat ik hoor. Een vreemde eend vind ik ‘Precious memories’ van J.B.F. Wright door velen gecoverd en nu ook door Gerry Rafferty als een Gospel Blues. Niet écht Rafferty maar een mooie slot herinnering die dan hélemaal aan het eind zijn grootste hit ‘Stuck in the middle with you ‘ in een nieuwe steviger jas laat horen.
Fijn hoor, zo’n oorwurm die de rest van de dag blijft hangen.
Maarr wél een mooi album en helaas zijn laatste.
Met dank aan zijn dochter Martha.
Gerry Rafferty – Rest in Blue – Parlophone 2021
Joop Wieringa
OMDAT WE OP MEKAAR LETTEN - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 10-2022)
Twee dagen in augustus was het overdags grijs bewolkt met het laatste stuk van de dag weer volop zon. Gelukkig dat het niet koud was. Die twee keren dat de zon zich liet zien greep ik mijn kans beet om wat op mijn landgoed te doen.
Alle groen dat opkwam vlak voor de zonne(n)panelen wou ik te gronde gooien om schaduw daarop te voorkomen. Door die bezigheden buitenshuis hebbende werd ik warm en zweterig. Dat krijg je gauw als je hartpatiënt bent. Dus maar ophouden met het wegmaaien van het overtollige groen en proberen een beetje snel weer af te koelen. En dat tweemaal dus.
Een week later ongeveer kwam er een lichte hoest opzetten. Een beetje vreemd gevoel kreeg ik ervan en toen dacht ik dat het een symptoom kon zijn van corona virus. Met een DHZ testsetje kwam ik positief uit de bus.
Nou ja, dan maar even niet naar sessies hunkeren.
Ook vader en zoon Collins (Louis en Fiachra) moest ik dan maar op afstand houden. Zij offerden zich op om de buitenkant van mijn vakantiecottage opnieuw in de verf te zetten. Fiachra had toch vakantie van zijn universiteit in Dublin en was nu op de thuisbasis. Ik kreeg al meteen van buren de aanbieding om mijn boodschappen te doen. Maar gelukkig had ik op dat moment een volle koelkast en vriezer.
Een paar dagen later begon ik mij zwakker te voelen en moeier ook nog. Ik werd er ziek van. Mijn gezicht werd gevoelig en ik kreeg onder mijn ogen wat koortsuitslag. Daarna ook bij mijn neus en op mijn lippen. Deed echt zeer en taste mijn mond en keel aan. Ik kreeg moeite met eten kauwen en slikken. Dat lukte bijna niet meer. Gelukkig had ik ook geen hongergevoel meer, dus at ik niet meer. Ik lag alleen maar op bed de hele dag en leefde van mijn pillen.
De koelkast en vriezer bleven gesloten en ondertussen werd mijn privé zieke(n)huis geverfd. Dat verven ging in etappes met lange tussenposes want er moest natuurlijk vakantie gevierd worden. En afhankelijk van hoe het weer zich per dag gedroeg werd er een beetje verder geverfd.
Een fijn gevoel kreeg ik wel steeds weer als er mij gevraagd werd of ik nog boodschappen nodig had. Het zit hier in het volk om de helpende hand te bieden als je dat nodig hebt. Toch heb ik iets bedacht om wat in mijn maag te krijgen.
Mary Howard bakte een bruin brood voor mij. En die broden van haar zijn zwaar van gewicht en voeden behoorlijk goed. Twee sneetjes per dag en je hebt niet echt honger meer. Ik sneed een sneetje in kleine blokjes en dompelde die zware blokjes in warme melk en zo lepelde ik toch nog wat naar binnen. Maar het zwakke en moeie gevoel bleef prominent aanwezig en dat hield mij in bed. En op een dag kreeg ik een sterke aandrang om een flinke douchebeurt te nemen om misschien wat beter te gaan voelen. Door dage(n)lang in bed te blijven en een week niet eten werd de behoefte om te douchen behoorlijk sterk.
Dus ik ging douchen en ja hoor, daar ging ik.Ik was zo afgezwakt dat ik mij best wel duizelig voelde tijdens de douchepartij. Sterker nog, ik vond mezelf tweemaal op de grond liggen. Toen werd ik knap nerveus, want dit voelde hetzelfde aan als toen die 24ste augustus in 2001. Toen begon mijn trip naar de hemelpoort en wonder boven wonder weer retour op aarde. Meteen stopte ik met douchen, droogde me af, zoveel mogelijk ontspannen, en belde de dokter. Ik riep dat ik een dokter of een ambulance direct moest hebben. Toen kwam mijn dokter aan de telefoon en die zou meteen komen. Toen hij in mijn privé zieke(n)huis was kwam hij erachter dat mijn bloeddruk veel te laag was. Dat was het gevolg van hele dagen op bed liggen en ook nog pillen slikken om de bloeddruk te reduceren. En dat was de reden waarom ik tweemaal mijn bewustzijn kwijtraakte in de douchecabine.
Stoppen met die pillen was het advies van de dokter. En ik kreeg antibiotica tegen de infectie in mijn mond en keel. Tsjonge jonge jonge, dat ik dit mag meemaken tijdens mijn vakantie hier in Kerry. Ik heb het nog nooit zo spannend gehad als nu.
Dit alles heeft ongeveer vier weken geduurd. Van de schrik is de corona virus op de vlucht geslagen en had de infectie de regie overgenomen. Goed dat ik een goeie dokter heb. Mooie naam trouwens: Brian O’Donovan.
Na zo’n zes weken heb ik mij weer bij de sessies gevoegd en lijkt alles weer op normaal. Ik denk dat ik besmet ben geraakt tijdens een sessie in de Fertha Bar. Daar zag ik aan de bar twee niet al te fris uitziende kereltjes. Die zouden het wel eens op hun geweten kunnen hebben.
En na afloop van die sessie sloeg Davey Arthur zijn armen om me heen alsof hij me niet wou laten vertrekken. Hij draagt mij op handen vanwege mijn muziek en banjospel. Maar ze zeggen weleens dat een ongeluk nooit alleen komt en dat klopt waarachtig ook nog. Dacht ik dat ik het ongelukkige achter de rug heb, komt er van buitenaf iets wat echt vreselijk is.
Tijdens de zomermaanden zijn hier meer mensen die van de N70, de Ring Of Kerry, gebruik maken. Dit jaar opvallend meer motorrijders. Misschien omdat dat goedkoper is dan auto’s. En tijdens deze zomermaanden gaan er dus ook regelmatig ambulances over de weg. Twee weken geleden was ik de was aan het doen op maandag met de internetradio lekker aan. En tijdens mijn bezigheden binnenshuis hebbende hoorde ik weer een ambulancesirene langsrijden. Na een tijdje, toen ik met de was klaar was en andere bezigheden, ging ik buiten aan de voorkant lekker een banaantje eten. Maar wat zag ik daar nou bij mijn ingang aan de slootkant?
Een brandweerwagen, politieauto, mannen met gele vest en iemand die bij het lage muurtje van de ingang stond te bidden. En het was net geverfd daaro!
Er kwam een man naar mij toe en die fluisterde dat er eentje dood was en achter het muurtje lag.
Ik zag een auto schuin op de weg staan en herkende die als de auto van Sandra. Dus het eerste wat ik deed was om de brandweerwagen lopen naar de auto van Sandra. De deur aan haar kant was flink ingedeukt en ik schrok daar vreselijk van. Ik liep direct naar haar deur toe en ze kwam heel gewoon de deur open doen. Zij het geen schrammetje. Mary O’Brian was op dat moment bij haar om wat bij te praten.
Later, uit verhalen van allerlei mensen, kreeg ik een idee wat er zich had voorgevallen toen ik aan de was was. Sandra kwam vanuit het stadje, wilde het zijpad inrijden aan de andere kant van de weg, ze was al op de andere weghelft toen er drie motorrijders ook uit de richting van het stadje kwamen aangevlogen. Twee konden Sandra’s auto aan de achterkant passeren maar de derde had geen tijd meer om dat ook te doen. Dus beukte hij recht in de deur van haar auto, vloog over de auto in mijn sloot. Botte pech, want daar is een waterafvoer die met keistenen is bedekt. Dus helaas geen zachte landing voor die motorrijder. En daar brak hij zijn nek en bleef in de sloot liggen.
Waarschijnlijk hebben zijn twee motormaten hem eruit gehaald en achter mijn pas geverfde muurtje gelegd. Mijn dokter is er nog aan te pas geweest om te bevestigen dat de ongelukkige motorrijder is overleden. Anders stonden ze daar nog te wachten. De brandweerwagen, de politieauto’s en mannen in gele vesten zijn nog heel erg lang in de weer geweest met het afwikkelen van weet-ik-veel en onderzoeken. Ze hebben mijn beide poorten afgesloten met wit-rode plastic lint en ik mocht er niet meer doorheen lopen.
Nou ja, het was inmiddels etenstijd dus ik hoefde niet weg en was gerust dat Sandra in goede conditie verkeerde. Maar ik verwonderde mij dat het lichaam achter het muurtje al die tijd in de hete zon heeft gelegen. Het werd pas opgehaald tijdens zonsondergang. En het onderzoeken duurde tot diep in de nacht met lampen erbij. De N70 werd weer opengesteld 11 uur de volgende ochtend. Ene kant een beetje jammer want het was lekker rustig zo.
Ik heb ondertussen heel veel vragen gehad van mensen in deze buitenwijk hoe het met Sandra was en of ik mij prima voelde.
Het nieuws spreidde zich snel uit via Kerry Radio en op internetsites. Iedereen was snel op de hoogte en was erg bezorgd over de bewoners rondom de plaats waar een Italiaan het leven liet.
Zo een fijn gevoel dat hier iedereen meeleeft met iedereen. Je woont hier dan wel vrij afgelegen buiten het stadje maar je bent niet alleen. Omdat we naar mekaar omkijken!!!
Het verfwerk is geschied en Fiachra maakt zich klaar om naar Dublin te gaan, ik ben helemaal genezen en heb een pilletje minder, Sandra heeft alweer een andere auto dus ik ga weer lekker door met vakantiehouden tot ik er bij neerval.
Sunny/PieRRe.
BANDA TAURINA - door Cor van Sliedregt
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 10-2022)
BANDA TAURINA
Music of the Bull Fight Ring
Vooraf en tijdens een stierengevecht speelt een orkest: de Banda Taurina. Ze hebben een speciaal repertoire. In de afgelopen jaren vond ik in tweede-hands winkels een handvol LP's. Tijd om er wat dieper op in te gaan.
Stierengevechten worden van oudsher in Spanje gehouden en zijn ook in Zuid-Franktijk en Mexico populair. In dit artikeltje gaat het mij niet om het fenomeen stierengevecht - iedereen mag daar het zijne van vinden gebaseerd op geschiedenis of dierenbescherming - maar het gaat mij om de muziek. Muziek met drama, een tikkeltje ordinair, een quilty pleasure.
ORKEST
Op de LP's uit de jaren '50 en '60 staan geen bezettingen vermeld van de brass bands die spelen. Een poging of via internet middels foto's meer te weten te komen mislukte omdat er vrijwel geen foto's van een Banda Taurina bestaan. Wel talloze afbeeldingen van LP-hoezen. Op de twee foto's die ik vond, staan de volgende instrumenten: trompetten, trombone, klarinet, sopraan-/alt-saxofoon, euphonium, tuba/sousafoon, grote trom met bekken, trommel.
*Brass Band
De eerste brass bands zijn ontstaan rond 1800 in Engeland. Deze hebben een strikte vaste bezetting met zgn koper-instrumenten. De New Orleans versie maakt ook gebruik van saxofoons, klarinetten en de sousafoons. De Caribische brassband is feitelijk een drumband met een hoofdrol voor de percussie. In 1878 formeerde Charles Fry en zijn drie zonen, in Engeland, een brasskwartet waarmee ze in de open lucht muziek maakten in straten en op markten. Dit werd later ook gebruikt en uitgebreid door het Leger des Heils en kreeg namen als: ‘The Halleluja Minstrels’ en ‘The Happy Band’.
De meest bekende vorm van brassband heeft de volgende bezetting: 1 Eb-cornet; 4 solocornetten in Bb; 1 repianocornet (Bb); 2 2e cornetten; 2 3e cornetten; 1 flugelhorn (bugel); 3 althoorns; 2 baritons; 2 euphoniums; 3 trombones (1 bastrombone); 2 Eb-bastuba's; 2 Bb-bastuba's en slagwerk.
meer info : https://nl.wikipedia.org/wiki/Brassband
MUZIKAAL GENRE: PASODOBLE
De Banda Taurina speelt voornamelijk Pasodobles. Pasodoble betekent: dubbele pas, en dat heeft te maken met de dansvorm. De oorsprong van de dans is vermoedelijk begin 16e eeuw in Spanje. In 1920 werd de dans verder ontwikkeld door Franse choreografen. In de stijldans wordt het stierenvechten uitgebeeld: de man als toreador en de vrouw als de rode lap. De maatsoort is 2/4 en het tempo is ca. 60 maten per minuut. De muziek kenmerkt zich door highlights: accenten in de muziek waarop het danspaar een vaste houding aan moet nemen in hun dansprogramma. Zodra de muziek daarna weer doorgaat, kan er weer verder gedanst worden. Een populaire dansmelodie is España cañí (Zigeuner-Spanje) van de Spaanse componist Pascual Marquina Narro, zie www.youtube.com/watch?v=YC5BA10r7-s en La Virgen de La Macarena van Rafael Mendez. De pasodoble heeft een marstempo. Soms is de relatie met het stierenvechten benadrukt in een titel als Pasodobles Toreros. Bovendien reageert het orkest/ de dirigent tijdens het stierengevecht op de gebeurtenissen in de arena.
Meer info: https://nl.wikipedia.org/wiki/Paso_doble
https://tierolff.nl/bladmuziek-voor-blaasorkesten/marsmuziek/paso-doble.html
COMPONISTEN
Vrijwel alle Pasodobles zijn 20ste eeuwse composities. Ik ben geen traditionele melodieën tegengekomen. Het is ondoenlijk de talrijke componisten te vermelden in het kader van dit beknopte artikel.
INTERNET INFORMATIE
Uitgebreide informatie over LP's en CD's: 30 albums (65 releases: LP, EP, Single) is te vinden op: https://www.discogs.com/artist/2007651-Banda-Taurina
Aanbevolen filmpjes op YouTube
dansles: www.youtube.com/watch?v=_JV292_bLqo www.youtube.com/watch?v=7ONCE5aGfaQ
www.youtube.com/watch?v=rkebYDNhqWs
~~~~~~~~~
Cor van Sliedregt
SEVEN DRUNKEN NIGHTS - door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda nr. 12 -2022)
Enige tijd geleden draaide ik een CD uit de verzamel box Serenade The Mountains: Early Old Time Music On Record en hoorde het nummer Three Nights Drunk van Gid Tanner & Riley Puckett (uit 1934). Ik kende deze melodie als Seven Drunken Nights van The Dubliners (1967).
Het is een Iers volkslied het was gebaseerd op een oudere Schotse ballade (Our Goodman ook wel Four drunken nights genoemd). Het lied werd ook onderdeel van de Amerikaanse cultuur door de vele Ieren die naar Amerika emigreerden. Als eerste (in 1927) opgenomen door Earl Johnson onder de titel Three Nights Experience.
Ik weet nu niet meer over hoeveel nachten dit lied gaat: 3 of toch 4 of misschien 7? In ieder geval niet meer dan 5, want de laatste 2 coupletten mogen/mochten niet voor publiek gezongen worden.
Zoals de zanger Ronnie Drew van The Dubliners altijd zei voordat hij met het lied begon:
“Name of this song is, The Seven Drunken Nights,
But we're only allow to sing five of them so here it goes “
Het lied gaat over een dronken man die thuis komt en iets ziet waardoor hij vermoedt dat zijn vrouw een affaire heeft met een andere man. Iedere nacht van de week (er wordt meestal begonnen met maandagnacht) vormt een couplet, gevolgd door een refrein waarin de man thuiskomt en iets ziet wat hem achterdochtig maakt. Maar zijn vrouw weet hem met haar uitleg niet te overtuigen van het tegendeel.
Op de eerste nacht ziet hij een paard. De volgende nachten een jas, een pijp, laarzen en op vrijdagnacht een hoofd op het kussen in het echtelijke bed. De laatste 2 verzen worden dan niet gezongen want ze worden als te ranzig beschouwd.
Door hun zeldzaamheid hebben er verschillende versies gecirculeerd. Eén daarvan is de versie dat er twee handen op de borsten van de vrouw rusten op zaterdagnacht.
En de versie van de zondagnacht is in alle bekende uitvoeringen toch zeer beschaafd gebleven:
As I went home on Sunday night as drunk as drunk could be
I saw a thing in her thing where my old thing should be
Well, I called me wife and I said to her: Will you kindly tell to me
Who owns that thing in your thing where my old thing should be
En ik weet waarom in de eerste versie van dit lied maar 4 dronkennachten werden bezongen. De opname uit 1934 was een z.g. 78-toeren plaat. Op deze oudste type grammofoonplaat kon maar 4 minuten muziek opgenomen worden. Dus was er maar ruimte voor 4 nachtjes.
Herbert Bos
SUNSET KELLY - door Pierre Coomans
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 11 -2022)
Hi there.
Het kan nog in Oktober lekker nazomer wezen hier in het zuidwesten van Kerry vlakbij de oceaan. Overdag nog het zonnetje, dezelfde als die in Holland schijnt te schijnen, met een heerlijk temperatuurtje dat het mogelijk maakt om nog aan de voorkant van mijn pas geverfde cottage te genieten van de ondergaande zon.
Ik heb geregeld Irish Pub Radio aanstaan bij het buiten zitten. Deze internet radio had ik ook in de MacHinisstreet in Koog aan de Zaan vaak aanstaan. Dat bracht/brengt mij steeds volledig in de Ierse stemming. Het verschil is nu wanneer ik hier in Kerry die IPR aan heb, het lijkt of de muziek uit de speakers veel echter klinkt dan toen in Holland. Ik denk dat het komt omdat Ierse muziek hier hoort en niet daar.
Hetzelfde heb ik met de tv zender TG4. Die zag ik vaak thuis in Holland al. Maar nu ik er naar kijk in Kerry is het ook net of het hier anders kijken is. Misschien dat het aan mijn ouwe oogies ligt kan een rol meespelen. TG4 is een all irish channel meestal in de oude Ierse taal. Veel Ierse programma’s met, uiteraard, hoe kan het anders hier, veel muziek. Vooral op zondagavond. Dus met IPR en TG4 voel ik mij hier helemaal thuis in Ierland. En na vier jaren nog steeds geen moment het gevoel van homesick gevoeld. En dat voelt heel goed.
Wilt u ook eens dat gevoel meevoelen, kom gerust hierheen en voel mee met wat ik hier voel.
Vandeweek bij de doctor nog een jaarlijkse uitgebreide check uitgevoerd en de resultaten lieten weten dat ik in alle onderdelen beter scoorde dan vorig jaar. Komt misschien omdat ik me zo goed thuis voel hier. Zo zit ik dan te mijmeren bij het buiten zitten aan de voorkant van mijn pas geverfde cottage terwijl het einde van de dag er aan zit te komen. In een zeker tempo zie ik de mooie kleuren van het landschap, de bergen en het water vergrauwen.
Groepen zwarte vogels vliegen over mijn landgoed op weg naar een bomengroep om daarin de nacht door te brengen. Andere vogels fluiten, krijsen of piepen luid door het luchtruim. Het lijkt alsof ze iedereen nog willen vertellen over wat ze deze dag hebben moeten doormaken. En als ze allemaal klaar zijn met hun verhalen door mekaar te vertellen wordt het gauw stiller in de lucht.
Aan de overkant van de waterplas hoor ik nog een koe voortdurend loeien. Hoe die het voor mekaar krijgt om over zo’n grote afstand van zich te laten horen is mij niet zo bekend. Dat zal te maken hebben met een van nature getalenteerde techniek van ademhaling. Maar ook die koe vindt het op een gegeven moment welletjes en staakt zijn geloei. Ondertussen wordt het kleurloos rondom mijn cottage en er komt een voelbare rust over Strands End. De stilte overheerst en dat kan je niet horen. Dat zou je ook mee moeten voelen hier in Kerry.
Ook op de weg is het aanzienlijk rustiger geworden. Af en toe zo nu en dan rolt er nog een tractor soms langs. Ook nog weleens een auto of een motor. Maar het is duidelijk dat het dagelijks leven zijn einde nadert.
Het wordt echt rustiger. De zon is er bijna aan ten onder gegaan. Het laat zijn warm gele licht nog tegen de onderkant van de wolken aan schijnen. En wat dat voor een prachtig beeld oplevert geeft mij zo’n fijn gevoel dat ik even omhoog kijk en een woord van dank naar de top van de hoge berg stuur waar het grote witte kruisbeeld over mij zal waken gedurende de nacht.
Sunny/PieRRe.
Take care and keep smiling.
GEWAAGDE DANS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 11-2022)
Two step, Jitter bug, Cajun Walts zijn enkele dansen die ik ooit heb geleerd van Joke v.d. Valk. De cajun muziek sprak mij wel aan dus wilde ik daar veel van weten.
Later ben ik naar het 3 daagse Cajun en Zydeco festival geweest in Raamsdonkveer, een van de weinige festivals in Europa.
Ergens op een middag stond ik voor het podium te kijken naar een van de vele bands toen ik op m’n schouder werd getikt. “He hello, would you like to dance with me?
Een hele knappe blondine stond voor me en ik stond schijnbaar onbewust een beetje swingend te bewegen waar zij dus achter mijn rug het idee kreeg dat ik misschien wel kon dansen.
De twostep ging samen geweldig; ik kan redelijk goed leiden bij de dans alleen met zo’n mooie meid in mijn armen was ik toch wat voorzichtig. Zij vond dat niet erg maar bij de cajun wals was ik te schuchter want zij zei dat ik deze anders moest doen en kroop echt helemaal tegen mij aan wat mij haast deed denken aan een paringsritueel Dicht tegen mij aan en wat dieper door de knieën ,zowat kin tegen kin. Bij mij ging een stevige zoen door mijn gedachten maar alleen door mijn gedachten. Heel onprettig vond ik dat natuurlijk niet. Dat was nog jaren voor het ‘Me Too’ tijdperk. Ze kwam uit Engeland wat ik dan weer jammer vond natuurlijk want zo’n afstand stond toch een wat dieper contact in de weg vond ik. De volgende dag zocht ik haar op bij het podium en zag haar al weer met een ander ( rot joch) dansen. Kans verkeken als die er al was.
Ik merkte dat de variatie van deze muziek soorten wat weinig was dus na de zoveelste band nam mijn interesse wat af. Niettemin was mijn aandacht zodanig dat ik bij de stand een cd’tje kocht van The Cajun Company; pure cajun en mooi geproduceerd door ene Dirk Powell. Later ontdekte ik dat de man ook muzikant was en een hele belangrijke binnen de cajun en old-time wereld . Speelde Fiddle en Banjo en produceerde ook bij andere bands.
Na jaren is de dans wat uit het oog geraakt en ook de Cajun en old-time muziek draai ik niet dagelijks.
Bij mijn dealer was ik opzoek naar iets anders maar kreeg plotseling een cd van Dirk Powell in mijn handen Zelf was ik al in bezit van ‘Time Again’ en ‘If I Go Ten Thousand Miles’ twee geweldige roots albums en hier had ik zijn nieuwste exemplaar, vermoed ik ,in mijn handen. Niet luisteren maar gewoon blind kopen was het advies aan mijzelf. Blij met dit cadeautje fietste ik naar mijn cd speler en werd nog blijer van de bekende namen die zijn vrucht nog mooier maakte. Naast een prima zanger in hij inmiddels ook Multi speler met heel veel méér snaar instrumenten, knoppen accordeon , piano, percussie, kortom :veel. Een deel van de mede spelers komt uit de Celtische wereld zoals Fluitist Michael Mcgoldrick, Donald Shaw met Accordeon en Piano, Fiddle speler John Mccusker , en percussionist James Mackintosh; allemaal vormen ze leden van de Trans-atlantic Sessions, huisband . Maar ook namen als Rhiannon Giddens en Sarah Watkins zijn enkele bekende namen in een lange lijst van maar liefst 17 gastspelers. Alles werd opgenomen in zijn studio in de Bayou Teche , Louisiana. Deze keer geen heftige sound maar veel meer toegankelijke muziek waar de Celtische muziek bijdrage heel mooi ‘blend’ maar toch duidelijk de stijlkenmerken uit Scotland laat horen. De titel : “when I wait for you” komt van het eerste stuk van de schijf en geeft de waarde aan voor het wachten voor je echte liefde. Tekstueel is er meer belangrijks te beluisteren zoals in “I Ain’t Playing Pretty Polly “en “Say old playmate” die handelen racisme en geweld tegen vrouwen.
Muzikaal is het flink genieten. Fantastische melodieën komen voorbij. “The bright light of the day” lijkt wel op het beste werk van The Band. De meeste nummers blijven op een aangename mid tempo. Regelmatig komt de samenzang tot een koortjes sound waarbij dochters lief ook mee doen. “The little things “ is een samenzang met fiddle speelster Sarah Watkins en ja, er is ook nog ruimte voor een cajun wals: ”Les yeux de Rosalie” gezongen in het Cajun French dat overgaat in een instrumentale two step en waar zijn Button-accordeon duidelijk aanwezig is. “Jack of hearts“ is met z’n Electrische Gitaar wel stevig maar door de andere instrumenten wordt het niet persé ruig. Met de meezingers ontaard dit stuk in een jolijtig feest.
Het volgende : “Ain’t never fell” wordt heerlijk gedomineerd door de Minstrel Banjo van Rhiannon Giddens. Het is allemaal zó prachtig. Het atmosferische “You will live love” over natuur en z’n liefde.
Het slot is alleen een bluesy piano begeleiding onder zijn ,nu, jazzy stem. “One note” is een waardig slot van een fantastische cd.
Dirk Powell – When I Wait For You – vertical records – 2020
Joop Wieringa
SEA SONGS - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 01-2023)
JA, ik had um al zien liggen bij mijn dealer maar ik was van huis gegaan voor een andere ‘treasure’ in een andere genre.
Ook al is de financiering van mijn verslaving nog niet direct een groot probleem, de kans op ‘dichtgroeien’ en het hebben van een pakhuis is toch een beetje de zorg op de achtergrond waardoor ik niet gelijk alles aanschaf wat ik de moeite waard vind wat ik zie. Mijn brede smaak geeft soms keuzestress. Nu ik al weer een paar jaar geen Radioprogramma heb is de aanschaf van nieuwe actuele Cultuurmuziekjes ook wat afgenomen. Bij mijn vorige bezoek was ik geslaagd in wat ik alweer eerder had zien liggen en reed ik naar huis met die (junken) dwang gedachte: ‘had ik die ándere cd toch ook moeten kopen?’.
Nu was er ook weer ‘schrijflust’ en een leuk pittig muziekje van de grote folkgroep Bellowhead spatte door de speakers de huiskamer in. Zij speelden Zeemans muziek en ik dacht terug aan de tijd dat ik zanger was bij zo’n Shantykoor waar ik toen ook achter een meegebrachte T-Bas stond of m’n Bodhran beroerde. Behalve zingen van ‘For bitters’, ‘Kaapstanders’, ‘Houlyards’, ‘Stamp-‘n’-go’ en captain shanties ( allemaal soorten werkliedjes op zee en ontwikkeld in de 19e eeuw tot aan ong. 1880 op de Amerikaanse pakketschepen) bij dat koor was ik ook nog even lid van The Foo Foo Band ( van wijlen Bert Aalbers) dat zich, naast het zingen van Shanties , ook bezighield met het spelen en zingen van andere zeemansliedjes die meestal niet op zee geboren waren . Met het Shantykoor heb ik nog de beroemde Stan Hugill ( in zijn nadagen) mogen meemaken. Hij was een soort ‘Alan Lomax’ en werkte op veel van die Tall ships. En hij legde ,op papier, de shanties vast die hij om zich heen hoorde van zijn mede maten op die schepen. Eenmaal definitief ‘op het droge’ tekende hij zijn zeemansleven op in boeken zoals zijn beroemde , vaak geraadpleegde, boek ‘ Shanties of the Seven Seas’ waar ongetwijfeld ook wel een echte Fu Fu band in voorkwam, een groepje muzikale matrozen of werklui die in hun vrije tijd al zingend zichzelf begeleidden met keuken gerei zoals potten en lepels naast echte instrumenten als Accordeon en Fiddle. De echte Shanty wereld hield op te bestaan toen de zee meer en meer werd bevaren door stoomschepen en de ‘romantische’ Shanty festivals zijn daar een uitvloeisel van en nog regelmatig te zien; leuk voor een dagje uit.
En ja, tijdens het schrijven en muziek luisteren, nog vroeg op de dag ontstond weer de drang naar die cd die ik had zien liggen bij m’n dealer. Daar lag maar één exemplaar en weg is weg. Bestellen wilde ik niet; bang voor ‘hoarder’- gedrag en een echte hoarder had ik wel eens meegemaakt.
Maar hij lag er nog, het album “Sea Song Sessions “ gemaakt door enkele zeer muzikale bekenden voor mij en uitgebracht op het gerenommeerde TOPIC Label.
Zanger/ fiddler Seth Lakeman, zanger/multispeler Jon Boden ( ex Bellowhead) ,zangeres Emely Portman die ook voornamelijk de toetsen speelt, Zanger / Bassist -en- meer Ben Nichols en zanger/snarenman Jack Rutter ; een indrukwekkend muzikaal gezelschap dat samen een fraaie cd hebben gemaakt vol mooie bekende maar ,voor mij, ook onbekende sea songs. In die 19e eeuw op zee en aan land is behoorlijk wat folksong materiaal gemaakt met het ’werken op zee’ als onderwerp. Dit muzikanten collectief werd door de organisatie van het Folkstone Festival gevraagd om een avond met maritieme nummers voor te bereiden. Alle leden hebben maritiem materiaal op hun eigen speellijst staan of zelfs zélf geschreven. Het beviel de heren en dame zo goed dat het vastleggen van de setlist bij allen aanwezig was. Met behulp van Ben Hiller werden de songs in 2 dagen ‘live’ opgenomen in zijn studio in Sussex Dan gebouwd; een studio gebouwd in een giga -groot boerderij gebouw dat volledig gebouwd is van hooibalen. Het TOPIC label, dat vaker maritieme folk albums had uitgebracht wilde hier ook in participeren.
13 Songs, meest traditionals, enkele zélf gepende songs en geleende songs van de Engelse folk schrijvers Lal Waterson & Oliver Knight en Tim Hart & Maddy Prior.
Omdat alle leden de ‘leadzang’ op zich nemen en multiplayers zijn is dit album zeer afwisselend en boeiend gevuld. Genoeg leden voor een Shanty koortje maar hier horen we toch geen Shanty geluid waarbij de nadruk ligt op zang met Harmony zang.
Het opening stuk ‘The Rambling Sailor ‘wordt stevig gezongen door Seth Lakeman die ook zijn herkenbare fiddle stijl neerzet. De anderen zingen mee in het refrein en ondersteunen hem met Harmonium, Bouzouki, Banjo en de fiddle van Jon Boden. Strekking van het verhaal: ‘van alle vrouwen zal ik houden maar geen zal ik trouwen ; ik ben nog steeds de wandelende zeeman’.
Een heel andere stem heeft Jack Rutter in het volgende ‘The Dreadnought’ die hij zelf schreef over de beroemde snelle klipper die voer van Liverpool naar New York . Belangrijke begeleiding is hier Gitaar Fiddle en Concertina . Het volgende lied ‘Rock ‘n’ rowe me over ‘wordt aangevoerd door de enige vrouwenstem van Emily Portman. Een van de laatste sea shanties aan boord die vaak werd gezongen vlak voor de thuiskomst naar vrouw en kind; mooi langzaam en ingehouden gezongen . Het 4e lied, een waltz : ‘Salvation Army Band girl’ over de pas ontloken liefde wordt hier gezongen met z’n licht getormenteerde stem van Jon Boden zoals ik hem ken van Bellowhead. Ben Nicholls met z’n zware basstem is ook een tegenhanger qua geluid en zingt het humoristische ‘Jack and the Bear Skin’, de zeeman die niet door zijn vrouw wordt herkend om dat, na lange tijd op zee , zijn uiterlijk behoorlijk is veranderd met begeleiding van zijn Bas, en percussie, Fiddle, Harmonium, Banjoline en de samenzang van de anderen.
Vaak gebruikte thema horen we in: ‘ Short Jacket and White Trousers’ gezongen door Emily. Vrouw verkleed als man /matroos en ,in dit geval, zin in avontuurtjes maar niet met de kapitein aan boord hoe graag hij ook wil in dit lied. In iedere haven gaat ze als vrouw van boord ,zin in … avontuurtjes.
Nog een bekend thema zijn de Shipwreck songs en “The lady and the Lantern “ wordt hier gezongen door Seth Lakeman als een hele mooie ballad met in het begin een lange unisono begeleiding met Fiddle, Concertina en Harmonium. Een erg dramatisch verhaal van een schipbreuk, het verlies van een baby en een moeder die stierf van verdriet. En in de nacht haar Geest met de lantaarn die nog steeds zoekt naar het kind.
En zo hebben alle liedjes wel een thema, een mooi verhaal.
Jack Rutter met de anderen zingt het verhaal ‘Young Susan on board of a Man -of- War’ een geliefde die, vermomd als matroos, haar man achter na reisde op een oorlogschip die oorlog tegemoet gaat. Ze raakte gewond en stortte neer. De eerste die haar, verbaast vond was haar William. Na de oorlog trouwen ze en soms voelt ze de kras en denkt ze terug aan deze eerste ontmoeting op het schip.
Het laatste lied is een victoriaanse Shantyballad ‘Deep Blue Sea’ met leadvocals van Jon Boden aan de piano en de anderen a-capella in koor.
Bijna 50 minuten prachtige zeeliederen gemaakt door de huidige top muzikanten , een topper in mijn nog steeds groeiende collectie.
Sea Song Sessions – div. – Topic records- 2020
Joop Wieringa
Orchestre International Du Vetex - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda nr. 2 — 2023)
“IK VIND dat we moeten openen met ‘Romano Oro’ maar dan niet met mijn stem alleen maar ánders; laten we gaan experimenteren” zei Lionne, onze zangeres.
Het jaar 2002 ,20 jaar geleden ,nu ik dit optik, waren we een afwijkende Nederlandse Balkan band (met de naam Habbekraç) voor die tijd. Mijn broeder speelde Fender Stratocaster met een scheurend elektrisch rockgeluid en met een uitgebreid groot Drumstel hadden we een paar behoorlijk stevige jongens in de band. Het repertoire was breed met Macedonisch, Bulgaars, Albanees, Grieks, Roma maar ook KLezmer, Schots, Iers en Cajun deden wij op ons programma.
We wilden een cd maken maar ik was er geen voorstander van. Als podium groep was er best veel belangstelling en ook een goede respons maar of we nu zo goed waren voor een cd dat betwijfelde ik. Ik voorzag dat we met zo’n product al snel in de ramsj bakken zouden belanden . Niet negatief bedoeld maar gewoon gezond realisme in een zee van nieuwe cd’s. Maar lang aandringen van m’n 7 medespelers en mijn toch wel solidaire houding trok me over de streep. Het kon altijd nog eens bij een optreden verkocht worden ook al voorzag veel dozen vol cd’s ergens in huis (en ik had er al zoveel van anderen)
Na een strenge selectie, een flinke discussie en veel schrappen op de lijst bleven er toch nog 14 nummers en 52 minuten over voor het project. Een bevriende technicus had een mobile studio en onze Mandoline speelster woonde in een groot vrijstaand huis. De volgorde en indeling van de nummers op de cd bracht het Macedonische ‘Romano Oro’ als eerste nummer naar voren. En toen aan de slag met experimenteren in de opening van het Roma stuk. Een minuut verschillende Drum variaties en een baslijntje werd de uitkomst.
Mijn Baslijntje suggereerde telkens opnieuw uit de startblokken te komen met telkens een iets ander Drumritme totdat Lionne haar lange afglijdende opening melodie zong. Dan een korte ‘break’ en daarna begon het Balkan lied te swingen. Zélf verzonnen.
Na 3 zondagen stond alles naar tevredenheid op de ‘moederband’. Intussen hadden we de maatschappij SYNCOOP bereid gevonden en in het najaar lag er een doosje bij onze geluidstechnicus naast haar grote mengpaneel.
Het product lag in de platen winkels maar meer respons dan bij onze optredens verwachte ik niet ondanks het toch wel artistieke hoesje, toen nog, in een plastic doosje; Ik kon het product geestelijk loslaten en luisterde er ook niet echt meer naar. Het leven gaat weer verder.
Een klein jaartje later kwam er een vraag van het Foto Festival Naarden. Mijn Baslijntje aan het begin van ‘Romano Oro’ wilde men graag gebruiken voor een TV spotje rond het ‘8 uur journaal’. Maar er was geen geld, wél toegangskaarten en mooie fotoboeken.
Wij waren een hobbygroep dus ja, ze mochten dat muzikale Baslijntje wel gebruiken voor de sterreclame .We waren best wel trots.
“Daar is die weer” zei mijn vriendin luisterend naar het sterblok vlak voor 8 uur ’s avonds. In het begin vond ik het wel raar klinken maar toch ook wel gaaf en trots op hun keuze maar alles went op den duur en de aandacht lag weer op andere dingen dan spotjesreclame.
Men heeft het spotje rond het Foto Festival nog zo’n 2 jaar gebruikt meen ik maar inmiddels had mijn hobby leven alweer een andere wending gekregen. Nu hoor ik weer heel ander soorten muziek maar de Balkan muziek is nooit ver weg voor langere tijd.
Zoals nu met deze grote Brass band Orchestre International Du Vetex van 15 mens sterk. International slaat waarschijnlijk op het feit dat er behalve Vlamingen en Walen ook Fransen in de groep spelen. De communicatie is een eigen soort koeterwaals wat ze zelf ‘Flamoek’ noemen. Men zetelt in Kortrijk en hebben elkaar bij een sociale activiteit bij toeval ontmoet en is bij die sociale actie gewoon doorgegaan met een groep te zijn. Aanvankelijk startte men als Balkan Brass band maar gaandeweg kwamen er ook Ska, Gipsy en Klezmer invloeden bij.
En nu op hun 5e album “PLaza Mayor” zijn er ook Latijns-Amerikaanse invloeden te horen zoals de Cumbia ‘la fenice’ en dan bij de volgende ‘Tarantelle N 11-La confinata zijn we plots in Italië en alles pittig gespeeld als een echte feestband. Het geluid wordt vooral bepaalt door de blazers maar soms piepen er ook wat Accordeongeluiden door de sound. Ook Drum en percussie spelen een belangrijke rol zoals de Reggaenummers ‘From Brest to Brest’ en ‘Summer of love 2020’. En rustpunten zijn er ook zoals de ‘Spokanie Habanera’. Maar daarna gaan we weer heel snel door met de Roemeense Brass deunen van ‘Verlika Drniksova’ inclusief Electrische Gitaar. En er wordt zowaar ook gezongen in het Jiddische stuk ‘Tumbalalaika’ door Panienki.
In de laatste 2 stukken is er ruimte voor de zanger Yuriy Gurzhy waarvan de reggae van de eerder genoemde ‘Summer of Love’ mij meer aanspreekt dan de Balkan discodeun ‘Fly 2 Minsk’ ondanks het jolijtige vrouwen koortje er in. Hier en daar komt er een vrije blaas improvisatie door maar het meeste zit strak in het keurslijf.
Uitstekende muziek om snel wakker te worden deze ‘Vetex.
Orchestre International Du Vetex – Plaza Mayor 2021
Joop Wieringa
NIEUWE OOGST - door Joop Wieringa
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 03-2023)
LEES ik over de dood van David Crosby. Ik had zijn laatste album For Free uit 2021 nog niet zo lang in huis. Uit mijn kleine hippieverleden volgde ik destijds Crosby bij Crosby, Stills and Nash (en soms Young). Ik vond zijn songs altijd erg interessant en ook op zijn solo-albums vond ik hem sterk. Zo ook zijn allerlaatste is weer de moeite waard. Fijne samenzang waar ik ergens die oude hippiesound terug hoor maar dan als trio zonder Neil. Op dit album For Free klinkt zijn stem nog steeds gaaf alsof hij nooit een heftig rock-’n-roll leven heeft gehad. Maar we weten wel beter en dat zal zijn einde met Covid ook wel bespoedigd hebben.
For Free is weer een prima album en veel recensenten hebben er al hun plasje over gedaan dus ik houd het hier maar kort. In zijn eigen songs op dit album herken ik hem het sterkst natuurlijk en een nummer van Donald Fagen is in alles toch meer ‘Steely Dan’ dan David Crosby; ook een fijn nummer maar geen ‘Crosby’ sound . Dan komt de titeltrack ‘For Free’ door Joni Mitchell geschreven dichter bij zijn eigen werk. Ook de stukken van zoon James Raymond gaan er weer in als heerlijke swingende stukjes snoepgoed maar altijd met die spatzuivere herkenbare stem van de meester zelf.
Maar helaas van al dit moois hebben we kunnen genieten tot zijn verlies op 18 januari 2023, 81 jaar oud. Crosby was ook in mijn late hippietijd mede de oorzaak voor mijn American folk interesse met zijn Byrds (mede)oprichting. Via The Byrds kwam ik in aanraking met de folkrock en via de folkrock met blue grass en oldtime. En over old time geschreven lees ik over een optreden van J.P.Harris, ergens in maart ’23 [zie de rubriek Noord-Amerikaans, 24 maart] en heb ik bij toeval z’n laatste album Don’t you mary no railroad man uit 2021. Een fantastische elpee met bekende en iets minder bekende traditionals en gebracht in de oldtime stijl op de clawhammer banjo.
J.P.Harris is nu timmerman van historische huizen en met een geschiedenis van heel veel soorten baantjes maar is ook instrumentbouwer van open banjo’s. Geboren in Montgomery voelde hij zich eerst aangetrokken tot de punkmuziek en verhuisde naar een gebied waar punk hoogtij vierde. Later ontdekte hij de muziek van The Carter familie, Jimmy Rogers, Doc Watson, Waylon Jennings en Merle Haggard. En daar is hij nu bekend mee en treedt hij vaak op met z’n begeleidingsgroep The Tough Choices, maar ook als duo met fiddler Chance McCoy, de voormalige fiddler bij Old Crow Medicine Show [zie de rubriek Noord-Amerikaans, 8 maart]. Samen met McCoy maakte hij dit prachtige album. Hier noemt J.P. Harris zich verder voluit ‘Dreadful Wind and Rain’ en bespeelt hij zijn eigen gemaakte clawhammer banjo’s met open klankkast. Het verschil tussen oldtime en bluegrass is de speeltechniek waarbij de bluegrass-stijl heel anders is met de Earl Scruggs banjo-speelstijl; eigenlijk veel melodischer.
Dit album is een geweldige verzameling folksongs, oorspronkelijk van de Britse eilanden en Europa en door de eerste ‘settlers’ meegebracht naar de Appalachian mountains waar deze ‘Hill Billies’ hun ‘oudetijds’ muziek speelden op hun ‘porch’ in melancholische buien; de muziek van de, voor hun, oude wereld. Deze 10 klassieke folksongs zijn ‘murderballads’ en ‘bandit ballads’ vol ‘dispair and missery’ maar soms toch ook geschikt voor een square dance of bij een avondje ‘moonshine’ drinken zoals de meeste avonden zijn in de Appalachen.
De muziek die hij verzamelde voor dit album komt van oude meesters zoals Doc Watson, Dock Boggs , Jean Richie, Seeger Family, Norman Blake en van 78-toerenplaten en opnames van ‘fieldworker’ Alan Lomax. Het zijn mooie versies gebracht met een doorleefde stem en zijn eigen banjo’s klinken donkerder of het is de opnametechniek waardoor het geluid zo vol en warm klinkt. Er staan klassiekers in old timey stijl op zoals: ‘House Carpenter’’ en ‘Barbry Allen’ maar ook bekende als: ‘Mole in the ground’, ‘old Bangum’ ,’little Carpenter’. ‘Otto Wood’ worden hier gebracht als een square dance en in sommige stukken tokkelt hij alleen of krijgt een lied ook een lange liggende fiddlenote mee.nEen heerlijk album waarvoor het duo afreisde naar West Virginia om te graven en te spitten naar die oeroude volksmuziek en te schaven en te kneden tot dít resultaat: een geweldig album, integer zoals de traditie is doorgegeven.
Al snuffelend zag ik ook weer wat nieuws van de Schot James Yorkston, geboren in Glasgow. Hij is een avontuurlijk mens die begon zijn muzikale stappen als bassist in, alweer, een punkband maar schrijft ook boeken. Zijn solocarrière startte nadat John Peel meespeelde op zijn demo.
Via de bekende Schotse muzikant John Martyn werd zijn bekendheid snel groter. In de scene van mensen als Bert Jansch en Martin Carthy kreeg hij fans als Alastair Robberts, Kathryn Williams, Lisa Knapp of Lal Waterson. Zijn songs zijn gecovered door o.a. Nic Jones, Anne Briggs en Shirley Collins. Naast deze muzikale richting maakt hij ook Indiaas-Britse folk samen met bassist Jon Thorne en sarangi speler/ zanger Suhal Yusuf Khan. Zij maakten ook drie spannende cd’s. Naast gitaar en piano speelt James ook banjo, bouzouki, nyckelharpa en concertina. Zoals gezegd: een avontuurlijk mens.
Vanaf z’n tweede album Just beyond the river volg ik zijn muzikale weg en ook met z’n trio Yorkston/Thorne/Khan, wat heel anders maar ook muzikaal boeiend is. Een weg die behoorlijk grillig is en het muzikale kwartje pas naar enkele draaibeurten laat vallen. Een aantal albums maakte hij met zijn groep The Athletes. Het zijn albums met een zachte uitstraling, met soms stevige jazzy momenten en melodieën die niet direct beklijven. Dit laatste,11e, album The great white sea eagle uit 2022 maakte hij met een andere groep: The second hand Orchestra en ook met een belangrijke rol van zangeres Nina Persson. Ook in deze muziek weer die zachte uitstraling maar nu met goed te volgen melodieën,nsoms gebracht in een koortje en met violen, fluit, cello en piano. Soms met een wat groter geluid met gitaar, drums, saxen, french horn en trompet in een jazzy setting. Je moet er even voor zitten en wat vaker naar luisteren maar dan is het weer een prima plaatje. Het enige moment dat ik even weg zou kunnen is bij de gesproken titelstuk waarbij James een boekfragment voorleest over wat geheimzinnige achtergrondgeluiden (verhaal over zijn zoon?). Voor de rest is het toch weer mooi wegdromen. Wat ook een beetje geldt voor de indie-folk muziek van Damien Jurado maar zijn 2022 cd The monster who hated Pennsylvania is toch wat pittiger ondanks ook zijn wat dromerige stem. Muziek tussen folk en soft pop in; zo te horen geschreven vanuit de gitaar. Bij ‘Song for Langton Birch’ moet ik aan de te hoog gegrepen stem van Neil Young denken. Ik heb eerder wat van de man beluisterd en was toen al overtuigd: de man kan aardige songs maken die wel je aandacht vasthouden. Alleen bij ‘Johnny caravella’ wordt het dromerige met een geluidsexplosie weggeblazen alsof déze ‘ome Neil’ even z’n eigen Crazy Horse van stal had gehaald. De echte Neil Young maakte in 2022 ook weer een nieuw album, Love Earth, met zijn huidige Crazy Horse met het actuele thema over de teloorgang van het milieu en de biodiversiteit waar hij al een tijdje mee bezig is.
Ondanks dat zijn muziekstijl niet echt meer vernieuwt is het muzikaal afwisselend genoeg met soms vrolijker country-achtiger liedjes en soms de zware donkere grunge gitaren inclusief overstuurde klanken van o.a. Nils Lofgren. Toegevoegde nieuwe waarden in en door de zware sound is het geluid van harmonium, harmonica en accordeon (van Nils) die ook méér snareninstrumenten bespeelt op dit album. Net als bij Crosby heb ik ook altijd wel een zwak gehad voor Neil Young en ook dit nieuwe album is weer prima met ook weer een gigalange stevige track van ruim 15 minuten met de titel ‘Chevrolet ‘.
En alles rammelt hier op een aangename manier. Ook tekstueel is er weer veel te melden maar ook over deze elpee is al veel geschreven dus blijf ik maar bij het eerder genoemde geluid van Damien Jurado die, bij nader vergelijk, toch een betere stem heeft dan de charmante maar onvaste falset van de echte Neil. The monster who hated Pennsylvania van Damien is een stuk bedachtzamer en mooi allemaal en nog even in rust voordat we vrolijk (?) met ons allen de 3e wereldoorlog in duiken. Ik schat volgend jaar, rond deze tijd, en dan maar kijken welke Europeaan het overleeft want dit ‘oorlogsspel’ is al ouder dan de eerst besproken ‘oudtijdse’ muziek. En we leren nooit; Neil Young heeft hier ook al eens iets over verteld.
David Crosby – For Free – BMG 2021
J.P.Harris Dreadful Wind and Rain - Don’t you marry no railroad man - Free Dirt Records 2021
James Yorkton, Nina Persson and The second hand Orchestra – The great white sea eagle – Domino recording Company Ltd 2022
Damien Jurado - The monster who hated Pennsylvania – Maraqopa records 2021
Neil Young – Love Earth – world record / reprise 2022
Joop Wieringa
ALTAN - door Hans Nas
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.8-2021)
ALTAN
Mits de coronaregels het toelaten, komt de Ierse folkband Altan op vrijdag 1 oktober a.s. voor een éénmalig concert naar Nederland bij folkclub Roots aan de Zaan. Genoeg reden om weer eens wat aandacht aan deze groep te besteden. Zie voor informatie ook www.rootsaandezaan.nl of www.altan.ie
In 1996 reisde ik voor het eerst naar Ierland en daarmee ging een lang gekoesterde wens eindelijk in vervulling. Eenmaal daar kwam ik toen ook , o.a. door bezoek aan pubs, in contact met Ierse traditionele muziek. Ik was er diep van onder de indruk, net als van de Ieren zelf en van hun prachtige land. Tot die tijd was Ierse muziek voor mij alleen het genre van The Dubliners geweest. Ik was eerder naar concerten van die band geweest en ik herinner me goed de uitgelaten sfeer in het Utrechtse Vredenburg, waar je bij wijze van spreken tot je enkels in de Guinness stond.
Ierse trad, hoe klinkt dat eigenlijk?
Na die eerste vakantie ging ik op zoek naar andere Ierse muziek dan die van The Dubliners. De Free Record Shop en vooral ook Fame in de Kalverstraat bleken wel wat te hebben, net als Concerto. Later zou ik vaste klant bij Barend en Marjan van Straten van Gaelforce in Oud-Beijerland worden. Die hadden een gigantisch aanbod, uniek op de Nederlandse markt.
In het begin - ik heb het nu over de tweede helft van de jaren ’90 - kocht ik vooral compilaties om een indruk te krijgen van wat de Ierse trad zoal te bieden had. Dat was meestal toch anders dan het gooi- en smijtwerk van The Dubliners, door mij later steevast aangeduid als stofzuigermuziek, een soort Ierse arbeidsvitaminen. Ik moest er aanvankelijk wel aan wennen, maar al snel groeide mijn waardering, vooral voor fiddlemuziek. Inmiddels heb ik een paar honderd cd’s met Ierse fiddlecd’s in mijn verzameling.
Altan, the early years
Waarschijnlijk kwam ik Altan voor het eerst tegen op een thematische compilatie-cd van Celtophile, een sublabel van het Amerikaanse Green Linnet Records. Dit label had een indrukwekkend aantal Ierse topmuzikanten onder contract, die op hun beurt hoopten op die manier gemakkelijker toegang te krijgen tot de Amerikaanse markt. Voor een professionele band is Ierland zelf veel te klein om een bestaan in de muziek op te bouwen en optredens in het buitenland zijn bijna letterlijk een levensnoodzaak. In de VS wemelt het echter van mensen met Ierse voorouders en voor velen van hen houdt Ierse muziek de herinnering aan het moederland levend. Het is dan ook niet toevallig, dat de viering van de Ierse nationale feestdag, St. Patrick’s Day op 17 maart, in New York een nog grotere aangelegenheid is dan in Dublin.
Ik heb goede herinneringen aan Green Linnet, want dat label zette alle door hen uitgebrachte albums integraal op internet, zodat ik ze volledig kon beluisteren. Sterker nog, zelfs in die jaren wist ik al, hoe ik digitale audio op mijn pc kon opnemen en op cd moest branden. In mijn collectie Ierse muziek heb ik dan ook tientallen albums, die ik op die manier heb opgenomen. Later is mij dat nog goed van pas gekomen, toen ik vaste ‘gastpresentator voor Ierse folk’ werd bij het radioprogramma Avondland van Joop Wieringa. Avondland bestaat helaas niet meer, ik denk er nog wel eens met weemoed aan terug.
Green Linnet is jammer genoeg overgenomen door Compass Records, dat razendsnel het integraal beluisteren (en opnemen) van al die prachtige albums onmogelijk maakte en verving door korte samples, waar ik niets aan had. Niet lang daarna echter ontdekte ik op het internet streamingsdiensten als Spotify en Deezer, beiden muzikale snoepwinkels en een nieuwe praktisch onuitputtelijke bron voor mijn muzikale voorkeuren (naast Ierse trad ook classic blues en old-time americana).
Terug naar Altan. Wat mij vooral aansprak, behalve het uiterst professionele samenspel, was het up tempo van veel van hun instrumentals en de vaak overheersende rol van de fiddles daarin, die indruk op mij maakten. Vooral de korte felle slag zonder veel ornamentatie met de strijkstok op de fiddle is kenmerkend voor de muziek uit co. Donegal, het thuisland van de band in het noordwesten van Ierland.
Altan zelf is begin jaren ’80 van de vorige eeuw in het studentenmilieu van Dublin ontstaan, aanvankelijk als duo van fluitist Frankie Kennedy uit Belfast en fiddlespeelster en zangeres Mairéad Ní Mhaoniagh uit Gaoth Dobhair (Gweedore) in co. Donegal. In 1983 bracht het Ierse label Garl-Linn hun debuutalbum úit met als titel Ceol Aduaidh (‘Muziek van het Noorden’). Op track 13 van dit album speelt ene Enya (min of meer een buurmeisje van Mairéad in Gweedore) op de synthesizer. Op het album is al het kenmerkende geluid van de latere band Altan hoorbaar. De songs zijn gedrenkt in de zangtradities van het noorden van Ierland en worden allemaal door Mairéad gezongen, meestal in het Iers. Ikzelf ben niet zo’n grote liefhebber van haar zang; dat komt doordat ik een voorkeur heb voor lage vrouwenstemmen en bij alle kwaliteiten die Mairéad heeft, een lage stem hoort daar niet bij. In haar voordeel moet ik overigens wel zeggen, dat zij met haar zang een soms bijna bovenaardse sfeer weet te brengen, die door zijn dromerige karakter volstrekt uniek is en mij dan toch iedere keer weer weet te boeien.
Ook in de instrumentals komt de oorsprong van de band naar voren. Ze spelen niet alleen de overal in Ierland voorkomende jigs en reels, maar ook veel zg. highlands en strathspeys, tunes waaruit dan weer de invloed van Schotse trad op de muziek van co. Donegal blijkt.
De fiddle is het belangrijkste instrument in de muziek van co. Donegal en speelt dan ook een hoofdrol in het repertoire van de band. Mairéad Ní Mhaonaigh, het enige vrouwelijke bandlid, is ontegenzeggelijk het boegbeeld van de groep en speelt daarin met haar fiddlespel en songs dan ook de hoofdrol.
Daarmee zijn Mairéad en fiddler Ciarán Tourish mijn favoriete bandleden, ook al omdat zij tijdens optredens nadrukkelijk contact met het publiek zoeken.
De naam Altan (een meer in co. Donegal, een klein stukje ten noordoosten van Mount Errigal) verscheen voor het eerst in 1987, toen het duo hun tweede album uitbracht onder de titel Altan, deze keer bij Green Linnet, waarmee langdurige samenwerking werd aangegaan. Net als op het eerste album is op deze schijf weer bouzoukispeler Ciarán Curran te horen, tot op de dag van vandaag een vast lid van de band, net als gitarist Mark Kelly. Ook een grootheid als Donál Lunny doet mee en aanvullende zang komt weer van Anna Ní Mhaonaigh, de zus van Mairéad.
Aan het einde van de jaren ’80 werd Altan uitgebreid tot een volwassen band, o.a. door toetreding van fiddler Paul O’Shaugnessey. De groeiende populariteit van de band en de samenwerking met het Green Linnet label had als gevolg, dat in hoog tempo enkele prachtige albums werden uitgebracht:
Ikzelf reken deze vier albums tot het beste, wat de band heeft gepresteerd. De gedrevenheid en de energie knallen uit de speakers van mijn stereo en op deze albums is ook ‘founding father’ Frankie Kennedy nog van de partij.
De leden van de band bepalen zich niet alleen tot uitvoering van instrumentals en songs; op diverse albums, ook op die uit latere jaren, zijn composities van bandleden zelf te horen.
Tegenslag
Muzikaal gesproken ging het de band dus voor de wind en hun populariteit bleek uit talloze optredens in vele Europese landen, de VS en zelfs Japan.
Aan deze glorieperiode kwam een einde in 1994, toen fluitist en mede-oprichter Frankie Kennedy overleed aan keelkanker. Op zijn nadrukkelijke aandringen bleef de band bestaan, maar de eerste na zijn dood uitgebrachte albums Blackwater (1996) en Runaway Sunday (1997) worden door kenners bepaald niet als het beste van de band beschouwd. Ook Mairéad zelf zegt over Blackwater, dat zij op dat album niet goed bij stem was.
Altan heeft nooit meer een fluitist gehad en speelt evenmin nog de tunes, die nauw met Frankie waren verbonden.
Accordionist Dermot Byrne sloot zich aan bij de band en is als bandlid voor het eerst te horen op het album Blackwater. Het leven spaarde ook hem niet: tijdens zijn eerste tournee met de band kwam zijn thuis gebleven vriendin door een auto-ongeluk om het leven.
Hij trouwde later met Mairéad en kreeg met haar zelfs een dochter. Zij zijn al langere tijd geen echtpaar meer en Dermot heeft de band inmiddels verlaten.
Deze eeuw
Ondanks alles heeft Altan alle stormen doorstaan. De band is door de jaren heen doorgegaan met het uitbrengen van albums en heeft daarmee bewezen nog steeds één van de beste bands uit de Ierse trad te zijn.
Achtereenvolgens zijn verschenen
(jubileumalbum t.g.v. het 25-jarig bestaan)
en tenslotte
Uiteraard zijn er ook diverse compilaties en ‘Best of …’ albums uitgebracht, waarvan de in 2003 verschenen schijf ‘The Best of Altan – The Songs’ nog wel de moeite van het vermelden waard is, evenals de in 1997 uitgekomen dubbelaar ‘The Best of Altan’, een verzamelaar gecombineerd met het enige live album van Altan ooit, een in Duitsland in 1989 opgenomen concert. Het publieksgeluid is achteraf overigens wel zorgvuldig weggefilterd uit de muziek zelf, zodat het eindresultaat toch weer niet echt ‘live’ klinkt.
Op het in 2015 uitgebrachte album The Widening Gyre werd muzikaal geflirt met americana en op de website van Altan werd zelfs bericht over ‘a new musical direction’. Naar mijn smaak was dit een kwestie van ‘Eens, maar nooit weer.’ Ik beschouw het maar als een nogal doorzichtige poging om de Amerikaanse fans te plezieren. In 2018 verscheen zoals hierboven vermeld het voorlopig laatste album The Gap of Dreams, waarop de band terugkeert naar zijn roots.
Twee bijzondere concerten
In de loop der jaren heb ik Altan diverse keren zien optreden, maar voor het eerste concert uit die reeks moesten we naar België, om precies te zijn in oktober 1999 naar Leopoldsburg, een van God verlaten karakterloze garnizoensstad. Als je vanuit Valkenswaard naar het zuiden blijft rijden, kom je er vanzelf na een rit door een landschap waar je nog niet dood gevonden wilt worden. We namen onze intrek in hotel ‘Au Prince Royal’, dat zijn naam bepaald geen eer aandeed: de tv was uit de kamer weggehaald en het bed was zelf getimmerd, zo leek het althans. Bij het Cultureel Centrum bedelde ik een grote poster over de band los, die tot op de dag van vandaag de muur van mijn werkkamertje siert. ’s Avonds gingen we vol verwachting naar het theater, dat zich vulde met keurig geklede Belgen, dat we hier licht neerbuigend abonnementspubliek zouden noemen. Het programma bestond tot de pauze uit een optreden van de Belgisch-Ierse formatie Shantalla met de Schotse Helen Flaherty als zangeres, die ondanks het voor haar kenmerkende vrolijke enthousiasme het publiek tot weinig meer dan een beleefd applausje wist te verleiden. Het hoogtepunt van de avond, wat ons betreft tenminste, was natuurlijk het optreden van Altan zelf. Van dat concert zelf herinner ik me niet veel meer, behalve dan dat ik het geweldig vond en bijkans in de gordijnen hing. Het overige publiek bleef plichtmatig reageren en ik zou me kunnen voorstellen, dat de band zelf het evenmin als een topavond heeft ervaren.
Na afloop van het concert gingen we terug naar ons hotel. Op de begane grond was een café, waar ze allerlei soorten Belgisch bier hadden, zodat we een aardige bierproeverij hadden als afsluiting van de avond. Tegen half één ging de buitendeur open en tot onze stomme verbazing stapte de hele band naar binnen. Ik had meteen visioenen van een onverwachte kennismaking, maar helaas gingen ze meteen naar boven. Ze zouden dus wel in hetzelfde hotel als wijzelf overnachten. Dat opende perspectieven, want dan zouden we hen wellicht de volgende ochtend aan het ontbijt treffen. Een mogelijk meevallertje, omdat Altan er tot mijn ergernis om bekend staat na een optreden nooit maar dan ook nooit enig contact met hun fans te zoeken, iets dat andere Ierse muzikanten bijna altijd wel doen. Een weinig sympathieke gewoonte en evenmin slim, want als band ben je toch afhankelijk van de waardering van en contact met je publiek.
De volgende ochtend zaten we al vroeg paraat in de ontbijtzaal. De gitarist van Shantalla zat er rustig wat te eten, maar Altan had kennelijk besloten tot een lie-in en vertoonde zich niet. We bleven nog lang hangen, maar ze kwamen niet opdagen. Ontnuchterd reden we tenslotte naar huis. Het regende strepen, kon het Ierser? Ik heb er later nog een verhaal over geschreven onder de titel ‘ Mislukte groupies’, dat dan weer wel.
Het is alweer een aantal jaren geleden, dat ik Altan voor het laatst live heb gezien. Het optreden vond plaats in het piepkleine RASA- theatertje in het centrum van Utrecht, dat al lang niet meer bestaat.
Het begon ermee, dat de bandleden dwars door het wachtende publiek de zaal moesten betreden. Dat kon kennelijk niet vanachter het podium. Gewapend met grote glazen wijn en nogal giechelig gingen ze de zaal in. Het beloofde niet veel goeds. Het werd inderdaad een optreden om nooit te vergeten. Behalve Ciarán Curran was Altan behoorlijk dronken en de band was niet in staat om een behoorlijk concert te geven. Dermot Byrne en Mark Kelly struikelden tot onze verbazing schaterlachend over hun instrumenten achter op het podium. Het bleek allemaal nog erger te worden. Mairéad was zo ver heen, dat ze het begin van een song nauwelijks meer kende en halverwege stopte, omdat ze zich de woorden niet meer herinnerde. Om dat te verbloemen, probeerde ze - overigens tevergeefs - het publiek die song te laten zingen. Het werd een treurige mislukking. Met de instrumentals ging het al niet beter, ze moest verschillende keren opnieuw beginnen, omdat ze niet langer in staat was de tune te spelen. Alles bij elkaar was het een beschamende vertoning.
We zijn tot het einde gebleven, maar ik was zo verontwaardigd, dat ik na afloop weigerde te klappen voor deze wanprestatie en demonstratief stokstijf op mijn stoel bleef zitten. We zaten op de eerste rij, dus Altan moet mijn afkeuring hebben opgemerkt.
Eenmaal thuis schreef ik een woedende recensie op de website van Altan. Die werd binnen een kwartier verwijderd. Toen ik daarop schreef, dat een professionele band niet bang moest zijn voor meer dan verdiende kritiek, werd die niet eens geplaatst. Kennelijk zijn alleen hoeraverhalen welkom, in mijn ogen een teken van zwakte.
Ik hoop maar dat het concert in oktober a.s. bij Roots aan de Zaan doorgang vindt, want Altan heeft bij mij wel wat goed te maken. Het optreden staat aangekondigd op de website van de band.
Wijzigingen in de line-up
Over het huidige Altan valt nog te melden dat Dermot Byrne is vervangen door accordionist Martin Tourish, een neef van fiddler Ciaran Tourish. De laatste is tot mijn verbazing inmiddels geen lid meer van de band; op de website van Altan is daar geen woord over te vinden.
Het is eveneens doodstil over een eventueel nieuw album. De band heeft tijdens zijn inmiddels meer dan dertigjarige bestaan om de twee of drie jaar nieuwe albums uitgebracht, voor het laatst zoals gemeld in 2018. Mogelijk heeft ook in dit geval de coronacrisis zijn negatieve gevolgen gehad. Mochten ze in oktober toch aanspreekbaar blijken, dan zal ik hen er graag naar vragen. Ik heb bandlid Martin Tourish al eens eerder gesproken, ook bij Roots aan de Zaan, en hij was heel toegankelijk. Wie weet …
Amstelveen, juli 2021
Hans Nas
DIANA JONES— door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.11-2021)
Vandaag heb ik weer zin in schrijven maar ik merk dat ik niet bij mijn herinneringen kom. Ik vind het leuk om muziekrecensies te koppelen aan mijn muzikale momenten in mijn voorbijgaande leven; de enige momenten van nostalgisch terugkijken naar wat ik heb meegemaakt. Verder kijk ik alleen maar naar voren wat plotseling op mijn pad komt.
De Corona perikelen bekijk ik met boeiende belangstelling. Langzaam gaan we een nieuwe fase in van iets wat altijd bij ons blijft en slachtoffers maakt. Iets wat blijft.
In míjn verhaal (ieder heeft een verhaal nodig zoals de vele gelovigen) hebben we Moeder Natuur het zo lastig gemaakt dat Zij ons dit fraaie virus heeft gegeven. Het milieu zijn wij zo aan het vernielen dat we er zélf last van krijgen via bosbranden en overstromingen, verloren bezittingen en flinke kosten. Al eerder liet ik in een van mijn verhaaltjes mijn verontrusting blijken over toerisme, waar ik vroeger ook veel aan mee deed, die als een plaag over de wereld gaat en een bende rommel teweeg brengt met hoop uitstoot en vernietiging van ons milieu zonder dat we het merken.
En nu, het rondreizende circus dat Olympische Spelen heet waar grote groepen sporters en helpers van de héle wereld met veel kerosine worden ingevlogen om te laten zien hoe goed ze wel zijn in een temperatuur en hoge luchtvochtigheid wat met veel energie verlies naar acceptabele normen worden teruggebracht. Van 35 graden en meer met 98 graden luchtvochtigheid naar ongeveer 18 graden en acceptabele luchtvochtigheid élke dag. Dat vreet stroom. Maar het virus van Moeder Natuur vaart er wél bij. De massa ingevlogenen zijn misschien dezelfde die al eerder meededen aan een klimaat mars maar dat telt nu even niet. We moeten vermaakt worden als grote sisser tegen de ophok en gemiste vakanties. En hoe meer geld thuis in de sport gepompt hoe hoger de medaille-spiegel op dit uithangbord, The Olympics. Het nieuws op de radio spreekt over een gemeten afnemende belangstelling voor dit circus dus kijk en luistercijfers zullen het spelletje op den duur wel de nek omdraaien, denk ik.
Jaren geleden hoefde ik niet te praten over dit soort zaken want je bent al gauw een ‘doemdenker’; een foute man. En misschien voor velen nóg wel. Maar door corona, bosbrand of overstroming gaan we misschien op den duur wel nadenken over het gedrag van ons ‘Sapiens’. Niet de Natuur naar onze hand zetten maar ons aanpassen als onderdeel van de Natuur is toch een héle ‘mindset’.
Nu vlieg ik niet meer maar vroeger wist ik ook niet beter. Tot ,ongeveer 40 jaar geleden, bij mij het licht ook een beetje aanging en ik mijn motor aan de kant deed. En toen ik mijn nieuwe vriendin vroeg of ze nog een ‘ 2e leg ’ wilde want overbevolking is ook een oorzaak.
Ik voel mij ook een Malthusiaan. Ik blijf wat vaker thuis en nee, ik verveel mij niet.
Ik denk dan regelmatig terug aan mijn eerste wereldmuziek albums toen ik als jongeling rond 15 / 20 jaar muziekjes uit het buitenland, anders dan pop of rockmuziek, ontdekte.
In die ’70tiger jaren werd ik een regelmatige bezoeker van de platenzaak Concerto in Amsterdam, nog vóór het cd tijdperk en mijn eerste ,voor mijn begrip, exotische plaatje die behoorlijk binnenkwam was “Eastsite Wedding” van The Klezmorim , boeiende vrolijke muziek die smaakte naar méér Klezmer-luister genot. Met de komst van het volksdansen in mijn leven ontdekte ik bij mijn regelmatige bezoekjes aan de platenboer het album ‘Yugoslavian Song & Dances’ van Ansambl Branco Milenovic met tradities uit alle hoeken van hun land.
Nog een album waar aan ik fijne herinnering heb nadat ik de elpee op de draaitafel in de platenzaak legde (dat mocht je toen nog zélf doen) was het album van Kolinda met de zelfde titel. Het bruine album uit ’77 met getekende muzikanten en instrumenten. Vooral het bijna 14 minuten durende ‘Szerelem’ maakte het album subliem en maakte dat ik toen ook nummer 1 en 3 aanschafte. De eerste en tweede zijn tijdloos sterke fusion-folk albums en zorgde dat ik ook op zoek ging naar de echte folk van Hongarije, bv. van Muzsikas . Toen ik verder de Balkan ontdekte was mijn eerste aanschaf met Roemeense muziek ‘les flûtes roumaines’ een verzamelaar waar de toen nog jonge George Zamfir veelvuldig op voorkwam met zijn nog tamelijk onbekende instrument in Nederland, de Panfluit. Toch was het de Griekse folk die mijn meeste belangstelling naast het Joegoslavische opeiste. Het 1e album was de 3 record set van het label Everest, Traditional songs and dances of Greece& the Grecian islands. Het liet bekende voorbeelden horen van de Griekse volksdansen van mijn Griekse danscursus maar dan andere melodietjes en uitvoeringen.
Via een dansvriend kwam ik muzikaal in aanraking met de Folk uit het westen en The Dubliners vond ik gelijk gezellig maar mijn echte folk tocht begon toch bij de titelloze ‘Blackalbum’ van Planxty en via een andere vriend die, net als ik, al eerder de pop en rock achter zich had gelaten leerde ik Fairport Convention kennen en dan vooral de grote schijf ‘Unhalfbricking’ uit ’96 was zeer indrukwekkend. Dat snijvlak van moderne tradities bracht mij eerst bij het groene album ‘Morris on’ uit ’72 en later bij de Albion Countryband en hun enige album ‘Battle of the field’ uit ’76.
In die tijd kwam ik ook in contact met het muziekblad ‘Jan Viool’, toen nog zwart-wit uitgevoerd en las ik meer over de spannende nieuwe folkrock-acts als het Franse Malicorne en vond ik ook het meer folkachtige Mont-Joia van Jan-Maria Carlotti; het fraaie album ”Cant e musica de Provenca’ uit ’76.
In ’82 raakte ik zélf bestuurlijk betrokken bij Folk club De Draailier en via die club in aanraking met La Bamboche en vond ik hun album ‘Quitte Paris’ ergens goedkoop. Ook het album Jiddische Lieder van het Duitse Zupfgeigenhansl was een muzikale eyeopener en zo volgde de ene na de andere grote schijf. Angelo Branduardi stond ook ergens aan het begin van mijn grote verzamel drift en ‘la Pulche ‘d aqua’ en ‘High down fair’ waren de eersten van een lange reeks albums in mijn inmiddels vele meters lange elpee verzameling. Toen ik benaderd werd voor radio programma werk was de CD al een tijdje daarvoor geboren en verzamelde ik dozen vol wereld muziek om het programma bij de 2 zenders interessant en actueel te houden. En dat zorgde voor m’n verslaving. Maar ik leef nog en ik beleefde er vele uren plezier aan. Vandaag is mijn brede belangstelling wat sterker op Americana gericht en is het nieuwe 2020 album van Diana Jones een bijzonder en actueel album en vooral ook mooi waar elke tekst van elk nummer redenen te over worden gegeven waaróm mensen vluchten.
Diana Jones is al vanaf 1998 bezig met relevante cd’s maken. Ze speelt Gitaar, Mandoline en Viool maar valt vooral op door haar karakteristieke ietwat nasale stem. Gevestigd in Nashville, Tennessee, maakt ze American folk waar de Appalachian old-timey roots nooit ver weg zijn. Haar teksten zijn altijd interessant en integer. Spannende artiesten als mijn lievelings muzikanten Richard Thompson en Steve Earle of Peggie Seeger lenen graag hun tijd en energie aan dit nieuwe album “Song to a refugee” Hele fijne melodieën, een aantal geleend van de Mexican border met daarop een subtiel neergezette stem en terughoudend begeleid. De vlucht verhalen zijn allemaal indringend. Over mensensmokkelaars, wreed en niet hulpvaardig. Of je eigen kind van 13 jaar verkopen als bruid. Het is de wereld van mensen die aan het eind van hun barre vlucht tegen een bordermuur stoten bij de Bordergrens van Texas-Mexico. Verhalen van mensen die nergens schuld aan hebben en hun fijne zekere wereld moeten verlaten zoals ‘The life I left Behind’.
Politiek is hard voor de ‘Havenots’.
Een hele mooie cd over onze wrede wereld die niet alleen in Amerika bestaat maar ook aan onze Griekse en Italiaanse borders.
Fort Europa is nét zo hard en met onze huidige milieu crisis zullen de vluchtelingen er steeds meer worden die op drift raken. Nu nog vluchtelingen voor oorlogen en arme landen, straks uit landen en eilanden die onder water gaan staan of te droog om iets te verbouwen. Milieuvluchtelingen dus.
Nee dit is geen mooi verhaal over een wél mooie cd.
Diana Jones kan nog meer van dit moois maken want er is voer genoeg voor meerder verhalen.
De massa zal dit product wel willen negeren vrees ik maar ik vind het mooi, zeer mooi.
Diana Jones – Song to a refugee – proper records 2020
Joop Wieringa (eerder gepubliceerd op de website van New Folk Sounds)
ALL AROUND MY HAT - door Pierre Coomans
(bron: Mokum Folk Nieuwsbrief 7 -21)
All around my hat.
Ik heb het altijd leuk gevonden om iets op mijn hoofd te hebben met de muziek er onder. Petten en hoeden hadden/hebben mijn voorkeur. Uit een behoorlijke verzameling baseball caps doe/deed ik slechts een paar weleens op mijn kop. Maar ik doe en heb niks met sport en omdat de meute al met dit soort petjes rondloopt zie ik niet het nut ervan in om ook daarbij te horen. Dus ik nam mijn petje daar voor af en verwisselde het hoofddeksel voor hoeden.
Begin 1980 had ik een Engelse vilten pet op de kop getikt bij een winkel aan de Heiligeweg in Amsterdam. Een blauwe en een bruine. Ik droeg die bruine tijdens een Engelse toer met 2 vrienden van London naar Leeds. Dat petje was ik bijna kwijtgeraakt in Liverpool.
Een paar vervelende jongens die zich verveelden, vonden het geweldig om mijn pet af te nemen. Voor zulk schorem neem ik mijn petje niet af. Dus gewoon gerelaxt naar dat groepje lopen en vriendelijk vragen of ik mijn eigen pet terug mag hebben. Maar ze wilden ermee weg komen en ik weer achter hun aan. Dat duurde een tijdje zo en toen zag ik kans mijn pet terug te pakken. Had ik niet mogen doen want toen begonnen ze met stenen naar me te gooien. Dus ik ging snel in de benen en uit de voeten maken om een veilig heenkomen te vinden. Wat een avontuur in Liverpool.
Ik had ook weleens een Engelse bolhoed op mijn tater zitten. Gewoon voor de afwisseling. De mensen vinden het kennelijk wel grappig om een malloot zo te zien spelen.
Jaren later had ik ineens een Dick Tracey hoed tevoorschijn getoverd en dat ding paste veel beter bij mijn muziek. Sindsdien doe ik bij voordrachten bij voorkeur deze Dick Tracey hoed op.
We hebben samen heel veel meegemaakt. Dick Tracey en ik. We hebben goede en slechte tijden gekend. In het begin dat ik ‘em bezat droeg ik ‘em overal mee. Leuk om te zien hoe mensen soms naar mij en Dick Tracey keken. Een beetje pronken in het openbaar. Ik droeg ‘em natuurlijk mee naar feessies en andersoortige samenkomsten voor de leut.
Zo reisde Dick Tracey met mij mee naar een huwelijksdag in Noord-Ierland. En dat bleef niet onopgemerkt. Iedereen was zeer ingenomen met de aanwezigheid van Dick.
Tracey dus !
Ik was tijdens mijn verblijf bij vrienden in Noord Ierland, Dick uit het oog verloren. Die was met Jan en Alleman aan de zwier gegaan. Iedereen wouwde die hoed een tijdje op hebben voor de lol. Ik liet dat gewoon gaan en voelde wel dat Dick weer op tijd terug zou wezen. En zo geschiedde. Op de dag van huiswaarts keren was die hoed terug en ik werd netjes naar het vliegveld gereden. Inclusief instrumenten en plunjezak. Maar geen Dick Tracey. Thuis laten liggen bij de vrienden in NI. Maar geen man overboord, want de hoed zouden ze wel op de post doen. En daar kwam Dick een week of 2 later nagevlogen.
Vaak een beetje pech gehad met Dick. Ik vergat ‘em regelmatig terug op mijn hoofd te doen als ik naar huis ging. Moest ik steeds weer even terug om Dick op te zetten. Ik werd een keer door een hele goede vriend naar huis gereden in de nacht en na het uitstappen reed hij al weg met Dick in z’n auto. Al rennend achter de auto aan en armen zwaaiend lukte het om Dick te bevrijden van een ontvoering.
Nu ik in Kerry woon tussen de bergen in, draag ik liever een hoed om mijn hoofd warm te houden. En het staat beter om een hoed te dragen als je tussen bergen in woont.
Dus ik had contact gezocht met de winkel aan de Heiligeweg in Amsterdam. Ik vond op hun websight/webside/websaide, ach, weet-ik-veel, 2 hoeden en 1 pet. Leuk voor de afwisseling.
Recentelijk wouwde ik nog 3 verschillende hoeden erbij hebben om zo elke dag z’n eigen hoed te dragen. Dus ik deed die bestelling en kreeg 1 verkeerde hoed in de doos. Die had ik al en mocht ‘em terugsturen om dan de goede hoed te ontvangen. Vreemd genoeg vond ik dat het heen-en-weer versturen van die hoeden wel erg lang duurde deze keren. Ik had de retourzending van die foute hoed gemaild naar de winkel en daar zouden ze de juiste hoed op de post doen zodra de foute binnen was. Dat hebben we zo afgesproken.
Na 4 weken kwam de verkeerde terug in de winkel. Die goede hoed werd op de post gedaan, zo mailde de winkel mij. Nou maar wachten tot mijn deurbel gaat, dacht ik simpel. Het duurde weer erg lang en er gebeurde niks, zo liet ik de winkel weten. Die ging navraag doen bij de post. Ze wilde van de hoed en de rand weten hoe het met hun zending is gesteld. Ik kreeg van de winkel de gegevens doorgemaild die de post hun had gegeven en de goede hoed zo in Dublin zijn. Mooi, dan zal het 1 week duren voor het bij mij bezorgd wordt.
Maar niks van dat. En ik werd bezorgd.
Dus ik belde naar de post in Dublin om te vragen waar mijn 150 euro pakket blijft. Dat moest opgezocht worden en ik wordt dan teruggebeld. Toen kreeg ik te horen dat mijn pakket op z’n retoer is naar Amsterdam. En op mijn vraag waarom en hoezo, was er geen duidelijke reden voor aan te geven.
Uit frustratie heb ik dat mens aan de telefoon gevraagd wat voor soort mensen er bij de post in Dublin werken. En dat ik dat pakket moet hebben. Wat een postzakken daar in Dublin.
Meteen de winkel ingelicht dat de goede hoed retour komt om onbekende reden. “Dat wachten we dan maar rustig af” zeiden ze in de winkel.
Weer weken later geen hoed aangekomen in de winkel. Het had er alles van dat de hoed foetsie is geraakt in de post. De winkel en ik waren in die overtuiging.
Toen kreeg ik een mail van de winkel dat ze hebben besloten mij een nieuwe hoed te zullen toesturen. Per post ! Ik nam mijn petje af voor hun goklust om weer een duur pakket met de post te verzenden. Wel harstikke blij natuurlijk en dankbaar.
Die 2de poging werd op een maandag op de post gedaan en ik kreeg de track-en trace code doorgemaild zodat we van 2 kanten van de brexit de hoed en de rand kunnen volgen.
En toen, die donderdag daarop, kreeg ik een mail van de winkel dat de retour gezonden hoed vanuit Dublin in de winkel is gearriveerd. Weliswaar leek het erop of dat pakket in de Ierse zee is gevallen en doordrenkt is opgevist en daarna nog een paar keer is overreden met de postwagen. Het pakket kon zowat door de brievenbus, zei de winkel.
We waren in ieder geval wel blij dat de hoed en de rand boven water is gekomen. Ze zouden er alles aan doen in de winkel om de hoed te redden. Dus in z’n oorspronkelijke staat terug te brengen. Dus nu was het enkel nog wachten of de 2de zending bij mij zou aankomen. Je weet maar nooit. Wonderen bestaan nog.
Regelmatig met de T&T code de voortgang van die hoed bekeken. Het was in transit. En de volgende stap zou zijn dat het pakket in het land van bestemming arriveert. We gaan het meemaken. Telkens blijkt bij het inzien dat het pakket nog in transit is. Alweer geen beweging in de voortgang van de zending. Wederom in de overtuiging dat het pakket verloren is in de post.
Op een maandag toch weer even gluren met de T&T code maar helaas. Nog steeds in transit en niet in het land van bestemming.
PostZakken, denk je alleen maar.
En dinsdag, onverwachts werd een platte doos afgeleverd. Stomverbaasd en onaangenaam verast was ik. Precies volgens de beschrijving van de winkel over hun retour gezonden goede hoed. Werken ze echt zo bij de post in Dublin?
Laat maar zitten en neem het voor wat het is. Ik heb de goede hoed. Het moest wel weer in de juiste vorm teruggebracht worden, maar dat ging best wel makkelijk. Stetsons kunnen een stootje hebben.
Vorige week vernam ik toevallig in het 8 uur journaal dat van sommige scholen de tentamens in de post zijn kwijtgeraakt. Dan hoef ik niet meer te raden wie de boosdoener is van al die erbarmelijke kwaliteit van post verzenden. Ik zal mijn excuses nog aanbieden bij de post In Dublin. Die hebben waarschijnlijk het pakket retour gezonden omdat mijn adres niet meer leesbaar was maar nog wel dat van de winkel in Amsterdam.
Ik heb allang gepleit om dat kroontje boven de naam van de post te prullebakkeren. Ze zijn het kroontje niet waard en in de gouden kooi zijn ze in slaap gevallen.
Hoogachtend,
Sunny/PieRRe.
GITAARHELDEN - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief 2 — 2022)
Al vroeg vond ik de man op de cd van John Renbourn’s Ship Of Fools.
Mijn zoektocht binnen de folk kwam van verschillende horen-zeggen situaties; Internet bestond nog lang niet in mijn wereld maar wél gesprekken met kennissen en gelijkgestemden naar nieuwe muziekwerelden.
Iemand had gehoord dat Nic Jones naar Nederland, naar Amsterdam kwam en ik had een elpee van de man vol muziek waar ik bijna dagelijks naar luisterde . Nee, niet in de Melkweg of Paradiso maar een ander kleiner theatercafé aan het Leidseplein waarvan het bestaan nu allang niet meer terug te vinden is, maar het was wél terug te vinden in mijn oude agenda van 1980.
Ik was net op tijd voor aanvang toen ik die ruimte binnenkwam. Maar een handje vol liefhebbers hadden een tafeltje bezet in de tamelijk grote zaal.
Een wat magere man frommelde wat aan de Micro op het toch redelijk grote podium en keek naar een tijdje bedachtzaam de zaal in, vroeg toen het publiek mee te gaan naar de kleine intiemere bar waar hij zich op een kruk hees en wij, zo’n 20 bezoekers, ons ook ergens rond hem schaarden.
Een onvergetelijke avond met een grote artiest die nét zijn elpee Penguin Eggs had uitgebracht dat in dát jaar 1980, door de BBC tot Folk album van het jaar benoemd. De grote Nic Jones geweldige muziek makend en ik aan zijn voeten zittend en híj verzoekjes in willegent. In z’n nadagen, na zijn grote ongeluk, weidde het prestigieuze Sidmouth Festival in Devon een ode aan deze brilliante gitarist, zanger en componist.
In die tijd luisterde ik veel naar de Gitaarmuziek van John Renbourn en Bert Jansch die ik al eerder had gevonden bij de spannende Folk-Jazz van Pentangle. Naast Pentangle maakten beide heren ook al werk van soloplaten. Toen Renbourn verhuisde naar Bristol kwam hij in die muziek scene aldaar het duo Maggie Boyle en Steve Tilston tegen. Zijn muziekagent van John in Amerika had werk; een tour. Samen met boyle en Tilston én de eerder gekende Multi muzikant Tony Roberts vormde Renbourn de projectgroep Ship Of Fools waarmee ook een elpee werd gemaakt vol folk en mediëval folk. Daar hoorde ik voor het eerst Steve tilston via dat mooie album.
Een paar jaar geleden vroeg een Morrisdans-maat of ik zin had mee te gaan naar een concertje van Jez Lowe, ook een redelijk bekende Engelse Songsmid die ergens in Utrecht optrad. Voor een paar handjes vol publiek in een klein zaaltje van een restaurant bracht hij een fijn intiem programma en als dank kocht ik zijn laatste album cd “The Janus Game” en deze had hij samen gemaakt met, jawel, Steve Tilston. De wat hogere stem van Jez en de lagere stem van Steve kleurden mooi op dat album. Met enkele mede spelers is dat een mooie cd vol relevante teksten over vluchtelingen en andere hedendaagse beslommeringen.
En nu mijn dealer weer mijn dagelijkse shot muziek mocht verkopen vond ik dit nieuwe cd’tje van Steve Tilston, “Such times”, zonder Jez lowe maar wel met 2 begeleiders van die Janus cd ; Hugh Bradley en David Crickmore . Mooie Gitaar folk ,voornamelijk eigen werk op een song van Carlos Jobim na. Zonder de stem van Jez lijkt zijn stem wat hoger te klinken maar wel met een herkenbaar ‘eigen’ stemgeluid wat mij enigszins doet denken aan Gordon Lightfoot in zijn jonge jaren.
Het openingsnummer “Daylight Rising” zit sterk in elkaar met een melodie die blijft hangen. Zijn speelstijl is tamelijk bluesy in een aantal stukken. “It’s a crying shame” over het ‘zware’ van dakloosheid in onze maatschappij doet me ergens aan John Renbourn denken in zijn country-blues momenten. Het volgende “A million miles away “ in uptempo krijgt met zijn Banjo spel een haast Oldtimy uitstraling en de daaropvolgende titeltrack is met de verrassende fluit weer heel anders en een bevestiging van grote diversiteit in componeren wat wordt bevestigd in de volgende instrumental “ 12/8 pull off ” waar ’s mans formidabele Gitaarspel goed tot uiting komt. Met het volgende achtste “ Dust from my heels ”, een echte folksong , zitten we ongeveer op de helft van deze lange cd. Ook de andere helft is zeer te pruimen. Het Jobim stuk is fijn uitgevoerd maar ik heb nu eenmaal niet zoveel met de Brazil-sound. In alle stukken is dit een echte acoustic gitaar album met lichte ondersteuning van de medespelers met Bas, Piano, Fluit en Dobro-slide. “Nothing to see here” zou zo door Jim Croce kunnen zijn gebracht . Het 2e instrumentaaltje “Four Corners”, wat Jazzier met een sterk gecomponeerde structuur zou Steve Howe hebben kunnen doen bij de groep Yes.
Een fijn album is deze van Steve Tilston die meer belangstelling verdiend.
“Such Times is een fraaie cd voor veel draaibeurten.”
Steve Tilston- Such Times – Riverboat Records 2021
Joop Wieringa
THE SESSIONS - door Pierre Coomans
(bron: Nieuwsbrief 8 — 2020)
The Sessions
Voor de invasie van het coronavirus gebeurde het regelmatig dat er tijdens de pubsessies verassingen zich voordeden. De eerste keer dat ik werd verast was toen er een leuke madam bij de sessie kwam aanschuiven met een basgitaar. Ik had even een babbeltje met haar over dat ik, vlak voor ik hier kwam wonen, een basgitaar verkocht had. Ze was niet alleen leuk om tegenaan te kijken maar ze had een vreselijk sexy stemmetje ook nog. En toen zij aan de beurt kwam om een lied te zingen deed ze The Roseville Fair.
We kennen dat lied van Nancy Griffith. Dat is een appetijtelijk vrouwtje met een enorm lief stemmetje. Als die zingt en rondkijkt dan word je warm van binnen. Nou, deze madam, Celine, doet niet onder voor Nancy. Toen Celine The Roseville Fair song werd ik bijna hitsig door haar zingen en spelen.
Dat zou toch prachtig zijn om wat liedjes met haar te kunnen spelen, dacht ik zo. Ik kan wel wat dingen met de gitaar doen en zij dan met haar basgitaar en lief stemmetje erbij. Wie weet wat dat voor een effect kan sorteren.
Een paar sessies later was Celine er weer bij en zij deed weer wat liedjes samen met Richie. En andersom. Toen begon ik me te afvragen of die twee soms bij elkaar horen. En later werd dat bevestigd. Toevallig dat ik een keer bij mijn naaste buurtjes mensen op bezoek zag en dat waren de schoonouders van Richie en hadden dezelfde achternaam als Celine. Zo leer je de locals kennen. Ze zijn allemaal wel familie of relaties van elkaar. Dat is nou eenmaal zo in een small town als Cahirciveen.
Tijdens vakanties is het drukker in de pubs of course. En dan gebeurt het regelmatig dat de sessie is afgelopen en ik mijn koffers heb gepakt klaar om naar huis gebracht te worden door wie dat wil doen. Maar dan komt de landlord mij met nadruk bevelen om mijn gitaar uit de koffer te halen en spelen met die hap. Want de mensen willen een pub met muziek en dan moet je niet naar huis willen. Maar dit past heel goed bij mijn opdracht om hier de mensen met mijn muziek een poos hun dagelijkse zorgen te doen vergeten.
Daarom ben ik in augustus 2001 niet toegelaten om de hemelpoort te passeren.
Dus nu ik hierheen ben vertrokken heb ik daar alle gelegenheid voor en het Ierse volk weet precies hoe ze daarmee willen omgaan. Ook gebeurt het met de regelmaat dat er onder de aanwezigen opeens iemand zonder het te aankondigen de aandacht opvraagt. Zomaar vanuit het niets begint iemand een verhaal en daar achteraan een lied vanuit haar tenen omhoog te werken en via haar stembanden uit haar mond te galmen. Alles met grote overtuiging en bijzonder verassend goed en met veel humor. Een spontane voorstelling dus. Dat is wat je noemt pub entertainment op niveau. Gratis en voor niks. Asjeblieft.
En daarom breng ik graag mijn muziek naar die mensen toe als de sessie voorbij is en ik zie wel hoe ik thuis kom. Gek genoeg, het regelt zich allemaal vanzelf. Dan ben je half 4 ’s nachts thuis van de sessie met een feestpartij er achteraan.
Elke sessie is weer een verassing en daarom onvoorspelbaar en dat zorgt ervoor dat de vaste muzikanten graag blijven komen. En ik ben daar nu eentje van. Inmiddels hebben mijn voeten hier wortel geschoten en er is geen weg meer terug. Maar ik zeg nooit nooit. (aahi, dat was 2x.) Maar nu, zowat 9 maanden geleden, is het vrijwel gedaan met de pubsessies en is er mogelijk een geboortegolf op komst. Tijdens deze coronawar is dat verleden tijd geworden.
En toch blijft het Ierse bloed kruipen waar het eigenlijk niet gaan kan. Muziek maken moet. Dat zit de Ieren in het bloed. Ook ondanks code rood en level5 gaat er opeens een sessie ergen plaatsvinden waar je het niet zo 1, 2, 3 verwacht. Van de zomer hadden we een sessie naast een kapotte kerk in het stadje. Daar op een grasveld hadden de muzikanten en de bezoekers van de sessies zich op afstand verzameld om de zinnen te blussen. Rondom dat kapotte kerkje met graven uit 1840 of ouder, en parkje was een stenen muurtje opgetrokken met leem aan de bovenkant. Tijdens de muziek kwamen buurtbewoners daar op dat muurtje gezellig meeluisteren. Wat een prachtsfeer in de avonduren met een lekker weertje.
En ja hoor, ook hier borrelt weer een onverwachte verassing naar boven. Richie vroeg of er soms iemand was die ook wat wilde of kon zingen. Komt van achter dat muurtje een meisje door het hekje naar ons toe en ging schuin achter mij staan. Ze was er zeker van overtuigd dat het daar veilig zou zijn.
En toen begon ze een stevig stukje blues te zingen zoals ik dat ken van ouwe blues platen. Precies zo’n vrouwen blues stem en ook dat accent. Ik wist niet wat ik meemaakte opeens zoiets naast mij te hebben. Ik viel bijna van mijn stoel af. Met zulke overgave waarmee dat meisje haar lied zong daar heb je niet van terug. Dat doe je haar niet na. Ik moest na afloop mezelf opnieuw formatteren en realiseren dat ik gelukkig ander soort muziek maak waar de Ieren oor voor hebben. Dat houdt mij gaande.
Maar toch heb ik elke keer als ik door het stadje ga het idee dat iedere Ier daar misschien wel 10x beter is dan ik. En die zijn er onopvallend. Dus ik ga geen wedstrijdje spelen met Ierse muzikanten want ze zijn in staat om je dan muzikaal onder de tafel te vegen.
Uitkijken geblazen!
Sunny MacHinis
SOOTHING GREEN - door Rob van Niele
(bron: Nieuwsbrief 1 — 2022)
Een prettig onbehagen
Ook al zit de laatste jaren de belangstelling voor singer-songwriters van Nederlandse en Belgische bodem flink in de lift, toch overkomt het mij maar zelden dat ik echt overdonderd word door hun muzikale talent. In verreweg de meeste gevallen stijgt de muziek, en ook het talent van de uitvoerende muzikant, nauwelijks boven het maaiveld uit en blijven dergelijke artiesten steken in welgemeende pogingen om een origineel geluid te laten horen waarvan de luisteraar denkt: “aardig, maar het heeft verder niets om het lijf”. Onze eigen Danny Vera vormt naar mijn smaak de uitzondering die de regel bevestigt.
Dat maakte me misschien extra kritisch toen ik Soothing Green opzette, de tweede schijf van de 36-jarige Belg Dries Bongaerts, na For the Light in thy Heart (2017). Fout eigenlijk, want ik moet iedere artiest die ik beluister, met een volledig open geest benaderen. Ik geef het toe, ik ben niet helemaal vrij van vooroordelen. Maar bij Dries Bongaerts bleek mijn aanvankelijke scepsis totaal onterecht, want Soothing Green beklijft direct bij een eerste draaibeurt.
De muziek is kortgezegd een eigenzinnige en indringende mengvorm van folk, blues en pop. Maar eigenlijk is de muziek niet in zo’n hokje te plaatsen. Eigenzinnig en indringend is de muziek wel, omdat het iets theatraals heeft, wat de muziek soms een ironische, geheimzinnige, ietwat duistere lading geeft. Dit laatste komt ook vanwege de (Engelstalige) teksten, die me soms aan Nick Cave doen denken.
Liedjes over verlies, pijn en liefdesverdriet. Dat hoort natuurlijk bij de blues, maar uit de koker van Bongaerts krijgt het iets onheilspellends.
Diverse andere recensenten hebben hem in dit opzicht ook al vergeleken met Leonard Cohen. Niet bepaald de minsten om mee vergeleken te worden, toch? Bongaerts heeft een heel prettige zangstem, die in de verte een heel klein beetje weg heeft van die van Willy DeVille (nu we het toch over grote namen hebben), een stem die tegelijkertijd warm en rauw, rafelig aandoet. Verder is hij een begenadigd gitarist.
Op Soothing Green wordt hij uitstekend begeleid door vijf muzikanten op elektrische gitaar, drums, toetsen en cello. Op de cd staan 13 nummers, die stuk voor stuk indruk maken en te samen een heel gevarieerd album opleveren, zonder zwakke nummers. Na een paar keer luisteren zijn ‘Until I’ en ‘Lay down with you’ mijn absolute favorieten.
Die Dries Bongaerts is dus echt een muzikant om voortaan in de gaten te houden, want hij maakt een onmiskenbaar, eigen geluid dat een vreemd gevoel van nostalgie weet op te roepen. Een prettig onbehagen.
Rob van Niele
VANUIT DEZELFDE COTTAGEDEUR - door Pierre Coomans
(bron: Nieuwsbrief 8 — 2021)
Verwonderlijk hoe veranderlijk het uitzicht kan zijn.
Ik kijk uit op twee bergen waar mijn cottage zo ongeveer in het midden staat. Maar ik ben er nog steeds niet op uit gekeken.
Speling van wolken, licht, (avond)zon, mist, wind en wat al niet meer maakt dat je je nooit verveelt als je naar buiten kijkt of buiten zit.
In het laatste geval hoef je dan niet naar buiten te kijken.
Vanaf het moment dat ik mijn intrek in deze cottage genomen heb genoot ik van al de veranderingen die Moeder Natuur over dit prachtige gebied maakte. Het is onweerstaanbaar om er geen foto’s van te maken. Dus deed ik het wel. En maar goed ook want inmiddels heb ik zoveel plaatjes geschoten dat het niet te doen is om alle veranderingen weer te geven maar slecht een kortdurende impressie van het werk van Moeder Natuur.
Maar net aan lang genoeg om onder muzikale begeleiding even mee te genieten van wat ik hier (vlak)bij mijn cottagedeur mag waarnemen:
https://www.youtube.com/watch?v=apECt70REFg
Zij die meer willen genieten van mooie uitzichten zijn altijd welkom en dan heb je een mooi vooruitzicht.
PieRRe/Sunny.
EEN BABIETJE - door Pierre Coomans
(bron: Nieuwsbrief 3 — 2021)
Mijn “Babietje” is een Iers modelletje gebouwd door een Ierse mandolinist waar je niet van terug heb. Spelen kan hij. Op de foto is het babietje nog in de “kraamkamer” in afwachting op haar trip naar de Father and Strings Home in Cahersiveen in Strandsend. In Kerry dus. Ierland. EU.
Op zaterdag 13 maart 2021 lunchtijd, werd mijn babietje bezorgd. Niet dat er iets met haar was gebeurd waardoor het babietje bezorgd werd maar zij werd even gebracht door de Schepper Paul Evans. Het babietje heet 20P20. Dat staat ook op het etiket aan de binnenkant van het babietje.
Een gekke naam voor een babietje, maar dat zit zo:
Al vorig jaar, 2020, tijdens de introductie van de 1ste KnockDown kwam mij het idee in mijn hoofd om iets te maken als gedenkteken van een angstaanjagende pandemie die z’n weerga niet kent. Inmiddels kennen we het wereldwijd en geen middel wordt geschuwd om alle mensen te afzonderen en in hun huis te opsluiten. Vandaar de modelnaam 20P20 voor mijn babietje.
Maar waarom moest het “boegbeeld” van de pandemie een mandoline worden?
Nou gewoon, ik heb in mijn collectie instrumenten een aantal mandolines, goeie en minder goeie.
Ik heb nog steeds de flatback mandoline van Theo Lissenberg als wallhanger. Een Hofner A model met f-holes van, wat Theo noemde, edelvineer. En vanuit mijn instrumentenhandel heb ik een ouwe Gibson F2 van 1921 weten te scoren.
Van een oom kreeg ik een ouwe Italiaanse bowlback van maple en rosewood balijnen omdat die dan een goed tehuis had. En dat heeft ie!!!
Vorig jaar vertelde ik Paul over een Vega Lute mandolin die ik kende van Theo. Dat is een raar model met een soort “tunnel” als ruggengraat. Maar dergelijke dingen klonken als een kanon en heel mooi vol van klank. Toen kwam Paul op de proppen met iemand in Noord-Ierland die zo’n soort Vega kwijt wouw. Nou, daar had ik wel trek in. Maar dat model was, en is nog, erg fancy. En wil ik er zo eentje toevoegen aan mijn collectie? Ja, dat wil ik graag, maar de vraagprijs was ook fancy.
Met een beetje heen-en-weer mailen werd de vraagprijs voor mij aantrekkelijk gemaakt. En zo ging ik over de streep. En die is er nog steeds. Een Vega Lute 1926.
Dus toen kreeg ik een ingeving om een speciale Ierse mandoline met mijn specificaties door Paul te laten fabriceren. Want ik heb geen Iers model mandoline van enig kwaliteit. En omdat Paul altijd bij de sessies in de Corner House is hebben wij vaak gesproken over instrumentenbouw. Hij bracht regelmatig een eigen handbouw mandoline mee naar de sessie en daar kon ik dan even aan voelen/ horen/zien en ruiken waar zijn vakmanschap toe leidde.
Allemaal luidruchtige mandolines met een stevige, mooie en volle klank. Ik vond ze stuk-voor-stuk uitermate geschikt voor instrumentale stukken. Op z’n Hollands deunen genoemd. Samen met Paul heb ik overeengekomen om zijn beste houtsoorten voor mijn 20P20 aan te spreken. En gelukkig sprak dat hem wel aan.
En zo geschiedde.
Backpanels van mahogany en rosewood met curly maple center stripe.
Soundboard van engelmann spruce. Ook de bindingen zijn van curly maple. De nek is van hetzelfde mahogany wood als de zijkant aan de kant van de hoge snaren. En andersom is de andere helft van de soundbox rosewood.
Fretboard en headstock zijn van excotisch ebony met zeer duidelijke donkere en minder donkere banen. Ook deze one-of-a-kind mandolin is helder, vol en stevig van klank. En ze speelt zeer comfortabel.Je kan deze Siveen 20P20 zo tussen de gerenommeerde merken/bouwers plaatsen zonder je een buil te vallen. Een babietje om trots op te zijn en naar mate ze ouwer wordt zal ze er mooier gaan uitzien.
We gaan het zien.
Komt U ook eens kaike?
Sunny/PieRRe
PENGUIN EGGS - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief 1 — 2022)
Favoriete CD.
Op het gevaar af om al teveel aanwezig te zijn in de nieuwsbrieven van Stichting Mokum Folk kon ik het toch niet laten.
Deels, met in het achterhoofd, dat de vrienden van Mokum Folk op een bepaald moment ook wat inspiratie missen en ook mijn zeeën van tijd die ik van de familie corona heb toegewezen gekregen. Het zoveelste rondje oefenen in mijn eentje op ons Gevolg-repertoire wil ik dan graag afwisselen met mijn ontwikkelde liefde voor het schrijven. En u bent weer de dupe om op een verloren moment daar weer aandacht aan te moeten schenken.
Maar sla mijn schrijfsels gerust over als u denkt : “daar is die Wieringa weer”.
Bij de Mokum Folk vraag over favoriete album of artiest moet ik als eerste gelijk denken aan “Penguin Eggs” uit 1980.
Als muziek verslaafde heb ik een enorme hoeveelheid aan muziek en muziekstijlen in mijn oren gehad en natuurlijk hangt het ook ( bij mij) af van de gemoedstoestand waarin ik mij op het moment bevind. Het had iets van Planxty (the black album) of the Bothy band (old hag you have killed me) kunnen zijn of een meer Balkangericht album zoals van Bratch, Dalaras of Mostar Sevdah Reunion . Mijn muzikale hobby kent veel favorieten maar bij de Mokum Folk vraag op het moment dat ik de nieuwsbrief las dacht ik toch als eerste aan “Penguin Eggs” van Nic Jones. In een van mijn toekomstige herinneringen + recensie kom ik nog terug op deze rasartiest.
Heeft het zin om deze muzikant hier te duiden? Eigenlijk wel vanwege de dramatische plaatsing van dit album in ’s mans oeuvre maar er is zoveel te vinden over de man op internet dat ik liever de aandacht blijf vestigen op dít geweldige album. Nic Jones heeft als solist tussen 1970 en 1980 vijf reguliere albums gemaakt waarvan “Penguin Eggs” zijn gedwongen laatste. Als lid van The Hailliard in 1967 nog twee albums en hij is ook te horen op later uitgebrachte twee albums in 2005. Ook is hij nog even lid geweest van Bandoggs (destijds al een ‘supergroep’) in 1978 en maakte met hun een album met de groepsnaam als titel. Ik beperk me toch tot zijn solo periode die ik het beste ken. Op de albums die ik ken staan wel enkele mooie stukken maar ze zijn allen een aanloop naar de laatste die de liefhebber gelijk opscheept met de ‘what if…? ’ vraag want helaas op Februari 1982 kwam Nic Jones terug van een optreden in the Glossip Folk club, vermoedelijk vermoeid maar voldaan, en reed tegen een vrachtwagen aan, afkomstig van een plaatselijke steenfabriek. Bot breuken en hersenschade zorgde voor 8 maanden intensieve behandeling in een ziekenhuis met eindresultaat permanente fysieke coördinatie problemen waardoor hij zijn unieke Gitaarstijl en viool spel niet meer kan uitvoeren. Zijn Gitaartechniek was uniek. “Een ingewikkelde, ritmisch complexe, Fingerpicking Gitaarstijl dat enig vergelijk heeft met de ‘Frailingstyle’ uit de Banjo wereld” vond ik op Wikipedia, en met een mooie uitgebreide uitleg hiervan die ik als niet- Gitarist maar achterwege laat maar als wél genietende luisteraar toch even wil melden. En ik ben niet de enige fan van dit album want het bekende Melody Maker tijdschrift ( al vanaf 1926 ) bestempelde het album als “Folk album of the year” en ook bij BBC Radio 2 belandde dit album in de hoogste regionen in 2001 : het een na beste “album (toen) aller tijden “.
Alles is mooi op dit album.
Zonder te draaien kan ik bij elke track-titel de melodie uit mijn hoofd oproepen en op elk moment van de dag.
Vanaf de eerste folk ballad ‘Canadee -I-O-‘ met dat fantastische lange Gitaar intro. (Nic is sterk beïnvloed door de Flamenco traditie en door Martin Carthy). Of ‘courting is a pleasure’ met een mooi mysterieuze blokfluit partij met de juiste galm in de achtergrond .
Hij heeft een imponerende stem met een geheel ‘eigen’ herkenbare stemgeluid.
Mijn favorieten zijn de 2 liederen over de walvisvaart: ‘The Humpback Whale’ en ‘The Little Pot Stove’, beiden overgenomen van de Schots/Australische Zeeman en Muzikant Harry Robertson ( onterecht niet vermeld op Penguin Eggs). Een frase op de laatst genoemde stoofpot leverde de titel van dit album. Na ruim 45 minuten eindigt dit album Penguin Eggs met het fenomenale ‘Farewell To The Gold’ overgenomen van de Nieuw-Zeelandse zanger/ componist Paul Metsers die hier ook te gemakkelijk níet wordt genoemd .
Maar ‘what if…’ is de vraag die ik mij zelf wel eens afvraag bij het her beluisteren van dit favoriete album.
Nic Jones zijn invloed op anderen in deze tijd is minstens zo groot als die van Nick Drake of de Americana muzikant Townes van Zandt en grote tijdloze artiesten als Bob Dylan en Joni Mitchell hebben Penguin Eggs-nummers op hun repertoire staan.
Hoe mooi?, hoe relevant?, hoe belangrijk voor de carrière van Nic Jones zou het volgende album zijn? We zullen het niet weten.
Nick Jones , nu 74 jaar, woont nu in Devon. In 2010 waagde hij zich weer even op een podium en in 2012 gaf hij samen met zijn zoon als “Nic Jones Trio” ( met Belinda ‘o Hooley) voorzichtig weer wat optredens met zijn geweldige oeuvre.
Maar de vraag blijft voorlopig: ‘What IF….”
Joop Wieringa.
OPGELICHT? - door Herbert Bos
(bron: Nieuwsbrief 5 — 2020)
OPGELICHT????
Ik had hem bijna verkocht, maar ………
Als je via internet iets koopt, moet je altijd heel voorzichtig zijn. Dat weet iedereen. Maar kan je ook opgelicht worden als je via internet iets verkoopt?
Ik bood mijn Gitaar-Banjo te koop aan via Facebook. Kreeg al snel een reactie van Krystyna Bajnowska. Ze bood het gevraagde bedrag en vroeg of dit okay was. Direct gevolgd door een ‘?????’.
Ik ging akkoord, waarop zij voorstelde om een koerier te sturen om mij het geld te overhandigen. Ik vond dat maar vreemd en probeerde haar op te zoeken op internet. De naam komt niet zo gek veel voor, wel vaak op Facebook. Vreemd genoeg bijna allemaal zonder foto’s/vrienden of gegevens over woonplaats enz. Ook ‘mijn’ Krystyna zonder enige nadere gegevens.
Ik ontving direct een facebookbericht van haar met de aanvulling dat ze cash wil betalen, dus op haar kosten wordt er een koerier gestuurd met het geld en dan komt de koerier de banjo-gitaar ophalen. Of ik maar direct wilde reageren. Dat heb ik maar gedaan. En het aanbod afgewezen omdat ik het niet vertrouw.
Dus de banjo-gitaar is nog steeds te koop.
Herbert Bos
STEMMEN - door Pierre Coomans
(bron: Nieuwsbrief 7 — 2021)
Ik hoor heel vaak stemmen. Maar maak je geen zorgen, het is niets ernstigs. Integendeel juist. Het is opvallend dat veel Ieren een speciaal stemgeluid hebben. Mijn dokter bijvoorbeeld heeft een vrij hoog geknepen stem. Altijd grappig om die man te horen praten als ik weer bij hem kom voor een bloedtest. Hij heeft een duidelijk herkenbare stem. Typisch het stemgeluid van Brian O’Donovan noem ik het maar.
En toen destijds dat ik in afwachting was van de sleutels van mijn pas aangekochte cottage, hoorde ik ook al in de Kerry Coast Inn een heel opvallende stem van de vrouw van John Clifford. Iedere keer als ik aan mijn warme hap bezig was kon je meteen horen dat John en z’n vrouw er ook waren voor hun warme happy. En zo zijn er wel meer voorbeelden voorhanden die aangeven dat Ieren een aparte stemgeluid hebben.
Ik zeg maar zo dat chinezen worden met spleetogen geboren en Ieren met prachtige stembandjes. Die kan je wel niet zien maar wel horen. En onvermijdelijk wordt het dan om je te afvragen hoe die aparte stemmen zouden klinken als die gaan zingen.
Nou, kenners van Ierse liederen weten het antwoord hier wel op: Skitteront!!!
In het verlengde van dit intro heb ik een schitterende ervaring tijdens de muzieksessies hier in de Corner House op maandagavond. De eerste keer dat het mij ten deel viel toen zij binnenviel tijdens een sessie, kwam ze op de stoel naast mij zitten. En ze vroeg mij of ik haar iets te drinken wilde aanbieden. Nou, die heb lef, dacht ik. Maar ik hou wel van dit soort verassingen, dus ik vroeg wat ze dan moest drinken. Toen heb ik voor mezelf en voor die lef madam drinken gekocht. Maar ze zat daarna niet meer op die stoel. Die was leeg en ze liep rond.
Ondertussen ging de sessie gewoon door en op een gegeven moment was zij toe om wat voor ons te doen. Dat gegeven moment had ze al zien aankomen en stond klaar om een lied te voordragen. En over aparte stemmen gesproken: daar stond een madam een puur, oud, Keltisch lied te zingen. Die stem van haar en de oude, originele taal bracht je volledig in de oeroude Keltische sfeer zoals dat eeuwen geleden geklonken had gemoeten.
Ik heb het hier over Clare Horgan. En zij doet zo ongeveer hetzelfde wat Sean Garvy ook doet. Als die niet teveel gezopen heeft. En Clare is ook al eens met haar neus in de prijzen gevallen voor deze wijze van zingen van heel oude Keltische liederen.
Je komt maar vrij weinig Ieren tegen die deze liederen zich eigen maken. En dit terwijl er toch een drang is naar die vervlogen dagen dat Ieren nog echte Ieren waren. Nu zijn ze min of meer op dwangmatig aandringen van de Engelsen meer verengelst. Vandaar dat jullie vaak wegwijzers en straatnaamborden in twee talen zien. En dat zien ik ook!!
En wanneer er over die verengelste taal wordt gediscussieerd komt er een soort heimweegevoel naar boven naar hun eigen Ierse identiteit. Vandaar dat veel jonge stelletjes hun kroost van Keltische namen voorzien.
Een tijd geleden kreeg ik de aandrang om de sfeer van deze sessies in een lied te vangen.
En misschien is dat rond gefladder van Clare Horgan wel een mooie leidraad, dacht ik zo.
Ik struikelde toen over een lied dat weleens een goeie basis kon wezen om mijn aandrang gestalte te geven. De eigenaar van dat lied heeft sinds lange tijd zijn wereldhit van een Engelse tekst voorzien en is verkast naar Duitsland. Daar heeft hij waarschijnlijk veel werk en die Duitsers zijn altijd van die geweldige meeklappers en polonaise enthousiasten. Daar is het refrein helemaal voor bedoeld.
Dus de eigenaar heeft zijn wereldhit opnieuw bevrucht en opgewekt voor een breder publiek. Toen dacht ik: nou, dat kan ik ook weleens proberen en heb het lied ook herschreven. Net zoals die eigenaar dat deed in het Engels dus.
Ik zal jullie hieronder mijn creatie uit de doeken doen en wil er ook geen doekjes om winden over met wie ik te doen heb. Met alle respect voor de eigenaar van dit bijzonder prachtige lied. Het refrein/chorus verraad welk lied ik/hij/wij als basis hebben gevat. En een ieder die het niet laten kan mag het in gebruik nemen. Maar let wel, het is maar bij wijze van grap gemaakt en niet om zakelijk/financieel gewin.
Hier is mijn tekst:
Cahersiveen, Corner House, Monday night.
She pop in, claim the chair by my side.
Then she call for the bar to get a nice cold drink,
Move around but grab her chance to sing.
Chorus/refrein:
Butterfly, my butterfly,
Please stand by to sing your song.
Butterfly, my butterfly,
Then you’ll hear me sing along.
Instruments, Irish tunes, good ole songs.
She sit back in her chair, not for long.
She stand up, introduce the song she’s gonna sing.
From the heart she gives you everything.
Chorus.
What a song, what a voice, what a gal.
Kerry’s best, number one, doing well.
Everyone, come around where you have never been.
The Corner House in cosy Cahersiveen.
Chorus.
Refrein.
Chorus.
Veel pleysier ende vermaeck.
Maar sla geen Delta aan de haak.
Sunny/PieRRe.
REGISTRATIES MOKUM FOLK PODIUM - door Geert de Vos
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 3-2020)
Geert de Vos maakt eens (soms tweemaal) per maand het programma Folk It voor de Concertzender.
“Vanaf ongeveer de begintijd (boven en naast de IJsbreker) tot 1999 was ik aktief als respectievelijk studiotechnicus, opname- & montagetechnicus, programmamaker en éénmaal als presentator (bij gebrek aan een èchte). Ik heb van alles gedaan. Mijn belangstelling als programmamaker lag vooral bij heel nieuwe, of heel oude muziek; cross over, popmuziek, electronische muziek. Toen mijn zoon geboren werd heb ik die periode afgesloten met een programma over de legendarische Nederlandse folk groep Fungus.
Als je zulke goede herinneringen bewaart aan zoiets moet je vooral niet denken dat het weer wordt als vroeger, wanneer je de draad weer oppakt”, heb ik wel eens gehoord…
Tòch heb ik het gedaan. Er was begin 2016 een vacature bij Folk It: het folk programma. Een collega-studiotechnicus uit mijn eerste periode had me getipt. Natuurlijk is er heel veel gebeurd in de tussenliggende 17 jaar maar ik heb mijn plek weer gevonden en mijn programma over Fungus heb ik, bij nader inzien, met een vooruitziende blik gemaakt.
Overdag ben ik ICT-er. In onze vakanties reis ik graag en doe, ter plekke, lokale platenwinkeltjes aan om te horen wat de moeite waard is (of was) in de lokale muziekcultuur. En ik maak de luisteraar graag deelgenoot van mijn ontdekkingen (Overigens heb ik lang niet alle landen bezocht waarvan ik muziek programmeer!).”
[bron: website stokstaartje.nl]
NIEUWE BEHEERDER ALLEMAN - facebook Wijkcentrum Alleman
(Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 4-2020)
Hallo!
Zoals jullie wellicht al gehoord hebben, ben ik, Monika Dekker, vanaf 1 april in de functie van Sociaal Beheerder van Wijkcentrum Alleman begonnen. Ik zal samen met Keji het dagelijks aanspreekpunt zijn van alle zaken die spelen in het wijkcentrum. Het voelt wat onwerkelijk omdat het wijkcentrum nu niet volledig draait. Toch lijkt het me nuttig om via deze weg me digitaal voor te stellen.
Eerst iets over mezelf: ik ben geboren en opgegroeid in Litouwen en op mijn 24ste naar Nederland gekomen, daarvoor heb ik wel in België de Nederlandse taal gestudeerd. Samen met mijn gezin (man en 1 dochter van 12) woon ik sinds 2006 in Amstelveen waarvan 14 jaar in de wijk Kostverloren. Daarom ken ik onze buurt en Alleman goed.
Ik zie het wijkcentrum net als thuis, een veilige gastvrije plek waarbij kwaliteit bovenaan staat. Ik hoop in de nabije toekomst op een veilige manier kennis met jullie te mogen maken.
Met vriendelijke groet, Monika Dekker
[bron: facebookpagina Alleman]
LUITBOEK - door Cor van Sliedregt
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nrs. 2,3 & 4-2020)
EEN RECENT ONTDEKT HOLLANDS LUITBOEK:
In 2010 deed de Nederlandse volksmuzikant Cor van Sliedregt een opmerkelijke ontdekking van een handschrift in het Westfries Archief te Hoorn uit de archieven van Enkhuizen. Dit handschrift staat in de inventarislijst vermeld als ” Register van werk- en ambachtslieden en leveranciers voor de schepen, 1728 tot 1747”. Hierin vond hij een niet onaanzienlijke hoeveelheid muziek: negen stukken voor luit in tabulatuur en ca. 50 enkelstemmige instrumentale stukken in “gewoon” muziekschrift.
Dit muziekboek is, zoals we zullen zien, afkomstig uit de stad Enkhuizen, gedateerd omstreeks het midden van de 17e eeuw. De ontdekker deelde zijn bevindingen mee aan de samenstellers van de Nederlandse liederenbank in het Meertens Instituut te Amsterdam, en gaf toestemming om de tot nu toe onbekende bron met luitmuziek hier te presenteren.
Beschrijving van het boek
Het formaat van het manuscript is 20,5 x 16 cm. Het is nog in zijn originele staat met perkamenten band en twee linten om het te sluiten. Op één van de buitenkanten staat geschreven: Thema Boek beginnende met den 18e december 1703. Het boek is voor twee doeleinden gebruikt: enerzijds als een muziekboek, anderzijds als een boekhouding van de uitrusting van en werkzaamheden op schepen.
De tweede gebruiker draaide eenvoudig het boek om en begon aan de andere kant te schrijven. Te oordelen naar het handschrift en het karakter van de muziek, is het muziekdeel ouder dan het administratieve gedeelte. Dit laatste kan gedateerd worden in de eerste helft van de 18e eeuw. De tekst op de omslag is eveneens aan deze zijde van het boek. De aantekeningen lopen door tot het zevende katern, daarna volgen 39 blanco pagina’s en in het elfde katern staan enkele zakelijke opmerkingen betreffende de handel in witte en zwarte peper gedurende de jaren 1716 en 1720.
Het muziekdeel
Onze interesse gaat uit naar het muziekdeel. Op de eerste vier bladen ontbreken paginanummers en muziek. Daarna volgen pagina’s die elk vier balken met zes tabulatuurlijnen hebben, getekend met een rastrum(1). Waarschijnlijk is het boek met het luithandschrift begonnen. Op de eerste pagina’s staan negen complete luitstukken en één fragment luitmuziek; daarna worden de muziekbalken gebruikt voor gewone muzieknotatie. Op pagina 2 is een “titel-pagina” geschreven; en dat helpt ons het boek te dateren en de plaats van herkomst te bepalen. Er staat:
Andreas van vossen / jungatur cum / Margareta
vesterman / ut, quos junxit amor, quos hora novissima solvet
Dit enigszins rammelende Latijn betekent: “Moge Andreas van Vossen worden verenigd met Margaretha Vesterman; en dat zij, door Liefde verenigd, slechts gescheiden zullen worden door het Laatste Uur [Dag des Oordeels]”
Het lijkt erop dat de opdracht een herinnering is aan de verloving van Andreas en Margaretha. Deze aantekening dateert dus waarschijnlijk van vlak voor hun huwelijk.
Er is informatie over dit paar gevonden. Zowel Andreas als Margareta kwamen uit Enkhuizer patriciërsfamilies, waarvan de leden actief zijn geweest als burgemeesters en in andere bestuursfuncties.
(1) Rastrum: een apparaat waarmee vijf of zes lijnen tegelijk kunnen worden getrokken, zodat een notenbalk ontstaat.
Deel 2:
EEN RECENT ONTDEKT HOLLANDS LUITBOEK:
Genealogie
Het huwelijk van Andries en Margareta is op 21 juni afgekondigd in Enkhuizen. Andries woonde in de Oude Westerstraat, Margareta ‘opt Venedie’, beiden waarschijnlijk bij hun respectieve ouders. Op 6 juli 1659 trouwde Andries van Vossen met Margareta Vestermans in Oosterblokker. Het echtpaar kreeg tien kinderen, waarvan er acht de kindertijd overleefden.
Ondertussen ging het voorspoedig met de loopbaan van Andries. Hij bekleedde diverse functies, waarvan sommige zelfs tegelijkertijd.
Tenminste vanaf 1667 was hij een van de stadssecretarissen van Enkhuizen, en hij bleef die functie behouden tot 1674. Het is waarschijnlijk dat hij twee notities schreef en ondertekende in naam van het bestuur van het stedelijk weeshuis. In 1679 wordt hij ook genoemd als lid van de Raad en in december 1680 als burgemeester, toen hij gekozen werd als één van de bestuurders van de VOC-kamer Enkhuizen. Daarnaast wordt hij genoemd als kerkvoogd in 1681-85.
Andries was niet alleen succesvol als magistraat, maar zorgde er tevens voor dat zijn kinderen in de bestuurlijke familietraditie bleven.
Andries van Vossen nam na 1693 geen nieuwe burgelijke functies meer aan.
Eind augustus of begin september 1691 stierf zijn vrouw Margareta en zelf overleed hij in juni 1702.
De luitmuziek
Het is zeer waarschijnlijk dat het muziekhandschrift is begonnen in verband met het huwelijk van Andries en Margareta op 6 juli 1659, of tenminste in dezelfde periode. Zij zullen de bezitters van het manuscript zijn geweest.
Deze aanname wordt bevestigd door het feit dat de titelpagina ongetwijfeld door Andries zelf is geschreven, zoals blijkt uit het identieke schrift in de administratieve documenten van zijn hand. Het is niet met zekerheid vast te stellen of hij ook de scribent van de rest van het muziekdeel in notenschrift is. Mogelijk is de muziek geschreven door de luitleraar van Andries of Margareta.
Het gedeelte met de luittabulatuur begint met een afbeelding van een luit met tekst over de stemming van de snaren. Aangegeven is nog de traditionele renaissancestemming. Er is gebruik gemaakt van het Franse notatiesysteem(1).
De tekening is niet erg realistisch; zo komen het aantal snaren (12) en het aantal stemsleutels (18) niet met elkaar overeen, en klopt dit weer niet met de 11-korige luit in de stemmingtabel en de daarop volgende muziekstukken.
(1). Een Frans/Engels notatie-systeem met letters, voor een losse snaar een a, de eerste fret een b, de tweede een c, enz. Er bestaat ook een Spaans/Italiaans systeem waarbij de grepen met cijfers worden aangeduid, en een Duits systeem dat van deze helemaal afwijkt omdat het geen tabulatuurlijnen gebruikt.
De luitmuziek in het handschrift is nogal gebrekkig genoteerd, met veel foute noten en ontbrekende en verkeerd geplaatste ritmetekens. Maar met behulp van dezelfde melodieën in andere bronnen zijn de stukken wel te reconstrueren tot speelbare muziek. Deze tabulatuur is waarschijnlijk meer een geheugensteuntje geweest voor de muzikant die al goed bekend was met de melodieën.
Het luitrepertoire
Met uitzondering van een korte prelude, met het doel om te controleren of de luit goed was gestemd, is de verzameling van acht luitsolo’s typerend voor de populaire muziek uit het midden van de 17e eeuw in Nederland en andere Europese landen. Dezelfde melodieën zijn in Hollandse, Franse en Engelse bronnen uit die tijd gevonden in gedrukte of handgeschreven vorm, voor een reeks van instrumenten waaronder de mandora(2), cittern(3) , gitaar, blokfluit en klavier.
(2). Een mandora is een klein soort luit, een voorloper van de mandoline.
(3). Een cittern of cither is een eenvoudig klein snaarinstrument met een platte klankkast, in tegenstelling tot de bolvormige luit. Het is een van de weinige renaissance-instrumenten met metalen snaren.
Deel 3 (slot):
EEN RECENT ONTDEKT HOLLANDS LUITBOEK:
De muziek in standaardnotatie
Door het schrift onderling te vergelijken, bijvoorbeeld de schrijfwijze van de G-sleutel, blijken alle muziekstukken in de standaardnotatie door één persoon te zijn geschreven. In het begin zijn er drie tweestemmige stukken genoteerd in de G-sleutel en een lage (bariton) of baspartij in de F-sleutel. Een tweede deel volgt direct hierna en betreft eenstemmige melodieën, genoteerd zonder maatstrepen. Het derde deel omvat drie melodieën met maatstrepen die daarna bij de volgende melodieën weer ontbreken; ook is de maatsoort zeer eenvoudig aangegeven met een 3, terwijl er geen aanduiding is voor een vierkwartsmaat. Drie melodieën zijn tweestemmig genoteerd. Het bereik van de tweestemmige melodieën is geschikt om op een viool of hobo te spelen. Deze muziek kan eveneens op een dwarsfluit gespeeld worden.
Niet alle stukken hebben een titel. Aan het eind staat geschreven: Finis Coronat Opus (“Het einde bekroont het werk”). Toch volgen er nog twee stukken.
Na een paar blanco pagina’s volgen de 18e-eeuwse aantekeningen over de peper-handel.
Het deel met de standaard muzieknotatie blijkt een vroeg voorbeeld te zijn
van een nieuw soort muziekcollectie die in de Nederlanden in de tweede helft van de 17e eeuw opkwam. Dit betreft eenstemmige instrumentale muziek met een eenvoudig karakter: populaire dans- en liedmelodieën met elementaire basisvormen zoals AABB. Dit type muziekcollecties verscheen in druk vanaf 1701 met de beroemde Boerenlieties, uitgegeven door Estienne Roger te Amsterdam in 13 deeltjes(1). Deze succesformule werd nagevolgd door andere uitgevers en in tientallen handschriften. Naar het schijnt werden deze verzamelingen gebruikt door welgestelde amateurmuzikanten voor huiselijk gebruik met instrumenten zoals de viool, fluit en hobo. Luitmanuscripten zijn in de 17e eeuw tamelijk zeldzaam.
Populaire deuntjes
Een eerste onderzoek naar het eenstemmige repertoire in het HsEnkhuizen in dit artikel laat zien dat het vele populaire deuntjes bevat van liederen uit het midden van de 17e eeuw. ‘La bouré de Baptist’ bijvoorbeeld verschijnt omstreeks 1660 in andere Hollandse bronnen, waarna het een bescheiden populariteit verwierf. Gebaseerd op een eerste overzicht is de muziek in dit deel te dateren in de tweede helft van de 17e eeuw, vanaf de vroege jaren 1660. Dit klopt perfect met de biografische gegevens met betrekking tot de startdatum (ca. 1659) van het luit-gedeelte dat na enige tijd werd voortgezet als eenstemmig muziekboek.
Al met al is het zeker dat Andries van Vossen omstreeks 1659 het manuscript bezat en dat hij en/of zijn vrouw Margareta Vesterman, de luit(2) of een melodie-instrument zoals de viool of hobo bespeelde. Blijkbaar wisselden zij, na een relatief korte tijd, de luit in ten gunste van een melodie-instrument.
(1). De complete titel is: Oude en Nieuwe Hollantse Boerelieties en Contredansen.
(2). De luit is zowel een solo- als een begeleidingsinstrument.
Zwerftocht van het handschrift
Men kan ervan uit gaan dat het muziekboek in van Vossens bezit bleef gedurende zijn leven, maar het is onbekend wat ermee gebeurde na zijn dood in 1702. Uit de aantekening uit december 1703 op het omslag kan geconcludeerd worden dat het boek toen een ander doel kreeg.
Zoals uit de inventarisatie van het Westfries Archief blijkt, bevond het boek zich onder de documenten die uit de scheiding van Wybrand Blom en Maria Haak kwamen. Wybrand was een dagelijks bestuurslid van de V.O.C. We nemen aan dat
Maria, die in 1748 in Batavia werd begraven, behoorde tot de Enkhuizensepatriciers familie Haak, waarmee Andries van Vossen een band had via zijn dochter Aafjen, die getrouwd was met Pieter Haak.
Het schijnt dat de scheiding van Wybrand Blom en Maria Haak in de tweede helft van de jaren 1720 plaats vond. Mogelijk is het manuscript met het paar naar Oost-Indië gegaan, maar daarna terug gekeerd naar Holland, en wel vóór juli 1728. De vele namen van sjouwers en timmerlieden die in de beschrijvingen van 1728 tot 1747 genoemd worden zijn allen Hollands. Waarschijnlijk is het manuscript via de familie Haak tenslotte in het archief van Enkhuizen terecht gekomen, waar het tot op heden bewaard wordt in het regionaal Westfries Archief In Hoorn.
Vertaling en samenvatting: Cor van Sliedregt,
met toestemming en medewerking van Jan W.J. Burgers en John H. Robinson.
ELIZA GILKYSON - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.11- 2021)
Een mooi album aangeschaft van een fijne muzikante waar ik vaker naar heb geluisterd maar dit 2020 album van Eliza Gilkyson komt toch net iets dieper binnen.
Na het horen van dit pracht album probeerde ik een herinnering op te roepen die hier bij zou kunnen passen. Het duurde wél even voor ik iets vond in mijn geheugen.
Mijn goede vriend binnen mijn Morristeam vroeg mij een paar jaar geleden of ik mee wilde naar een concert van een voor mij volkomen onbekende protestzanger die ,ondanks de geringe belangstelling van het ’grote publiek’ nog steeds doorgaat met relevante muziek maken.
Vanaf 1996 maakt David Rovics uit Portland, Oregon zo’n kleine 40 albums en in Augustus 2021 verscheen “May Day”.
Ergens in Utrecht, in een tamelijk obscure tent kwam ik met Morrisvriend binnen. De opruiende sfeer die ik proefde , het anarchistische gevoel paste wel bi het vrij donkere afgebladerde interieur waar we via een houten klapdeur binnen kwamen. In een hoek tussen wat opruiende posters zat een man op een hoge kruk met een wat hoge stem en een gejaagde Gitaar en vuurde songs op ons af waarbij de refreinen hier en daar mee gescandeerd werden. Het was niet de wereld waar ik regelmatig binnen stapte. Hier en daar zag ik een ‘hanenkam’ en ook veiligheidsspelden bleken gemakkelijk door een wang geprikt. En ook zo’n sierlijke druppel door het neusschotje paste in dit milieu waar we in terecht waren gekomen. Onze volkomen normale kledij zonder bijzondere versierselen of kappers kunsten waren écht bijzonder in hun omgeving maar deze scene stond toch bekend als: “alles mag en alles kan” en zo vormden we gezamenlijk de ‘tegencultuur’. Maar Davids woorden en onderwerpen werden oprecht gebracht. Onderwerpen over anti-globalisering , sociale onrechtvaardigheid, en kritiek op het Amerikaanse handelen in binnen en buitenland, het paste helemaal bij de Anarchistische zanger die hij was. De songs werden zo in een razend tempo op ons afgevuurd en met korte statemens aan elkaar gelijmd dat ik amper de tijd kreeg om de verhalen die hij zong te doorgronden. Maar ergens boeide de man toch wel. Alleen de vurige linkse songs werden zó op ons afgeschoten dat ik er toch tamelijk moe van werd. Ik geloof niet dat we het einde van zijn concert hebben meegemaakt.
Toch is het album uit 2021 niet verkeerd en zéker wel Folk. Hierop werkt hij samen met Sean Staples , Mandoline en Orgel, Eric Royer, Banjo en Pedal steel, en Hazel Royer met Bas. In de wat snellere nummers lijkt het gedegen Gitaarspel wat op dat van Dick Gaughan als díe op dreef is. “May Day” snijdt hedendaagse radicale onderwerpen aan: ‘116 grades’ over de misstanden rond Portland en daarna een soort ooggetuige verslag van de val van de Twin Towers allebei voorbij razend en het 3e , wat rustiger stuk met als thema de liedjes van hem waar we ons prettig bij (kunnen) voelen. Dan een lied over misstanden rond de virus pandemie die wat later in Bluegrass-vorm terug komt in ‘in the name of Freedom’. De verhalen worden toch met voldoende muzikale afwisseling gebracht en zijn allen boeiend te noemen zoals een hommage aan de activistische Folk protest zangeres Anne Feeney ten tijde van de Vietnam beweging die later uitgroeide als bevlogen advocaat voor o.a. vluchtelingen en pas is overleden in febr.2021 ten gevolge van Covid op 69 jarige leeftijd. Of ‘Greenwood’dat ook wel bekend staat als: “Black-Wall Street” waar 100 jaar geleden de jaloerse blanke settlers ‘pogroms’ hielden in de welgestelde zwarte gemeenschap met zéker 300 doden en ongeveer 800 gewonden als gevolg daarvan. In totaal 9 songs en verhalen die ‘schuren’; ongemakkelijke waarheden waar je wél open voor moet staan, waar je ‘íets’ van af moet weten en alles prima verpakt in een Coutryfolk jasje.
Waar ik de stem van David Rovics niet altijd kan waarderen is dat van Eliza Gilkyson overal aangenamer op haar album “2020”. De songs zijn ook poëtischer, minder snijdend en toch ook pittig van aard. Muzikaal wat minder traditioneel ingevuld maar toch wel ‘Folk’ op een manier. Doordat ze een grote groep goede muzikanten om zich heen heeft verzameld klinken haar nummers afwisselender. Ook hier een vuist omhoog maar dan een meer ‘vluwelere’ vuist. Haar stem is mooi; ietwat zwoel en soepel glijdend op een prettige manier. Opvallend zijn haar vertolkingen ‘a hard rain’s a- gonna fall ‘ van Dylan en het mooie anti-oorlog lied ‘where have all the flowers gone’ van Pete Seeger. ‘Beach heaven’ is háár muziek op tekst op Woody Guthrie over z’n 2 jarige racistische huurcontract van vastgoed magnaat “vader”-Fred Trump waar Guthrie mee te maken kreeg . [ in dit verlengde schreef Woody ook zijn beroemde lied “this land is your land”] Misschien zijn de teksten van Eliza wat minder expliciet maar toch wel degelijk relevant. Haar folk pop sound doet me wat denken aan Emmylou Harris haar “Wrecking Ball” en de sound van Daniel Lanois . Een afwijkend traditioneel geluid is dat wonderschone Country-walsje “beautyful world of mine “ Daarna wordt de muziek, zoals dat stuk van Pete Seeger , nog traditioneler met veel Steelguitar , Pedalsteel en Dobro. Het : “we are not alone” is een stevige maar mooie 10e overdenkingslot dat ook als in eerdere stukken aanzwelt in een meerstemmig slot.
Jawel, dit noem ik een ‘groeibriljant ‘die, per draaibeurt , mooier gaat gloeien en : met weldegelijk een vuistje omhoog.
David Rovics- May Day – Free Band Camp streaming – 2021
Eliza Gilkyson – 2020 – Red House Records -2020
Joop Wieringa
NIVON - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 7 -2021)
Ach ja, het mag weer; voorzichtig met een paar mensen aan de cd bakken van mijn dealer en om ook te mogen had ik mijzelf enkele opdrachten gegeven. ‘His Bobines’ was weer eens jarig geweest en kreeg veel aandacht. In mijn grote collectie miste ik eigenlijk ‘Blood On The Tracks’ dus ja, even shoppen bij mijn dealer. Van een totaal andere orde was ‘Air’ van J.S.Bach. Ik had een leuke creatieve van Ekseption maar ja, niets gaat boven het origineel (meestal). Bach was makkelijker te vinden dan Dylan. Mijn zoektocht leverde onverwacht nieuws op maar dat is goed voor het slot want elke recensie heeft bij mij een aanloop.
Door Corona was onze fiets/vaar vakantie van Amsterdam naar Dordrecht figuurlijk in het water gevallen maar ik was inmiddels weer lid geworden van het NIVON en als alternatief wilden we fietsen naar het ‘Koos Vorrink’ huis zo’n 45 km. van mijn huis om vandaar uit 5 fietsdagen rondom die omgeving te doen en nee wij hebben geen E-bike maar onze eigen milieuvriendelijke energie.
NIVON?, Koos Vorrink huis? Niet interessant voor mijn muzikale verhaaltjes (zoek maar op op de P.C.) maar weer wél voor mijn muzikale herinneringen.
Als jeugdig mens was ik bij ‘Koos” betrokken tijdens volksdansweekendjes in dat huis in de Lage Vuursche.
Mijn ouders hadden mij lid gemaakt van het NIVON om dat ik dan in aanraking kwam met ‘goede’ vriendjes nog voordat ik deze dansvorm ontdekte. Nog voordat ik deze dansvorm ontdekte stuurde mijn ouders mij naar een NIVON- stijldanscursus te Aalsmeer.
Stijldansen behoorde bij mijn opvoeding vonden ze. En elke cursus bij het NIVON was erg goedkoop. Maar: “alle waar is naar z’n geld” dus ik leerde een foxtrot en een quickstep en een Engelse wals het 1e seizoen van 2 nette, wat oudere heren.
Gaandeweg ontdekte ik dat de ene weinig ritmegevoel had ontwikkeld en de andere man wat dovig was. Maar een meisje in mijn armen en mijn hormonen op díe leeftijd bepaalde toch dat ik er elke week weer graag naar toe ging.
Een grappig detail vind ik terug in mijn herinnering: De stijldans lessen werden muzikaal ondersteunt door een platenspeler en de singeltjes die toen erg populair waren. Maar het predicaat ‘grijsgedraaid’ speelde hier een ook een negatieve rol want zo’n populair liedje had onderweg een kras opgelopen maar elke week waren de heren dat vergeten.
Dus als ik met zo’n lief meisje in mijn armen rond zwierde werd mijn hormoon huishouding wreed verstoord door ,halverwege het liedje van Rob de Nijs dat mijn geheugen in sleet: bij het 2e refrein “ zij dronk ranja met een rietje…een rietje…een rietje…een r…en de héle dansklas íedere week weer in koor riep : ‘hee, de plaat stokt’ waarna de heren élke week opnieuw werden verrast als was Alzheimer ook al een onderdeel van die dansles.
Maar ja: ‘alle waar is naar z’n geld’ en na een seizoen was mijn animo er uit gesleten door rietje en wat andere belangstellingen zoals de volksdans met weer heel ándere meisjes. Stijldans en die wereld is nooit mijn ding geworden maar wél de wereld van de “Kolo’s en de Hora’s” en vooral de muziek van die tradities op de Balkan.
Voor veel Balkan-muziekliefhebbers was de groep Bratsch heel speciaal. Ik heb ze een paar keer live mee mogen maken en dat maakte mijn respect voor die groep alleen maar groter. De 5 muzikanten waren virtuoos op hun instrumenten. Ze speelden muziek van de Balkan maar ook Armeens, ‘Zigeuns’, Klezmer en veel meer en alles met groot respect voor die tradities en hun eigen stijlen. Op hun latere albums werd hun muziek wat meer ‘avant-garde’ binnen de tradities en daardoor spannender. Vooral de stem van Dan Gharibian, van oorsprong Armeen, is zo herkenbaar in de sound van deze Franse groep dat bij het lezen van zijn naam ik zijn stem in mijn hoofd hoor. De muziekgroep bracht tussen 1975 en 2015 negentien albums uit en toen was de koek op. De band stopte tot groot verdriet van de vele fans overal.
Tijdens mijn zoektocht naar die éne van Bob vond ik een nieuw album van Dan Gharibian Trio en ja, die naam werkte nog steeds in mijn hoofd. Het album uit 2020 heet “Da Svidaniya Madame” en ligt qua sound dicht bij dat van Bratsch en dan vooral als die groep Sinti- en Hot club de france speelde. Ondanks de afwezigheid van Klarinet, Viool en Contrabas die Bratsch wél speelde is het toch weer die stem die mij terug voort naar ándere tijden.
Eigenlijk is vergelijken altijd lastig. Dit nieuwe trio is ook geweldig om naar te luisteren. Vooral die Armeense balladen op dit album roepen mooie herinneringen bij mij op. Naast de composities van ‘Gharibian leveren de beide andere spelers met Accordeon en Gitaar ook enkele fijne instrumentalen. Maar vooral in de samenzang bij het lang uitgesponnen stuk ”Siya-lé” , van oorsprong afkomstig uit Burkina Faso hoor ik het Bratsch geluid sterk.
Ja, vergelijken is natuurlijk oneerlijk maar veel in opbouw en uitvoering doet me sterk denken aan die fijne groep van vroeger. Het eerste stuk “Egnatias” helpt natuurlijk ook mee om aan Bratsch te denken want Dan Gharibian zong dit al op hun ‘muntjes’ album: “Rien Dans Les Poches”. Sommige instrumentaaltjes zijn tegen een chanson geplakt zodat de nummers langer lijken te klinken.
“Parce Que” werd geleend van de veel bekendere Armeen Charles Aznavour (ian) en “Salvatrices Mamelles ” kwam van Bratsch-violist Bruno Girard (familie van trio Accordeonist Antoine Girard?).
Kortom de lijntjes van het trio naar de roemruchte Bratsch zijn kort en dat vind ik niet zo erg.
Dit trio Dan Ghariban is ook heerlijk te genieten .En omdat mijn ‘smaak’ nogal breed en divers is ( van Bach tot Dylan)wil ik nog even een andere cd uit 2020 onder de aandacht brengen.
Het nummer “days of decision” is een nummer van de protestzanger/componist Phil Ochs, een belangrijk vertegenwoordiger van de ’60 tigger jaren protest beweging in de traditie van Pete Seeger en Woody Guthrie en een vriend van Bob Dylan toen deze nog protest folk akoestisch met alleen gitaar en harmonica liet horen. Bob noemde hem destijds een belangrijk vertolker van zijn tijd. Phil maakte toen nog onderdeel uit van ‘greenwich village scene’. Helaas werd drank en psyché zijn ondergang en verhing hij zich in het huis van zijn zus waar hij inwoonde in plaats van een kliniek.
De songs van Phil Ochs zijn indringend , eenvoudig en zo progressief dat ze in alle, ook deze, tijden relevant zijn en blijven.
Martyn Joseph is zo’n 30 jaar met tientallen albums op zijn naam en eigen label muzikant in Wales en vaak ‘voorprogramma’ van veel belangrijke pop grootheden. Na een optreden als voorprogramma voor Clannad in Amerika kwam hij in contact met zus Conny die de nalatenschap van Phil beheert. In samenwerking met haar maakte hij zijn laatste album in 2020 “days of decision” a tribute to Phil Ochs met en selectie van Phil Ochs songs.
De stem en intensiteit doen mij soms denken aan mijn geliefde zanger Dick Gaughan . Vooral zijn manier van zingen zorgen dat Phil Ochs woorden nog relevanter klinken. Bescheiden akoestische begeleiding, nét genoeg, en niet meer dan ondersteuning maken dit album zeer de moeite waard en melodieus genoeg voor nog een keer luisteren en beseffen dat de wereld nog niet klaar is met eenvoudig protest verpakt in prachtige poëzie.
Dan Gharibian Trio – Da Svidaniya Madame- 2020
Martyn Joseph – Days of decision – 2020
Joop Wieringa
DRAAILIER VOORBEELD - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.4 -2020)
Na mijn avontuur als organisator van een muzikanten workshop was ik blij dat we ruim een jaar een hoop plezier hadden; docenten, muzikanten-in-de-dop en tenslotte ikzelf. Een keer per maand met zo’, 25 of 30 volksdansliefhebbers die daarnaast ook nog eens een instrument bespeelden. Maar, toen al, was iedereen ”druk, druk, druk”. Dus voor wij, Monique, Frank en ik, de spreekwoordelijke deur zouden moeten sluiten stopten we in stilte na de nog redelijke opkomst bij de laatste muzieklessen. Ik had nog steeds het gevoel dat danshuis Terpsichoré meer kon zijn dan een platvorm voor volksdansers waar je wereld dansen van de Balkan ,Israël, Hollands en meer kon leren en waar je je vrienden ontmoet bij de danslessen en op een soos. Via een kennis kreeg ik contact met een zanger/gitarist met eigen liedjes. Hij vroeg of hij een keer in onze barruimte mocht zingen. Hij zocht een ‘podium’ en dat bracht mij op het idee dat er misschien wel meer muzikanten zo’n ‘podium’ zochten. De grote podia als Paradiso, Melkweg of de Kleine Komedie en dergelijke plekken is voor veel fantastische muzikanten niet direct haalbaar als je wél klaar bent tussen de ,weer spreekwoordelijke ,schuifdeuren en verder wil leren en groeien in vreemde schijnwerpers en voor vreemde luisteraars. Kleine podia waren er toen nog niet ,begin jaren’80. Als bestuurslid had ik in de weekenden het recht om eventueel ‘dingen’ te organiseren en de barruimte was net groot genoeg voor zo’n 50 ‘zittende’ bezoekers voor kleine concertjes. Na het eerste concertje met 20 mensen in een Balkan orkest die allemaal vrienden en kennissen meebrachten (waar had ik dat eerder gedaan?) was het “folkcafe” in het Amterdamse Bavohuis geboren. Ik had wel besloten om het podium alleen voor de folk en de volksmuziek te laten bestaan; voor Pop, Jazz, Klassiek of Blues waren er vast wel andere plekken meende ik. Met “vallen en weer opstaan” en met behulp van enkele vrijwilligers uit die volksdans beweging was de activiteit langzaam groeiende. Iemand achter de bar, een vaste hulp voor de organisatie en een ander achter de kassa. Voor 5 gulden hadden ook de “krappe beurzen” een hele middag luister plezier en kwamen dan achter hun ,alweer spreekwoordelijke, geraniums vandaan. Mensen laten genieten vind ik leuk. Ikzelf had die éne zondag in de maand uit eigen beurs wat kaas en worst aangeschaft voor ‘het pauzemoment’ op enkele tafels zodat de kans groter was dat je per ongeluk met iemand in gesprek raakte tijdens het nemen wan zo’n stukje genot bij het wijntje of biertje. En zo ontstonden er nieuwe ontmoetingen na verloop van tijd, vaste bezoekers en zélfs vriendschappelijke afspraken buiten het folk cafe om. De orkestjes en muziekgroepen waren talrijk en de aanvragen voor een podium plek kwamen ook van buiten Amsterdam (‘hoort zegt het voort’ is ook weer zo’n spreekwoord) Als het publiek tevreden is en als het orkest tevreden is met onze ruimte en sfeer dan pas was ik ook tevreden. En de kwaliteit van de orkesten steeg ook naarmate de winterseizoenen elkaar opvolgden. Een memorabel moment was die mooie warme zonnige voorjaarsdag aan het eind van een seizoen. Ik zag het somber in voor een binnen activiteit als het folkcafe. Toen ik mijn motor neerzette bij de ingang van het gebouw stond het Klezmer orkest buiten nog wat te kletsen in de zon. “hebben jullie nog stoelen in het gebouw want we hebben staanplaatsen” werd mij gevraagd. Een goede grap met dit helaas veel te mooie weer voor mijn activiteit en ik zal wel iets snedigs terug hebben gezegd zo van: “helaas heb ik het weer ook niet in de hand” Maar eenmaal binnen was de barruimte 3x zo vol dan er eigenlijk aan mensen in konden. De brandweer zou het hebben verboden als die dat had geconstateerd. “Ot Azoj” had zo’n 140 mensen op de been gekregen! Het 1e dieptepunt was toen mijn mede organisator aankondigde er mee te gaan stoppen omdat hij ergens anders ging wonen . En alleen doe je niets. Enkele vaste bezoekers hadden ook iets gezamenlijks; ze vormden de Stichting Mokum Folk. Op een zomer dag op de kop van de Zeedijk hoorde ik levende volksmuzikale klanken en ik hoor altijd direct of het live muziek is. In een bar aan een lange bar zaten muzikanten te spelen en daartussen de vaste bezoekers van mijn activiteit. Ik vertelde mijn dramatische besluit om te stoppen maar zij liepen ook met de gedachte van zo’n activiteit als het mijne dus mijn activiteit werd hun activiteit en om ‘mijn kind’ te begeleiden stapte ik ook maar in hun bestuur. Danshuis Terpsichoré had er gelijk weer een bestuursorgaan bij met een groeiend aantal bezoekers per seizoen die niet persé kwamen dansen maar wel kwamen luisteren ( ook volksdansers die de dansmuziek ook leuk vonden om naar te luisteren). Het 2e diepte punt was de verkoop van het Bavohuis dat van de gemeente in particuliere handen kwam. Wég vaste plek in het weekeinde. Het folkcafe werd een (jawel, spreekwoordelijk) “reizend circus” met om de 3 of 4 jaar een nieuwe plek in Amsterdam en Amstelveen. Maar wel met vaste bezoekers die met ons meereisden en een folkpodium waarvan het niveau steeds hoger lag. Vorig jaar Oktober vierde St. Mokum Folk hun 40 jarig bestaan en met daarbij het ruim 25 jarige folkcafe. Het vroege ‘kind’ uit de jaren ’80 bleek in 2019 nog steeds “alive and kicking”.
En er komen deze tijd nog steeds boeiende folk en folk-achtige muziek tot ons. Op de grens met de Indie-stijl opereert deze Christof van der ven. Zijn bekendheid was toch vrij onverwacht. Christof komt uit Brabant en als muzikant maakte hij zijn ‘vlieguren’ in Ierland. Wat later verhuisde hij naar Londen en ging werken als chef Kok in een restaurant maar bleef wel de muzikant die werd ontdekt en daarna toetrad tot de tamelijke bekende Indie-groep Bears Den waarmee hij het voorprogramma deed bij Bon Iver, Lisa Hannigan en Joan as a policewoman. Festivals als Glastonbury, Lowlands en Rockwerchter zijn hem niet vreemd. Op dit solo album “You where the place” van vorig jaar klinkt hij met een ‘Blue Nile’ stem in een vrij ingetogen ‘folky’ sound en zingt over de emoties die opborrelen bij liefdes verdriet. Het tapijtje onder zijn Gitaarspel zal niet iedere folkliefhebber aanspreken maar het warme open geluid met hier en daar wat ingewikkelde ritmen en soms nadrukkelijke piano aanwezigheid doet mij wél wat. Meer moeite heb ik vaak als je het schuiven over de snaren zo duidelijk hoort en dat is hier ook mijn enige kritiekpuntje. Is het nog Folk? Dat weet ik niet maar mooi vind ik het wel zo op de late ochtenduren als de rust gezocht wordt binnen de hectiek van de reeds gevorderde nieuwe dag waar de mist langzaam optrekt.
Luisteren dus.
Joop Wieringa (eerder gepubliceerd op de website van New Folk Sounds)
DRAMATISCH RADIONIEUWS - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.8 -2020)
“Ik zal volgende week wel wat meenemen, een lijstje waar je langs móet fietsen; een soort muzikale kroeglijst”.
Mijn ‘vaste waarde’ 1x per maand bij de radio als mijn programma ‘Avondland’ de muzikale blik alleen op de Celten had gericht. Hans wist alles van de Ierse muziek. Waar de belangrijkste Fiddlers zaten en in welke provincie de beste ‘Box spelers’ geboren waren óf ‘Wistlers’. Elke County had zijn eigen ‘specials’. Jarenlang was hij daar en had hij daar ook vrienden gemaakt dus Ierland was zijn 2e thuis. Hans had ik ontmoet als ‘wijkcentrumbaas’ bij ‘De Laagte’ toen ik hem vertelde dat ik, als bestuurslid van St.Mokum Folk en daar de organisator van de ‘Folkcafe’-activiteit , in zijn wijkcentrum best iets dergelijks kon opzetten. De ervaring had mij geleerd om ook op een ándere manier naar zaaltjes en omgevingen te kijken. Zíjn ervaring was om niet iederéén, die langs kwam met een verhaal, zomaar te geloven. Folk was voor hem een zeer prettige luisterervaring maar op zijn vorsende gezicht bij de 1e ontmoeting las ik zoiets als “wat weet jíj daar van”. Maar toen ik ‘steekwoorden’ als: radio maken met muziek van Altan, The Bothyband,de De Dannan en Planxty op hem losliet klaarde de zon op zijn gezicht met een voorzichtige glimlach op en met dat voorzichtige zonnetje zei hij: ”ik ben nu druk maar als je aan het eind van de Dinsdagmiddag effe naar mijn kantoor kan komen dan wil ik details horen.
“Okay, ik geef je een seizoen op mijn kosten dus geen zaalhuur en dan kijken we wel wat het is geweest”; het klinkt niet onaardig.
De 2e Folkplek, naast het Amsterdamse, was erg succesvol geworden. Voor Hans was het haast belangrijker dat de baromzet gigantisch was gestegen. Onze samenwerking ging dieper toen ik hem vroeg om eens zijn Ierse muzikale kennis voor de radio microfoon te komen vertellen via mijn interview vragen lijst. Dat vond hij zó leuk dat hij 1x per maand een uur geheel zélf radio mocht maken. Even een andere stem op de radio dan die van mij bij mijn programma.
En nu hadden mijn vriendin en ik het plan opgevat voor een fietsvakantie door Ierland. En als muzikant wilde ik ook wel eens een kroegsessie meemaken. Hans wist natuurlijk de weg. Via Noord Ierland kwamen we uiteindelijk in Letterkenny, Ierland waar we fietsen zouden kunnen huren volgens een krantenknipsel thuis. De fietsenwinkel was er wel maar de oude baas was nét gestopt met fietsverhuur want het loonde niet genoeg en hij wilde helemaal stoppen met zijn zaak. Met onze speciaal aangeschafte fietstassen onder de arm, en hevig teleurgesteld, ging de man toch overstag mede door onze eerlijke gezichten . De eerste slaapplaats was een goedkoop Hostel en vonden we een landkaart waar alle andere Hostels op ingekleurd waren; waarschijnlijk door iemand anders vergeten.
Omstreeks 5 uur in de namiddag na een dag tegen de Ierse wind in ploeteren kwamen we aan in het plaatsje Kilcar. Een hartelijke eigenaar nam onze fitsbagage aan en ik liet mij ontvallen dat hier fijne pub-sessies te horen waren volgens mijn ‘kenner’. “Dat komt dan slecht uit want alle muzikanten van hier zitten op het ‘Teacup festival’,10 kilometer verderop. Wat een domper. De 10 kilometer kon er vandaag niet meer bij ook al had het deze dag eens níet geregend. Dan maar morgen op stap naar de volgende Hostel; onze billen voelden op deze fietszadels redelijk beurs na zo’n 60 km. op deze dag.
De plaats Dunkineely had een bijzonder mooie Hostel recht tegenover een kroeg. Mijn vriendin krijgt gauw de zenuwen van zoveel ‘Jigs&Reels’ dus gingen we eerst het dorp bekijken. Uitgebreid; zó uitgebreid dat mijn verlangen naar die fijne muziek haast sterker was dan de Guinness dorst. De kroeg aan de overkant was niet meer zo dichtbevolkt want aan het eind van de dag was het festival afgelopen en gingen de bezoekers ondertussen al huiswaarts. De overgebleven spelers waren al in het ‘hijsstadium’ beland dus van spelen kwam niet meer zoveel. Nel ging naar onze Hostel en enigszins teleurgesteld ging ik maar mee en zocht op mijn meegebrachte kleine radio’tje of ik Nederland kon ontvangen; je bent ‘radiofiel’ of niet. Dat lukte zowaar ook nog weliswaar vaag, maar toch. Na een stevige Stew in een andere bar waar geen muziek te horen was zouden we de avond ingaan met een goed boek maar ik wipte nog even naar de overkant waar nu wél een stevige sessie was ontstaan bij de plaatselijke bevolking nu al het ‘vreemde volk‘ was verdwenen. Tot laat in de avond kreeg ik toch mijn zin door zo’n 10 a 15 muzikanten op Fiddles, Fluiten, Concertia’s , Harmonica, Gitaren, mandoline en een hele dikke jonge dame achter een hele, 30 kilo, zware accordeon. Twee oude baasjes met zelfgemaakte Bodhrans die meer vierkant of 6-kantig waren dan rond. In een intieme sfeer waar ik de enige buitenlander en buitenstaander was; ergens achteraf weggedoken achter een volgende grote pint ‘zwart nat’.
In de nacht met tuitende oren stak ik de weg weer over richting slaapzak. Om nog even mijn wakkere geest te laten kalmeren zocht ik mijn radio’tje op. Het liep tegen 12 uur en ‘het oog’ was nog niet afgelopen op de Hilversumse Radio.
Waar was jíj die dag dat Fortuin werd doodgeschoten??
De volgende dag vertelde ik Nel het schokkende nieuws maar zij begreep niets van mijn volle besef dat de wereld in Nederland voorgoed ánders was geworden. Als Hans zijn uurtje vol Ieren liet spelen dan ‘deed’ ik Angelsaksische en Schotse Folk van bijvoorbeeld the Tannahill Weavers, van Silly wizzard, van Ossian en ook wel de muziek van de Hybriden eilanden met hun ‘waulking songs’en hun springende zangstijl als tegenhanger voor het Ierse Lilting.
De ‘radiowerken’ liggen alweer enkele jaren achter mij maar als ik in een haast uitgestorven cd winkel een juweeltje scoor denk ik onwillekeurig: “ook geschikt voor enkele actuele radio momentjes”. Zo ook dit mooie exemplaar ,enkele maanden geleden gevonden, is de moeite waard.
De 5 zeer jonge muzikanten noemen zich ‘Eobhal’ en zijn samen gekomen in Uist op de Hybriden. Ze spelen die typische Hybride stijl en zingen in het niet te begrijpen Gaelic of beter: Schots Gaelic. Dit 1e album “this is how the ladies dance” kwam uit in 2019 . Volgens de huidige muzikale ontwikkelingen in de Celtic Trad. mag je deze stijl wel haast folklore noemen in plaats van folk.
Ze plaatsen zich met hun muziek prachtig naast de geweldige zangeres Julie fowlis of de Hybride groep Dochas waar Fowlis in het begin toe behoorde. Muziek die we vroeger folk noemden maar een stijl die niet meer zoveel gespeeld wordt in de huidige roots muziek heb ik het idee. Zo’n groep die elkaars kunnen in zo’n sessie hebben ontdekt en op een moment tegen elkaar uitspreken” zullen we samen”… “en dan noemen we ons…”stel ik mij zo voor. Deze jonge honden spelen Fiddle, Gitaar, Highland Pipes, Wooden Flute, Whistlers en zingen ook allemaal. De traditie van de Hybriden komt rijkelijk terug in hun muziek; de waulking songs, de Hybriden stijl van zingen dat ook voorkomt in hun Mouthmusic. Het album is gevuld met ,voor mij, volledig onbekende songs en tunes die zeer virtuoos gespeeld worden . In de tunes waarbij Highland Pipes worden gespeeld krijgt dit instrument een minder prominente rol als bij bijvoorbeeld de Schotse folk van The Tannahill Weavers waardoor het totaal geluid veel uitgebalanceerde klinkt dan bij voorgenoemde band ; net zo swingend maar beter verteerbaar voor ‘Doedelhaters’. Enkele stukken zijn zélf gecomponeerd maar sommige zijn geleend bij de Canadese band ‘La bottine Souriante’. De stem van Katlin Ross is een soort kind-stemmetje maar wél zuiver en erg mooi én in het Gaelic Het 5e zangstuk heeft een langzaam gezongen melodie over een swingende begeleiding wat een leuk effect oplevert. De titeltrack is een Pipeset van tunes en in “Cairiston Nighean Eóghainn” horen we Katlin 2 typische Hybride puirt-a-beul songs zingen waar ook wel op gedanst kan worden. Alles is mooi en onbekend traditioneel maar in de begeleiding wel weer op een of andere wijze modern . Opname technisch is alles heel mooi geproduceerd. En ook het hoesje is artistiek verantwoord met door de tekst of over de tekst heel mooi geschilderde dansfiguurtjes staan afgebeeld waardoor het begeleidend schrijven wat wordt bemoeilijkt voor mijn oude ogen maar het belemmerd niet het genot van het geboden muziek en dus een mooie aanwinst.
“Geen zaalhuur, dat kostte ons de nek” vertelde Hans mij. “De werkgroep die boven mijn competentie onafhankelijk zit te wezen ontdekte ons geheim van de afgelopen seizoenen en nu moeten we stoppen. Het gemiddelde bezoek van zo’n 60 tot 80 muziekliefhebbers moeten nu elders hun maandelijkse zondagmiddag feestje doorbrengen. Dankzij die werkgroep keldert mijn bar omzet gigantisch. Het is jammer maar wij spreken er verder aanstaande maandagavond over want dan doe jij weer Schots en ik Iers bij ‘Avondland.”
Een maand later ging mijn telefoon: “Joop ,doe jij nog wat in Amstelveen?” Vroeg Ben van wijkcentrum Alleman en wat later: “we maken er gewoon een wijkcentrum activiteit van en dan hebben jullie geen huur.”
Het wijkcentrum De Laagte is allang afgebroken en ook Ben is nét met pensioen.
Maar De Laagte ís er nog zolang mijn herinnering blijft.
Joop Wieringa (eerder gepubliceerd op de site van New Folk Sounds)
MEMORIES VERGALT - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr.9 -2020)
Een van mijn laatste vakanties, voordat ik definitief stopte met vliegen vanwege toenemend milieu besef en het logische gevolg van vliegschaamte, was samen met vrienden die we in een reisgezelschap in Albanië hebben ontmoet. Zij zijn groot fan van mijn toenmalige Demo dansgroep Paloina en missen geen voorstelling zeggen ze.
Leuk hoe ik later positief wordt geconfronteerd met een facet van mijn actieve verleden.
Ze wonen in de buurt en we trekken regelmatig samen op. Zo ook onze gezamenlijke reis naar Kroatië. En zij zijn het reizen nog steeds niet zat dus zal ik ze mijn bezwaar niet aanpraten. Voor mij was deze reis een “trip down memory lane” want aan het begin van mijn Amateur-dans carrière was ik wel 6 jaar achtereen naar Tito’s Joegoslavië geweest. Dat jaar vond ik een reisbureautje die in de rondreis ook de altijd gemiste brug in Mostar had gepland. Samen met vriendin en onze reislustige vrienden gauw geboekt en ik bedacht mij gelijk ook dat we dan kwamen in ‘het land van Ladarke’
Ook in een achteruitkijk spiegel naar mijn verleden herinnerde ik mij nog mijn zang activiteit als tenor bij Balkankoor ‘Papucska’.
Bij optredens was dit zangstuk ons vaste slot nummer; een fenominaal stuk van wel ruim 6 minuten. Vierstemmig gezongen met, in het stuk, op één moment diverse ritmen door elkaar gezongen en twee solo partijen met veel afwisselingen tussen mannenzang en vrouwenzang, vraag en antwoord momenten; kortom: een moeilijkstuk om in te studeren en een genot om op te voeren en succes mee te hebben.
Het stuk hadden we ‘geleend’ van de Kroatische dans, muziek en zang ensemble ‘Lado’. In hun eigenland(en ook wel daarbuiten) wereldberoemd.
Hun voornaamste traditionele ’uiting’ was de ‘Tamburica’ traditie; speciale string ensemble met speciale instrumenten met de naam: ‘Tambura’. En in diverse vormen als: Bas , Alto, Contra, Bratch en Prima Tambura. De muziek van deze grote Lado groep is in Nederland haast niet te vinden en ik had alleen wat elpees maar geen met dat favoriete stuk ‘Ladarke’. Dus onze reis had voor mij een ‘dubbele agenda’. Ik was in ‘Ladoland’ Kroatië dus moest ik ook speuren naar de cd’s van mijn favoriete groep.
En ja hoor, aan het begin van mijn reis was het raak.
Binnen het reis schema werden we enkele uren losgelaten in Zagreb, geboorte grond van deze lado groep. Mijn verzamelaars drift werd gelijk aan mijn speurneus gekoppeld en ja hoor, in een redelijke winkelstraat was het raak. Ik zag algauw het icoon van een elpeeschijf en mijn vrienden waren mij kwijt. Ik moest nog kiezen uiteen stapel cd’s waar ik verlekkerd naar zat te staren. Maar de prijs van de Kroatische Dinar was aan het begin van de reis niet makkelijk te vertalen in Euro’s dus hield ik het maar bij 3 cd’s.
Deze snaar traditie is in een ver verleden geboren ergens in Siberië en in de eeuwen daarna met volksverhuizingen uiteindelijk geaard in Noord-Joegoslavië, nu Kroatië en rond de grens met Hongarije. In de loop der jaren zijn er ook plekken in Hongarije waar de Noord-Slaven terecht zijn gekomen maar daarover later meer.
De vakantie reis liet ons nog sporen zien van de laatste Balkan oorlog in ’91 want opknappen kost nu eenmaal geld. Mijn herinnering draaide op volle toeren. Plaatsen als Split, Dubrovnik en namen als Pag, Zadar gaven mij inderdaad de mooiste herinneringen.
Maar bij Split ging het mis. De bus stopte aan de rand en wij werden weer losgelaten richting de stad, aan de hand genomen van een gids.
Een massa aan toerisme kwam mij als een walm tegemoet, daar waar in de ‘80tigger jaren dit fenomeen nog niet zo sterk het mooie landschap had geteisterd. Het karakteristieke marmeren stadje was vergeven van ons soort. Onze groep lieten we bij onze gids en op eigen onderzoek stuitten we op koortje die mooie a-capella en close harmonie trad. liet horen.
Mijn jarenlange interesse in volkstradities vertelde me dat dit ‘Clapa’ muziek was; alleen te beluisteren in Dalmatië, aan de kust van Kroatië. Niet zó bekend buiten de streek maar wel erg mooi om aan te horen en meestal uitgevoerd door kleine mannengroepen. Over de Liefde natuurlijk maar ook over sociale zaken in de regio. Nét als de Corsicaanse Paghiela’s maar dan niet in grote koorgezelschappen zoals dat op dat eiland de traditie is.
De reis was voor mij nostalgisch maar het toerisme overal vormde een nieuwe gedachten stroom bij mij. Het ‘file’ lopen binnen de muren van Dubrovnik zorgde dat ik niet goed van de stad kon genieten door al dat geschreeuw van al te grote groepen achter de vele vlaggetjes van de gidsen, een spoor van papier op de grond achterlatend. En de massastroom over de brug van Mostar gaven mij duidelijk de conclusie: toerisme = milieu vervuiling. Dus dáár begon het voor mij te knagen.
Mijn reis naar Georgië wat later, inclusief een landelijk Georgisch TV optreden als onderdeel van een koor, zou mijn laatste vliegreis worden. Terug naar de eerder genoemde ‘Tamburica’ trad. In Hongarije zijn sommige muzikanten altijd geïnteresseerd geweest in deze Slavische muziekcultuur. Jaren geleden was er de groep ‘Vujicsics’ met medewerking van Folk Diva Martha Sebestyen. Zij maakten Tamburica muziek aangevuld met Macedonische Trad.
En de voorlaatste cd van ‘onze’ Amsterdam Klezmer band ,het meesterwerk ‘szika’ , is gemaakt in samenwerking met de Hongaarse Tamburica groep ‘Söndergö’.
Anno 2019 is er de groep ‘Babra’ die ook hun muzikaliteit leent aan deze levende en levendige traditie.
In corona tijd fietste ik op goed geluk langs mijn dealer want er zijn momenten waarin (muzikale) afkickverschijnselen té hevig zijn. Het geluk lachte mij toe, de zaak had maar een kort schrikmomentje gehad en via een speciale looproute kwam ik bij mijn geliefde folk en wereldmuziek afdeling. Ik liet mijzelf los in de afdeling als was het een snoepwinkel. Zonder doel maar met een niet te stillen honger naar nieuwe muziek. Al gauw had ik alweer een stapeltje cd’s om ‘voor te beluisteren’ maar corona verbood deze laatste handeling ; het ritueel voor de aanschaf van de nieuwe juwelen. Dan maar een gruwelijke beslissing van wat mee mocht zonder langs de degelijke ballotage commissie ( mijn oren) te zijn geweest.
De groep Babra had geluk. Mijn kennis van hun muziekinstrumenten op het hoesje verried hun muzikale richting naar de Tamburica muziekcultuur waarbij de nadruk ligt van hun stringgeluid altijd ligt bij de hoge, mandolineachtige sound, van de Tambura . Soms krijgt het nog hogere geluid van de Baglama (anders als de Turkse vorm) alle aandacht.
Babra is in 2014 samengesteld in Budapest in een tijd dat opkomend nationalisme in dat land alle andere culturele uitingen dan de Hongaarse , de kop in drukt. Maar Babra is een veelgevraagd orkestje bij de vele danshuizen, typerend voor Hongarije, waar de Slavische minderheid wél welkom is. De groep haalt hun muziekmateriaal uit de eigen omgeving rond Budapest waar veel Noord Slaven wonen.
Dit is weer een zeer prettig plaatje vol zalige zigeuner noten en onregelmatige maatsoorten; mooi opgenomen waarbij de meeste instrumenten duidelijk te horen zijn. Het laatste stuk, ‘ Lepi Ivo’ verraad de herkomst van hun achterland Roemenië maar wordt fraai gekoppeld aan het vocale Tamburica-deel waar het weer opvalt dat Veronica Varga , de enige vrouw in dit vijftal, een hele mooie ,ietwat nasale sopraan stem heeft.
Dit sneltrein geluid op deze cd verveelt mij niet gauw, denk ik, temeer omdat er geen gekende Balkan standaards worden gespeelt.
Joop Wieringa
DANSREISJES - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 1 -2021)
Dansreisjes
Als volksdanser kwam ik al vroeg terecht in een demo-groep. Tsa-Ier danste in het begin vooral Balkandansen. De dansleider reeg een aantal, toen bekende dansjes aan elkaar tot een potpourri van 10 à 12 minuten en we dansten zo’n choreografie van aan elkaar geplakte dansjes in een soort van folkloristisch kostuum dat bij het betreffende land paste waar de dansjes vandaan zouden komen. In die tijd was deze danstheatervorm tamelijk populair en er bestonden toen veel meer en wel veel betere groepen dan die van ons. Maar we traden toch heel regelmatig op bij allerlei bijeenkomsten. In het buitenland bestond deze vorm niet of nauwelijks. De demonstratie groepen dáár brachten hun éigen folklore in theatervorm in beeld in plaats van dat van andere culturen.
Op een avond was er de vraag of we gastheer wilden zijn voor een dansgroep uit Engeland. “Peter heeft een dansvriend in Engeland en heeft gevraagd of zijn dansteam naar Nederland wil komen”. Dat was in 1976 en wij verzorgden de plekken waar we konden en mochten dansen. Een leuke groep die hun eigen “Morrisdansen“ lieten zien. Mijn Engels was voldoende en mijn ouders speelden voor Gastouder. In die tijd was een bevriende groep muikanten bereidt gevonden om onze Hollandse dansserie te begeleiden. Een weekend lang dansen op straat, in diverse bejaardenhuizen en een voorstelling op de Dam van Amsterdam onder veel belangstelling, weet ik nog wel.
We hadden nog nooit van Morrisdansen gehoord, laat staan gezien. Deze dansen waren toch heel anders dan we ooit elders hadden gezien. Geen parendansen of rijdansen maar figuurdansen zou ik het noemen; zwaar en krachtig met witte zakdoeken of zo’n 70 cm. Lange stokken waarmee men krachtig tegen elkaar aanslaat of drukt. Ze waren met hun eigen bus gekomen met op de achterbank een heel groot fust met Ale dat op moest dat weekend want: ‘levend bier verschraald snel’ zo werd beweerd. Ik kende alleen onze eigen biertjes maar dit spul smaakte ook niet verkeerd. Zij dronken dit, volgens traditie, uit bierpullen die ik wel eens in Duitsland had gezien. We namen Maandagochtend weer afscheid van elkaar met ”tot gauw” want een paar maanden later dat jaar pakten we de boot richting East-Suffolk waar we overal op straat weer onze klompendansen lieten zien. Ook het Engelse publiek was verrast dat wij op die houten dingen konden dansen; hun ‘Clogging-dansen’ waren een stuk soepeler al zagen ze er toch houteriger uit. Dat weekend leerde ik dat hun Ale een belangrijk smeermiddel was voor dansers en dat de dansplekken altijd, toevallig, in de buurt van een pub te vinden waren. Ons muzikale kwartet mengde zich op den duur makkelijk met hun duo-begeleiders met Concertina en Fiddle. Ik had zelden zoveel enthousiaste spelers gezien die elkaars folkdeunen aanleerden en ook wij leerden onze dansvrienden een “Hakketoone” aan. De Morrisdansen zagen er simpeler uit dan het uitvoeren er van. En zelden zag ik zoveel kroegen in een weekend in die tijd. Toen wist ik nog niet dat ik, ruim 40 jaar later zélf deze typische dansvorm zou beoefenen en elk jaar , op uitnodiging, wel ergens op Engelands ’heilige’ grond onze stijl van hun folklore zouden laten zien. In ’76 waren dat mijn eerste dansreizen in het buitenland en elk jaar daarna volgde er wel weer een buitenlands festival in Europa en daarbuiten met nieuwe contacten en plezierige momenten. Op een van die Engelse reisjes wees iemand mij op de muziek van de band Runrig die een rockachtige stijl van folk spelen had met vaak ook meezing balladen in het Schots-Gaelic; de z.g. Anthems ballads. De band had ,tot het einde in 2018, een grote schare fans over de hele wereld. Een echt rockgeluid met folkachtige melodieën die nog wat werden versterkt door het gebruik van de Bagpipes.
Toen ik op een corona stille dag in de cd bakken snuffelde bij mijn plaatselijke dealer vond ik een cd van ,voor mij, onbekende band met de naam “Skippinish” en met het voorluisteren (wat daar wél mocht) herkende ik de gelijkenis met het ‘Runrig’ geluid . Alleen déze grote band van 8 spelers maakt toch een sterker folkgeluid met iets minder de Drums en de Electrische Gitaren op de voorgrond in mijn oren. Wél die typisch Schotse gaelic meezingers en ook de Bagpipe tunesets én die vette sound maar toch méér folk dan Runrig gedaan had. Het tempo van deze 14 tracks lijken ook nét iets hoger en swingender te zijn.
Dit 2019 album “Steer by the stars” is ook afwisselender en ‘Schotser’ door bijvoorbeeld het opnemen van de “Puirt set , een stijl van de Hybride eilanden, deuntjes met de mond, de Schotse soort van Ierse “lilting” om op te dansen zonder muziek instrumenten. Naast een grote leden lijst zijn er ook nog 13 gasten die op verschillende stukken hun bijdrage leveren. Een beetje harder draaien en je hebt een lekker groot geluid; nee nog beter: een energiek swingend vet groot geluid
Een prima plaatje en al hun 8ste in hun 20ste jubileum jaar, deze “Skippinnish” en hun “Steer by the stars”.
Nog een opmerking over de 1ste track “Anchors of the soul”: je zou toch zweren dat de grote bard Dougie Maclean hier de mooie meezing song voor zijn rekening neemt maar zo klonk hij vroeger écht, lijkt me.
Joop Wieringa
SARDANA VREUGDE - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 2 -2021)
Nu in deze Corana tijden is het tamelijk rustig in huize Wieringa. Op donderdagavond komen 2 muzikale vrienden op bezoek en vormen we een trio van Dana’s Quartet. Met de koffie en de wekelijkse beslommeringen doornemend op 1 hoog komt al gauw de drang voor 2 hoog om elkaar te laven aan elkaars muziek noten en om ons repertoire te laten groeien en te verfijnen. De dinsdagavond als ’t Gevolg ( kwartet) zou komen is deze groep even gestopt vanwege corona. Dus tamelijk weinig mensen over de vloer behalve dan regelmatig mijn lieve vriendin en als zij er ook niet is dan zijn er de momenten om terug te denken aan mijn voorbije leven.: Het was tijdens mijn “danscursus-leven”.
Een dansweekend en ons werd verteld van een bijzonder orkest dat speciaal in het leven was geroepen voor maar één ding: dansen begeleiden, eigenlijk één dans begeleiden, anders dan de Balorkestjes die ons lieten dansen op allerlei dansdeunen uit de Balkan en omstreken, wél of niet echt van de Balkan en omstreken. Nee, dit waren blaasorkestjes van zo’n 10 leden die maar één traditionele volksdans speelde. Eén dans dat op veel mooi gecomponeerde ,kleine klassiek-achtige muziekjes wordt gedanst. In een provincie van 2 landen is deze dans dé nationale dans waar alle bewoners mee bezig zijn en ze ook allemaal deze danstraditie doorgeven aan de volgende generatie Catalanen, want zo heten ze, die in Noord-Spanje of die in Zuid-Frankrijk wonen.
Op dát dansweekend in Amsterdam leerden we deze kringdans met zeer afgemeten passen met, op een bepaald moment ( een kwestie van goed luisteren) een “3 tellen -huppelpas” te doen op een “3 tellen- huppelmelodietje”. We leerden deze ‘Sardana’-dans op een echte ‘Cobla’ uit Amsterdam, Cobla Amsterdam wat in die tijd nog ‘Cobla la principal d’Amsterdam’ heette, en toen uit Concertgebouworkestleden was opgebouwd.
Het was weer winter en wij waren de kou in Nederland ontvlucht in Barcelona, mijn vriendin en ik. Toen nog wel: goedkoop vliegen inclusief goedkoop appartementje voor een weekje. We hadden alles al gezien maar deden toch nog maar een rondje door die leuke hoofdstad van de provincie Catalonië. Al wandelend kwamen we op een plein bij een grote kerk waar veel mensen op kleine kluitjes lekker aan het keuvelen waren. Ergens stonden een stel oudere heren ‘in pak’ bij elkaar en er kwamen net een 4e en 5e man ‘in pak’ en met muziek koffers aan stappen. En God was weer eens niet thuis want de kerkdeur was dicht. Dan maar een rondje rond de kerk via een klein straatje. Nog niet terug op het plein hoorde ik het en herkende ik het: Een geknepen Hobo-achtig geluid voorafgegaan aan een fluitjes ‘opening’ en een trommeltjes tikje. “Nel, doorlopen want daar speelt een ‘Cobla’ en daar dansen al die mensen die we zagen de ‘Sardana ‘.Op het grote plein hadden zich overal kringen van tientallen dansende mensen gevormd en ja, ik wist um nog, deze Sardana dans.
Na ongeveer 4 minuten klaterde het applaus voor deze 10, wat oudere heren met hun, hier en daar, wat vreemde houten blaasinstrumenten naast de onvermijdelijke Contra Bas. Sommigen van deze riet blaas instrumenten, wist ik, waren in de loop der eeuwen nooit dóór geëvolueerd.
De groep in Amsterdam was destijds het enige orkestje (de Cobla) ter wereld buiten Sardinië opgericht louter voor de lol en gefascineerd door ‘de sound’ van dit soort muziek. Dat had ik destijds gevraagd aan een van de leden. En inderdaad het heeft een geheel eigen geluid en sfeer, zo’n Cobla. In het midden van de kring vormden zich een bergje van tassen en jassen dus daar gooide ik mijn ‘teveel’ ook bij. Nu was ik ‘one of them ’en Nel zocht een plekje op een grote steen aan de rand van het plein.
Het orkestje begon weer en we hielden elkaars hand vast; meest vrouwen en enkele mannen. Ik moest even mijn geheugen scherpen maar al snel zat ik in de cadans met de anderen. Even kreeg ik rare blikken naar ‘die maffe toerist’ die ook zo nodig ‘moest’ maar de blikken werden stralend en bewonderend toen ik hun ‘Nationale Trots’ nét zo mooi uitvoerde als zijzelf. Deze keer was de dansmelodie wat langer maar na afloop van de dans leek de uitbundigheid groter in onze kring en kwamen verschillende danscollega’s mijn handen schudden.
Ík, hún nationale Sardana-dans dansen betekende erkenning van hun éigen traditionele trots. Nee, geen Spanjaarden maar échte Catalanen die daar zichzelf wilden zijn. Een daad van ínnerlijk verzet’ was het ook want Catalanen zijn anders dan Basken; géén geweld maar niet minder strijdbaar. Spanje is dan even vér weg.
De Catalanen denken dat hun dans afstamt van de Grieken ten tijde van Homerus waarbij sprake is van “meisjes die hand in hand in een kring dansen” maar veel van dergelijke dansen én namen vinden we ook in Roemenië en Hongarije met toch wel redelijk grote verschillen.
En enkele Catalanen denken dat de Primitieve Mens van nog veel vroeger de als gebruikt als zonverering (de kringfiguur) en verering van bepaalde “beeldachtige rotsen” in het natuurlijke landschap.
En weer zette de Cobla in met het intro van het ‘Flabiol’-een- links- hands fluitje dat de roep van de haan symboliseert en de tik op het kleine ‘Tamboril’- trommeltje die dezelfde speler onder z’n ellenboog had bevestigd. Tijdens de volgende dans leek iedereen zachtjes in zichzelf te praten maar nee , men telde de maten. Het viel mij weer op hoe intens de 2 Tenora’s (houten Hobo’s met dubbele fluit en metalen beker, afkomstig van de familie Bombarde) klonken. En de 2 ‘Tibles’(schalmei-achtigen ) klonken samen met het koper, ook bijzonder kleingehouden blaasinstrumentjes die veel weg hadden van Cornetjes, Trombones en kleine Tuba’tjes in 2 rijen gezeten met als enige staande figuur de Contra Bassist. 10 muzikanten en 11 instrumenten. En alles bij elkaar klinkt het nét niet vals. Vaak doet dat geluid mij denken aan zo’n aquarium met musicerende aapjes waar je een kwartje in gooide vooraleer ze gingen spelen.
Maar als de Cobla, veel trager en vooral gedragender waarbij het 2e huppelgedeelte veel frivoler en uitbundiger werd gebracht alsof men de onafhankelijks strijd al had gewonnen.
Maar wij weten wel beter. Er valt nog veel meer over de Catalanen te vertellen maar Catalaanse tradities veranderen constant en in 2019 verscheen er een aardige CD van de groep Heura Gaya met het album “Gaya” op de grens van Folk en Soft-pop, enigszins met eigenlijk niks anders te vergelijken dan een klein zweem van Madredeus in hun nadagen maar dan toch ietsjes steviger met wél een behoorlijk andere lenige stem binnen deze 5 mensformatie.
Men bespeeld Acoustic en Electric Gitaren, Bouzouki, Mandola, Trekzak, Acoustic en Electric Bass, Drums en Percussie. Op hun website vond ik wel reverenties aan de Cobla’s maar nergens is dat terug te vinden op dit album dat veelal prettig voortkabbelt in een zachte warme sound. Af en toe fraaie samenzang maar mijn Catalaans is nergens aanwezig dus weet ik niet goed of Heura Gaya een groep is of een zangeres mét een groep.
Toch is het geen ‘30-in-het-dozijn’ geluid want het heeft voldoende éigens in huis zoals te horen in “les Garbes”. Ook is er genoeg afwisseling op de CD om het nogmaals aan te zetten. Leuke eigengereide muziek van een onderdrukt volk, naar eigen zeggen, met typische gewoonten wat ik, als voormalig toerist, zo graag wilde ontdekken.
Joop Wieringa
SPELEN OP DOEDANS - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 3 -2021)
…. “Kom op, je kán het, je weet het , gewoon dóen!”
We waren alweer wat jaren onderweg met onze muzikale hobby. Het repertoire dijde al maar uit in het plezier van het creëren en éigen manier van spelen. In die tijd was het nog tamelijk ongewoon om, met gebruik van een heus drumstel, Balkanmuziek en dansen te brengen.
Ook het geluid van een Fender Stratocaster-electrisch Gitaargeweld kwam nog niet zoveel voor in die muziekstijl des tijds.
En nu werden we gevraagd om te spelen op het 2 jaarlijkse landelijke festival van de volksdanswereld: “Doe dans”, intussen misschien ook al een relikwie uit mijn verleden en die van andere duizenden hobbyisten. Drie dagen van samenzijn; meest kamperend, dansworkshops volgend, internationaal theaterdans en dansgroepen bekijkend of in een grote circustent – met-ingebouwde kroeg waar het muziekluisteren centraal stond en waar wij voor uitgenodigd waren. Voor ons weer een bevestiging van ons bestaan als band.
Als kamperende Demo-danser had ik daar al regelmatig opgetreden met Dansgroep Paloina maar als muzikant was het toch weer een andere beleving. De zaterdagavond was het theater programma in “De Zonne tent” en ’s middags speelden de begeleidende orkesten in “Het Folk café” tussen de Nederlandse uitgenodigden om zo een volwaardig en afwisselende luistermiddagprogramma te genereren. Ons repertoire bestond uit een mix van Bulgaarse, Joegoslavische, Albanese, Griekse, Jiddische liedjes en enkele westerse folk liedjes. Luister repertoire en een enkele standaard Balkandans waarvan we de melodie mooi vonden.
Elk orkest deed een set op het grote podium en tijdens het ‘changement’ kon het publiek zich laven aan de biertjes, wijntjes en non-alcoholica in het barretje. Ons drumstel had Gerrit al op zijn kleed opgebouwd achter op het podium en hoefde alleen maar naar voren getrokken worden zodat er al tijdwinst was voor ons eigen programma . Nu was het een kwestie van ‘inpluggen ‘ en bij het 1e nummer ons ‘geluid’ goed afregelen door de technicus van het folk café.
Het publiek reageerde zeer enthousiast bij ons eerste stuk en onze, toch al spontane zangeres was helemaal blij met zoveel positieve respons waardoor zij nog meer energie in haar zang en beweging legde. Haar publiek lag aan haar voeten (maar het podium was ook zéker een meter hoog) en dit moest voor ons een memorabele middag worden. Maar bij het 4e nummer ging het bijna mis toen ze zag dat vóór het podium het publiek voornamelijk bestond uit de Griekse dansgroep én orkest en wij een Rebetika song zouden doen volgens ons repertoirelijstje. “Oh nee, dat durf ik niet; geen Griek , deze slaan we over “ stamelde ze.
Maar we stonden breed opgesteld en alleen ik stond wat dichterbij achter haar en zei zacht: “kom op , je kán het, ook al is het Grieks, Wij zijn wíj”.… “Ja maar het zijn Grieken, het is hún muziek”( …”ik durf niet”) .…”Juist daarom, laat ze hún traditie horen”…” juist jíj want je bent een geweldige zangeres!”.
Ik had mijn Contrabas al neergelegd en stond al klaar met mijn Daraboeka, schuin achter haar.
We hadden een lang intro ingestudeerd en ik introduceerde elk nummer maar nu hield ik expres mijn mond voor de verrassing, keek naar de anderen die klaar stonden, knikte en bij de eerste melodielijn steeg er een gejoel op van herkenning bij de voorste rij en zangeres Lionne gíng ervoor. Zij zong en het publiek zong met haar mee. De wisselwerking met het publiek zorgde er voor dat dit stuk nog nooit zo goed door ons was gebracht als die middag.
… “Zie je wel” zei ik tegen onze stralende zangeres na afloop “je kon het”
… “Ja” zei ze.. ”ik durfde”.
Een heel enkele keer hoor ik dit nummer “Anapse To Tsigaro” nog wel eens op de radio en dan denk ik weer terug aan die middag met die groep “Habbecraç”. Na deze groep kwamen er weer andere groepen en genres in mijn leven en nu ben ik toch regelmatig bezig met Americana, het brutalere, modernere familielid van de Country & western. Vorig jaar kwamen er 2 aardige cd’s uit in dit genre.
Allereerst het wat stevig aangezette album van The Secret Sisters. Hun 4e album. Dit nieuwe album met de zweverige titel ”Saturn Return” is weer even wennen. Laura en Linda Rogers hebben engelenstemmen die ,voor mij, op den duur wel wat eenvormig klinken maar die stemmen vormen wel die verbinding met de Country-folk. De begeleiding is eerder rockachtig met wel weer akoestisch achtig Gitaarwerk maar je moet goed luisteren door het geweld in het openingsstuk. Als de dames wat gas terug nemen is het allemaal wat aangenamer.
Met de sisters is het solo zingen altijd een ‘dingetje’ geweest en ook samen schrijven was de gebruikelijke route. Nu hoor je ze soms solo op dit album maar het jaren’70/’80 popgeluid als decor werkt wat vermoeiend op mijn gemoed. En ja, “Hand Over My Heart” werkt wél bij mij met het wat gedoceerde geweld. Het volgende 5e ”Fair” werkt perfect als folky rustpunt.
Het volgende “Tin Can Angel” is een fraaie country-folk ballad dat wel stevig wordt ingevuld maar wel een leuke melodie heeft met een bijzondere fade-out duet zang; heel fraai. Naar mate het album vordert lijkt het méér country-folk te worden. Het volgende piano gestuurde “Hold Your Dear” met Cello geluiden is ook een fraai rustpunt. Zo stevig het begin was ,zo rustig, haast verstild, eindigt dit toch wel mooie album. Het zal wel een kwestie van vaker draaien zijn voordat ik helemaal kan genieten van deze engelenstemmen.
Ik merk bij mijzelf dat ik gevoelig ben geworden voor het ‘Pedal Steel’ geluid dus bij de eerste klanken bij Jonathan Wilson had ik gelijk dat fijne country gevoel. De stem van deze gast is aangenaam luisteren. Vergeleken met The Secret Sisters is hier de begeleiding soms ook wel pop maar veel gestroomlijnder met, naast die geweldige Pedal van Russ Pahl , ook fraai fiddle werk van oudgediende Mark 0’ Connor.
Er zit ’70-tigger jaren ‘feel’ in zijn muziek. Sommige melodieën lijken verdomd veel op fraai werk van anderen zoals “ ’69 Corvette” aangezet in een warm ,haast symfonisch geluid dat hij ,als Gitarist, waarschijnlijk van zijn broodheer Roger Waters heeft geleerd net als zijn samenzang-koortje in “New Home”. Er zit veel afwisseling in de composities zoals het volgende “In Heaven Making Love” wordt het tempo nog eens opgeschroefd met een jaren ’60 ‘Twang’ Gitaar en die swingende Fiddle. “Platform” eindigt met mooi fluitwerk alla de Moodyblues Hit.
“Dixie Blur” heeft voornamelijk trage songs met op tijd een wat snellere. Jonathan Wilson zet zelden een strot op maar ‘fluister-zingt’ aangenaam naar ons toe. “Riding The Blind” is een wat zwaar aangezet stuk met een plotseling pittig tussenstukje met daarna “El Camino Real” een Rodeo Runner zoals ik die van de groep Poco ken.
Nee, niks mis mee met dit album; de nummers hadden soms wat langer gemogen om te beklijven en er springt geen enkel nummer uit dat direct opvalt maar dat gebeurd misschien bij meerdere draaibeurten die zéker gaan plaats vinden in huize Wieringa.
Joop Wieringa
FADO - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 8 -2021)
Onderwerp: echt of bijna echt?
Nee, in de Algarve kom je van nature en traditie niet veel Fado tegen. De melancholische Fatum van verloren geluk en mislukte, maar bijna bereikbare momenten die tóch gekoesterd worden en bezongen in Fadohuizen van het noorden. De Algarve is zonnig en té onbekommerd, tenminste zoals ik het vele wintermaanden heb meegemaakt. Ooit heb ik een Fado avond meegemaakt.
’s Middags slenterde ik met familie en vriendin door Lissabon niet ver van de wijk ‘Alfama’ omhoog richting een kerk waar de oude straat omheen kronkelde. Links aan een heel kleine stoep kwamen we langs een klein barretje waar in de avond Fado concertjes worden gegeven; een lantaarn verried de anonieme 2e rol van deze gelegenheid. De tamelijk versleten deur was dicht. We belden aan met de vraag of er die avond ook gezongen werd en zo ja, hoe laat.
Een wat norse, narrige ’ja’ en een nogal hoge budgetgevoelige entree prijs kregen we als toerist voor onze kiezen.
De , uit armoede geboren traditie met de diverse rituelen is een goudmijn sinds het toerisme er belangstelling voor kreeg. Maar zo’n avond wilden we toch een keertje mee gemaakt hebben voor een vollediger ‘Portugalervaring’.
We kregen een tafel aangewezen bijna achter een paal in een goedgevuld zaaltje. Automatisch werden de tapasschaaltjes op onze tafel gekwakt maar we wisten dat alleen maar er naar wijzen al bijna invloed had op de ,toch al prijzige avond. We waren niet armlastig maar herkende wél het ‘oor aan naaien’ en ‘3x over de kop’ gedrag van de toch wel vriendelijke Portugees ten opzichte van de stomme toerist.
Aan het wiebelige tafeltje op de ongelijke vloer en op de krakkemikkige stoeltjes dronken we een rode Port als vast ritueel bij de muziek. Het licht werd tot schemerachtig gedoofd; het geroezemoes verstomde langzaam. Een felle lamp op een schouw gericht werd aangeknipt en viel op 2 mannen in pak met Gitaar en Fadogitaar. De Gitaar, in het Portugal viola, zette een pittig wandeltempo in en wat maten later klaterde het mandoline geluid van de Guitarra Portuguesa er over heen en over de tafeltjes van de luisteraars. Met een niet navolgbare melodieën waterval eindigde het in het onverwachte niets.
Een 2e melodieën reeks werd het intro van een waggelende dikke moeke die tussen de zittende muzikanten plaatsnam en haar typisch gezwollen Fadostem de zaal in slingerde. Gestoken in oude binnenhuis kledij en op sloffen sloeg ze de gehaakte zwarte stola nog eens om haar schouders bij het 2e lied vol melancholische klanken die hoorden bij het aanwezige ‘Saudade’ gevoel.
Waar ze overzong zouden we niet weten maar we wisten wél dat het een verschrikkelijk gemis zou zijn. Een gemis van een van de vele dingen waar een Portugees last van kan hebben; meer nog dan de argeloze toerist ooit aan zou denken.
Na het 4e huppelende liedje als was De Dood een peulenschilletje ging de lamp uit, het zaallicht weer feller en werden we weer aan ons eigen lot overgelaten.
Was dit het dan?
Had ons gevoel zich nét behaaglijk ingesteld op de diepe smart van een ander die over ons uitgestrooid werd, was het moment van heel mooi klagen alweer voorbij.
We keken elkaar wat teleurgesteld aan. Ja, ze zong heel mooi met echt gevoel en bracht ons wel in die typisch Portugese Fadosfeer maar een ruim kwartier vond ik toch wat kort om in het leven te rouwen over wat dan ook. In andere culturen werden huilers ingehuurd, soms met echte tranen die langer volhielden, alleen niet zo mooi als onze madam. Dan nog maar een Portje om het Fadogevoel in ons voort te laten sluimeren. Ik wist dat de lantaarn weer aan was gegaan ten teken dat er eventueel weer open werd gedaan na een muzikaal onthaal.
Na een dik half uur ging het zaallicht weer op sluimeren en de 2 muzikanten zetten weer een instrumental in en bij het 2e intro strompelde een lange ,dunne, verfomfaaide man op krukken zich naar het licht. De krukken leken zijn ongeluk te benadrukken maar tussen de 2 muzikanten in zette hij de krukken tegen de schouw en stond daar stevig op zijn twee benen als of hij nog nooit zijn hulpstukken van dichtbij had gezien.
Zijn te wijde colbert hing en z’n ,waarschijnlijk vale broek fladderde wat om zijn benen om z’n armoede wat te benadrukken, vermoed ik zomaar.
Maar zijn krachtige heldere stem liet ons snel zijn uitstraling vergeten. De mooie langzame uithalen over het twinkelende mandolineachtige geluid en met een wat overslaande nasale stemgeluid nam hij ons mee in zijn misère.
Joop Wieringa
FADO DEEL 2 - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 9 -2021)
-----misére die de man overkomen was.
De Saudade nam ook weer een beetje bezit van ons maar ook bij deze man was zijn trieste leven in 4 nummertjes verteld waarbij het laatste verdriet zo vrolijk aan ons werd meegedeeld en over ons werd uitgestrooid dat het zaaltje makkelijk werd overgehaald mee te klappen met de refreintjes.
De man greep naar z’n stokken en waggelde weer naar het donker.
De 2 muzikanten deden nog een instrumentaal ‘nazitje’ en daarna moesten we onszelf maar weer vermaken.
Een 3e glaasje werd besteld en genuttigd met veel mee-levendigheid over al die mooie nostalgische treurigheid.
Op het moment dat we weer een setje hadden verwacht kwam een dikke man met een dikke beurs op zijn dikke buik de zaal in met een blik van ”zo is het wel weer genoeg geweest maar wij hebben nog een afspraak”.
We keken elkaar aan voor een 4e glaasje maar nee, het was wel mooi geweest. Dit was het dus.
Wél erg mooi allemaal maarrr..
De avond was wel omgegaan en de verleidelijke Tapas hadden we weten te negeren.
De nacht lonkte naar ons voor een ommetje voor het slapen gaan.
Dat was in 1991 en anno 2020 geeft Mariza ons ook weer een mooie Fado cd: Mariza canta Amalia, de Fado van Fadokoningin Amalia Rodrigues ,nauw ja, 2 liedjes die toegeschreven zijn aan ‘the late great’ met haar niet te evenaren intensiteit behalve door een ‘Piaf of Billy Holiday.
Maar misschien zong Amalia ook die andere liedjes van Mariza op háár repertoire.
Ten opzichte van het volkse, pure karakter wat wij destijds op die Fadoavond hoorden is de Fado van Mariza heel erg mooi ingevuld en eigenlijk té mooi voor het oorspronkelijke Saudade gevoel. Waar de authentieke Fado in oorsprong niet meer begeleiding had dan Gitaar, Fadogitaar en misschien een Contrabas wordt Mariza begeleid met door Piano, Drum, Piccolo’s, Altfluiten, Cello, Bas, Fadogitaar en het Orquestra cordas.
En ja, Mariza zingt nog steeds de sterren van de Fadohemel met hele mooie melodieën. De sprankelijke Fadogitaar is hier veel donkerder en wordt wat ondergesneeuwd door alle andere instrumenten vol gestileerdheid en prachtigheid.
Misschien is deze cd van Mariza wel te mooi of moet ik wennen aan zoveel meer. En ondanks al die vele instrumenten is de sound nergens bombastisch . Mariza zingt met haar herkenbare timbre de Fado in mooie arrangementen ,geschikt voor een groot publiek.
Een aantal zoals “Barco Negra” of “Cravos de Papel” en “lágrima “ ken ik wel van minder weelderige arrangementen. “Estranha Forma De Vida” wordt met heerlijke Fado uithalen gebracht. Maar ik merk dat de vioolbak op de achtergrond dat het hele album op salon niveau tilt mij wat irriteert en iets te glad mijn oren in glijdt.
De Fado heeft veel verschillende gezichten weet ik van mijn Fadoverzamelingen de stem van Mariza kan ik ook echt waarderen maar dan in een minder zacht en weelderige setting . “Fodeus” is ook weer fraai gebracht en het repertoire op dit album is prima maar ik mis de ‘Folk’ van de Fado die ik met minder mooie stemmen in dat zaaltje in Lissabon hoorde in 1991 waar nog wel eens een noot bijna goed was maar het volkse karakter daardoor wél werd benadrukt.
Mariza – Mariza Canta Amalia - 2020
STEVE EARLE - door Joop Wieringa
(bron: Nieuwsbrief Mokum Folk nr. 10 -2021)
De op hok plicht en een gesloten omgeving zorgde ervoor dat dat de wereld in een soort pauze stand was terechtgekomen. Maar we bleven toch zoeken naar ideeën en plannetjes maar dan voor niet ingevulde data.
Alle optredens waren geschrapt. Er kwamen ook nieuwe cd’s uit maar de aanschaf kon niet door fysieke winkels worden geregeld. En ik wil niet debet zijn aan co2 pruttelende dozen schuivende autootjes door mijn straatje.
Maar YouTube biedt dan toch uitkomst als je muzikaal wilt bijblijven.
Al weer jaren ben ik behoorlijk fan van folkrock en ook de Amerikaanse countryrock kan ik behoorlijk waarderen net als het wat stoutere broertje van de wat melige Country & Western wat we nu als Americana bestempelen.
Nu we nét weer hebben gehoord dat festivals voorlopig weer in de ban zijn (de corona varianten zullen vaker roet in het eten gooien) zet ik maar weer eens een fijne countryrock klassieker op. De countryrock is ooit door Gram Parsons ‘uitgevonden’ ten tijde van The Byrds in ’68 en hun album ‘Sweetheart of the Rodeo’. Gram was een tamelijk onhandelbare muzikant die niet lang bij één band bleef. Zijn eigengereidheid zorgde dat hij een buitenbeentje bleef in de countrywereld maar zijn muzikale kwaliteiten als muzikaal genie zorgde dat hij tot de buitencategorie werd gerekend. Hij was gevoelig voor verslavingen ,meegekregen door zijn familie. Als zoon van een steenrijke familie kon hij de ‘middelen’ makkelijk betalen. Zijn vroegtijdige einde kwam ook via het mengsel van Heroïne en Alcohol. Het heeft wél het fantastische ‘Wild Horses’ opgeleverd die hij schreef met zijn junkie maatje Keith Richard o.a. voor zijn mooie oranje titelloze album van The Flying Burrito Brothers waar hij op dat moment onderdeel van was. Het nummer was daarna ook goed genoeg voor het Stones album ‘Sticky Fingers’.
Al vrij vroeg kwam ik in aanraking met Steve Earle vanwege zijn éigen’ stijl én stem.
Tegen de tijd dat ik hem ontdekte was de countryrock een wat oudere term geworden en aan de wieg van de nieuwe stroming ‘Americana’ in het verlengde stonden Steve Earle en vriend Townes van Zandt. Ook hier is sprake van Junkie vriendschap. Ook Steve was een lastige jongen en ook gevoelig voor de drugs. En Townes had meer een manisch depressieve stoornis waarbij hij algauw z’n weg vond naar de middelen en het glas. Zijn muziek zorgde voor een kleine fanatieke schare fans maar zijn briljantie werd pas na z’n dood gezien en erkent door de massa. Steve Earle wist het al.
Earle trad toe , als Bassist, tot de band van die andere vriend van beiden: Guy Clark maar vormde al snel zijn eigen band, The Dukes. Ook hij kreeg maar beperkt aandacht maar meer dan zijn goede vrienden. Toch duurde het nog vrij lang voor hij ‘zaak’ maakte van zijn verslaving via een verslaving kliniek. Na zijn ontslag kreeg hij gelijk succes met zijn muziek. Ook híj had last van die familie kwaal want hij kreeg met z’n 3e vrouw hun zoon Justin Townes Earle ; ook een redelijk succesvolle muzikant maar Justin raakte ook verslaaft.
Toen Steves beste junkie vriend kwam te overlijden maakte hij het mooie album ‘townes’ in 2009 met door hem bewerkte covers van Van Zandt en toen ook Guy Clark vertrok richting de wolk van Townes ontstond er een nieuwe traditie binnen het werk van Steve Earle. Ik noem het ‘ode albums’ want 10 jaar na ‘Townes’ verscheen ‘Guy’, een ode aan zijn vriend Guy Clark en dit album bestond, jawel, uit bewerkte covers van déze vriend en gemaakt met zijn band The Dukes. Ook een heel mooi album die ik in de ‘New Folk Sounds’ heb beschreven. Ik wenste dat Steve voorlopig niet de zelfde wolk zou bestijgen en gelukkig blijft hij nog even. Maar helaas heeft hij nu weer een nieuwe ‘ode’ album moeten toevoegen aan de treurige traditie binnen zijn oeuvre. Deze keer betreft het een album met de titel ‘J.T.’ Het is een ode aan zijn eigen zoon Justin Townes Earle die maar 38 jaar is geworden met een overdose in 2020.
Na 2 maanden rouw is Steve al de Studio ingegaan met een nieuwe groep van The Dukes. Samen met z’n 33 jarige zoon Ian heeft hij een zorgvuldige selectie gemaakt uit het werk van Justin Townes die zich ontpopte als een sociaal bewogen mens en ook het milieu activisme tot zijn schrijvende taak opvatte . Een mooi sterk album met een, uiteraard, diep trieste ondertoon in de covers. Muzikaal horen we bluegrass pit,, mooie maar grimmige countryballads, midtempo countryrock songs ,een enkele rockabilly stuk in een doorsnee van 8 albums die J.T. heeft uitgebracht. Steve Earles manier van rauwe ‘zingzeggen’, soms meer van het een en soms meer van het andere, geeft een enorme emotionele diepte met als hoogte punt, wat mij betreft, het zwaar aangezette “The saint of lost causes” dat alles vertolkt wat Justin Townes Earle wilde zeggen.
En zo is J.T. naar de wolk van de man waarna hij is vernoemd.
Joop Wieringa
Recentie 't Gevolg — door Rob van Niele
(bron: Nieuwsbrief 6 — 2020)
Tussen feest en misère - een welkome muzikale oppepper
In een onzekere tijd die gekenmerkt wordt door afgelaste muziekoptredens is het aangenaam te vernemen dat sommige muzikanten zich niet laten ontmoedigen en hun best doen om hun muziekliefde toch te kunnen delen met hun publiek. De nieuwe cd van ’t Gevolg, hun tweede, is daar een treffend voorbeeld van. Ook al weten ze dat ze voorlopig slechts op aangepaste wijze hun nieuwe programma kunnen presenteren aan kleine gezelschappen, het enthousiasme waarmee ze Tussen feest en misère hebben gemaakt heeft er zeker niet onder geleden. Dat is op zich al een enorme verdienste. Zeker voor een formatie die het vooral moet hebben van live-optredens. Tussen feest en misère is een cd die de sfeer van een live-optreden toch aardig weet te benaderen. De muziek is soms opzwepend en opwekkend, dan weer melacholisch en ingetogen. Ja, dat kun je verwachten met zo’n titel.
Zoals we van Doortje Schroevers, Hans van Deelen, Joop Wieringa en Marcel van der Vloet zijn gewend, weten ze met deunen uit alle windstreken liefhebbers van diverse genres volksmuziek te bekoren. Als je je zo breed oriënteert, kun je in alle eerlijkheid geen specialist zijn in al die genres op zich, maar dat pretendeert dit gezelschap volgens mij ook niet te zijn. Waar het om gaat, is dat de muziek geloofwaardig en overtuigend blijft klinken. En dat doet het! Of ze nu een klezmerdeun spelen, een zeemanslied of shanty, Amerikaanse folk, tex-mex of een ballade uit Qebec, de vonk van de traditie komt in alle gevallen voldoende over. Ook al vind ik ze persoonlijk het sterkts wanneer ze gewoon lekker Nederlands gezongen materiaal presenteren, zoals ‘Stormwind op zee’, ‘Deze avond’ of ‘Feest’. Dat ligt ’t Gevolg gewoon het best. Maar ja, dat is nu eenmaal de muziek waarin ze zijn geworteld. Wat instrumentale stukken betreft, ligt dit weer wat genuanceerder. Het samenspeel van vooral accordeon, fluit en viool levert verrassend mooie resultaten op, zoals ‘Oceans apart’, een bewerking van een nummer van The Hanna Sisters (Ierland), of de Kepa Junkera-tune ‘Gaztelugatxeko Martxa’. De kazoo heeft doorgaans een sfeerverhogend effect in een live-setting, maar op een cd heeft het iets irritants. Gelukkig is dit opdringerige instrumentje alleen te horen op het door Marcel gezongen openingsnummer ‘1, 4 or 5 times’, dat voor de rest prima in het gehoor ligt. Wat verder opvalt, is dat ’t Gevolg ook vocaal is gegroeid in de afgelopen jaren. Omdat drie van de vier Gevolgers beurtelings de leadzang op zich nemen, is er voldoende afwisseling in stemkleur en bereik. En wanneer in harmonie wordt gezongen, komen de stemmen van het viertal het best tot hun recht.
Al met al heeft ’t Gevolg met Tussen feest en misère een sprankelende stalenkaart aan volksmuziek geproduceerd. Er mag dan nog geen medicijn tegen corona zijn, deze muziek werkt oppeppend en rustgevend. Tot slot mag ook de fraai en fris ontworpen cd-hoes niet onvermeld blijven. Het is weliswaar de toon die de muziek maakt, maar het oog wil ook wat, nietwaar?
’t Gevolg – Tussen feest en misère (2020), Tall Recordings
Bestellen, contact: info@t-gevolg.nl, www.t-gevolg.nl
Rob van Niele
EEN NIEUWE WEBSIDE - door Hans van Deelen
(bron: Nieuwsbrief 2— 2021)
Beste mensen van Mokum Folk,
Ik ben een nieuwe website begonnen, onder de naam BLfolk. Mijn bedoeling is om hoogtepunten uit de geschiedenis van de Nederlandse folk te pubiliceren. De eerste artikelen daarvoor zijn nu gereed. In de loop der tijd wordt het aantal artikelen op NLfolk uitgebreid.
Heden ten dage is er maar weinig terug te vinden van de folkrevival die tussen 1975 en 1985 de Nederlandse folk een gezicht gaf. De groepen die daarna zich met Nederlandse folk bezig hielden of houden, zijn zo mogelijk nog moeilijker te traceren. Om Nederlandse folkmuziek wat bekender te maken leek het me een goed plan om wat hoogtepunten uit de geschiedenis ervan op een rijtje te zetten. Ikzelf raakte begin jaren tachtig in NL folk geïnteresseerd door groepen als Wannes Raps en RK Veulpoepers BV, die ik regelmatig heb zien optreden.
Er bleek een hele beweging te zijn die landelijk vertegenwoordigers kende. Ook bleken er LP's (en later ook CD's) te zijn uitgebracht. Die ging ik langzaam aan gaan verzamelen. Doordat ik vanaf 1984 betrokken ben geraakt bij het folkmagazine Janviool c.q. New Folk Sounds, zat (en zit) ik dicht bij het vuur.
Mijn collectie is verre van compleet, maar ik heb toch nu zo'n 500 geluidsdragers in de kast staan (lekker ouderwets) die makkelijk onder de NL folk geschaard kunnen worden. Uitgangspunt is dat het gaat om traditionele Nederlandse muziek, of dat op die traditie wordt voortgebouwd.
Op deze website heb ik een aantal Nederlandse folk LP's en CD's die ik de moeite waard vind beschreven. Ik hoop dat bezoekers iets van hun gading zullen vinden, en/of nieuwe ontdekkingen gaan doen.
De website is al in de lucht, het adres is: www.NLfolk.nl
De komende tijd zal er nog aanvulling komen op de hoeveelheid artikelen.
Hans van Deelen
Bratsch
(in Nieuwsbrief 9 — 2020)
Ik ben een groot bewonderaar van B R A T S C H . Al een jaar of 25, schat ik, vanaf de tijd dat ik bij (ons aller) PAPUCSKA zong, u welbekend, en helaas ter ziele gegaan in 2010.
Voor zover je nu niet meteen , automatisch, aan het ‘googelen’ gaat, zal ik vertellen wie / wat BRATSCH is:
Het is een groep van 5 Franse mannen, virtuozen op het uitgebreide Volksmuziekgebied , van Roma (b.v. Gypsy), klezmer , jiddisch, jazz, Russisch, Roemeens, Bulgaars, Armeens, v/m. Joegoslavisch, tot Grieks.
Tussen 1975 en 2015 hebben ze, altijd in dezelfde samenstelling, optredens in heel Europa en daarbuiten gegeven. Zelf heb ik een keer in het Amsterdamse Concertgebouw Live van ze mogen genieten.
Tussen 1976 en 2013 hebben ze 19 live- en studio albums geproduceerd, waarvan ik er (nog maar) 4 heb. Op hun website staan ze natuurlijk allemaal op een rijtje, maar ik zal er een paar, ter aanbeveling, noemen:
“On a rendez-vous” (‘live en public’) dubbel CD, 1995 geproduceerd.
“Rien dans les poches”, uit 1998, met gastsolisten. Mijn Favoriete Bratsch-CD !
“Brut de Bratsch” compilatiealbum , 3 CD’s + DVD, uit 2013, hun afscheids-album.
In 2015 zijn ze , na 40 jaar , ondertussen allen 50-60-70ers, gestopt met optreden en hebben ze hun gitaren, violen, klarinetten, accordeons(!) aan de wilgen gehangen. Gelukkig met achterlating van een schat aan CD’s en ..YOU TUBEs !
En nu, als epiloog nog even over Grieks Koor Filomila, u welbekend, maar nog geen kennis mee gemaakt. Wat hadden we mooie plannen , voor optredens, waarvan dan een ook op het Mokum Folk Podium ! Maar toen kwam die verd…. Corona – pandemie, die alles op z’n kop zette.
Filomila staat ”in pauzestand” sinds half maart. We hebben wel veel kontakt met elkaar, via internet (Zoom, MP4 bestandjes van de dirigent) en een wekelijkse mini-repetitie voor 7 die-hards plus de dirigent, in een redelijk Corona-bestendige ruimte in de MusicFactory in Oostpoort (A’dam-Oost).
Helaas niet safe genoeg voor mij.
Er heerst gelukkig een goede loyale stemming en de sterke wil om het koor (ook financieel !) samen te laten overleven, met behoud van onze onmisbare dirigent Yiorgo.
En reken er maar op, beste mensen, dat we weer bij jullie aankloppen voor een plaatsje in de wachtrij voor een MOKUMFOLK PODIUM plaats !
Ik wens jullie erg veel succes toe met het op de rails houden van Mokum Folk
en vooral een goede gezondheid!
Hartelijke, muzikale groet van Theo van der Kroon
Uit de platenkast
(in Nieuwsbrief 2 — 2021)
Nadat we een “wasmachine” voor de lp’s hadden aangeschaft, kwamen er veel lang niet gedraaide platen te voorschijn.
Een aangename verrassing was een plaat van Claude Flagel, draailierspeler.
Dat was meteen weer even terug naar 1973 (of daar omtrent) toen we naar een folkfestival geweest waren in Utrecht. Wie het organiseerde weet ik niet meer, maar we hebben er geweldige herinneringen aan. We hebben daar trouwens ook het eerste optreden in Nederland meegemaakt van Planxty met Christy Moore, Liam O Flynn, Donal Lunny en Andy Irvine, die overigens ook korte tijd op een draailier (hurdy-gurdy) speelde.
Maar dit terzijde.
Op dat 2-daagse festival trad ook Claude Flagel op. Nu kende ik wel het aparte geluid van een draailier van de Franse volksdansmuziek, al had ik geen idee wat voor instrument erbij hoorde. Claude Flagel trad op met Remy Dubois, doedelzakspeler (cornemuse), een geweldige combinatie. Heel Middeleeuws. Flagel gaf veel uitleg over de draailier, die twee bourdonsnaren heeft en verder bespeeld wordt dmv toetsen. Bij het draaien, waarbij de bourdonsnaren toon geven, kun je de muziek versieren dmv het geven van een kort accent in de draaibeweging, waardoor er een speciaal geluid vrij komt. Flagel liet horen hoe dit klonk, als je dat 1x per ronde deed, 2, maal, 3 maal en tenslotte 4 maal. Dit vergt behoorlijk wat oefening.
In ieder geval hebben we (later?) een lp gekocht: Le chant du monde, special instrumental LDX 74519, waarop Flagel draailier speelt. De uitklapbare hoes geeft heel veel informatie over hoe het instrument in elkaar zit, met mooie oude foto’s van draailierspelers. Op bovengenoemde plaat staat, behalve natuurlijk volksmuziek, ook een stuk van Vivaldi: il pastor vide, dat speciaal voor draailier is geschreven! Fenomenaal!
Op vakantie in 1980 tijdens een “rondje Frankrijk” kwamen we, nadat een toevallige voorbijganger ons overtuigde dat we beslist in het dorp moesten kijken bij iets dat we niet verstonden/begrepen, terecht in een draailierwerkplaats. Alsof je de middeleeuwen instapte!
Helaas hadden we geen fototoestel bij ons en ook heb ik niet opgeschreven waar deze prachtige werkplaats was. De eigenaar vertelde dat hij een van de draailieren voor Claude Flagel had gebouwd!
Op de hoes van genoemde lp staat een afbeelding van een merkje in de draailier met Pajot-Jeune, Jenzat. In Jenzat is de voormalige werkplaats van J.A Pajot (1845-1920) tegenwoordig het Musee des Luthiers. Maar dat is niet waar wij waren.
Denis Siorat (deze naam intikken bij zoekmachine is voldoende) laat zien en horen hoe een draailier klinkt. Je hoort dan ook dat speciale geluid door de extra accenten bij het draaien.
Op internet vond ik ook een instructiefilm van een draailierbouwer. Voor de nieuwsgierige lezer: vielle en roue: fabrication Bernard Jeker (2 delen). Zeer fascinerend om te zien. En mooi, dat dat oude handwerk nog bestaat.
Op Wikipedia staat vrij veel informatie over de draailier.
Ik vond verder beelden uit 2012 van Les pilliers de Bal, een vrij jeugdige groep, met naast een violiste, een gitaar en een doedelzak, twee draailierspelers. Mooi, dat de volksmuziek zo levend wordt gehouden.
Draailieren worden nog steeds gebouwd en niet alleen in Frankrijk, maar ook oa in Hongarije, Spanje, Engeland. Mocht je willen, je kunt in Nederland een draailier bestellen bij Jaap en Fay Brand, Oldenzaalseweg 644 in Enschede. Jaap heeft een Nerdy-gurdy gemaakt, met behulp van moderne technieken, oa. 3D prints. Hij verkoopt zijn instrumenten over heel de wereld (zie en vooral: hoor op www.nerdygurdy.nl)
Ook kwam ik filmpje tegen van een zelfbouwpakket: een doos met stapel voorgeprinte platen die je mbv de handleiding in elkaar kunt zetten. In een versnelde video wordt in 12 minuten een draailier (met maar 7 toetsen) in elkaar gezet. Fascinerend om te zien, maar het geluid was (zoals te verwachten) niet erg mooi. Je hebt namelijk wel een goede klankkast nodig. Maar geweldig, dat iemand dit bedenkt!
Een zoektocht op internet levert veel leuke, interessante informatie en muziek op. Een aardige bezigheid, mocht je wat afleiding willen tijdens deze coronatijd!
Anita Kenbeek
Recentie BmB en Wouter en de Draak — door Rob van Niele
(bron: Nieuwsbrief 7 — 2021)
Volksmuziek van BmB en Wouter en de Draak: van traditioneel tot eclectisch
Je moet flink wat lef hebben om uitgerekend in 2021 je eerste cd uit te brengen. En dan ook nog eens vrij pure folk van de lage landen, dus behoorlijk traditioneel. Natuurlijk zijn de donkere corona-dagen, hoe hard die er ook inhakten op alle podiumkunsten, niet in alle gevallen funest gebleken. Veel muzikanten en andere klein- en grootkunstenaars hebben, naast hun bewezen vakmanschap, al hun doorzettingsvergmogen, creativiteit en vooral geloof in eigen kunnen, ingezet om te overleven. Dat heeft tot bijzonder mooie resultaten geleid, online en, naarmate corona beheersbaarder wordt, gelukkig ook weer ‘on stage’. Het trio genaamd BmB is daar een treffend voorbeeld van. Ze maken volksmuziek uit Nederland, België en Frankrijk, traditioneel en met veel schwung.
Alle drie de mannen hebben een muziekverleden in de balfolk, West-Europese volksdansmuziek die in de afgelopen decennia een revival heeft doorgemaakt en volle zalen trekt. Als gevolg van de populariteit van de balfolk, zeker ook onder jong publiek, zijn er veel nieuwe muziekformaties ontstaan. Het is muziek waarbij je niet stil kunt blijven zitten, wat ook allerminst de bedoeling is. Bij balfolkoptredens worden de dansen – waaronder walzen, polka’s, scottishes, mazurka’s en bourrees - meestal van te voren uitgelegd en met het publiek geoefend. Daardoor ontaarden de optredens steevast in dampende dansfeesten. Vanuit die achtergrond hebben Luc Plompen (zang, gitaar), Wouter Kuyper (doedelzakken, fluiten, chalumeau – soort van voorloper, uit de barok, van de klarinet - en zang) en Niek van Uden-Luteijn (accordeon, zang) de formatie BmB opgericht. Aanvankelijk waren er zeven bandleden, maar dat is later teruggebracht tot dit drietal. Hun eerste wapenfeit is Ge vindt wel een taal, een prachtige stalenkaart van hun gebundelde talenten. Twaalf mooi afgewerkte, melodieuze nummers, instrumentalen en nummers met zang. De zang is goed verzorgd, mooie stemmen en een prettige afwisseling van Nederlands- en Franstalig. Op ‘Lou diziou bé – bourrée à Ribeyrolle’ wordt het eerste couplet gezongen in het Occitaans, een taal die in delen van Zuid-Frankrijk wordt gesproken. Verder staat er één Engelstalig nummer op de cd, ‘Yorkshire Gypsy’. Een vreemde eend in de bijt dus, maar het heeft een frisse uitstraling, en de samenzang met een zangeres – van wie ik de naam helaas schuldig moet blijven - geeft het nummer iets jazz-achtigs.
Nu is Wouter Kuyper niet alleen een heel actief baasje bij BmB, hij vormt bovendien, samen met Joris Alblas, het duo Wouter en de Draak. Wouter bespeelt daarin de trekzak, Joris speelt gitaar. Van dit duo verschijnt deze maand de tweede cd, Zonnewachter genaamd. In 2017 verscheen hun eerste titelloze debuut, die zeer positieve kritieken ontving, onder andere in New Folk Sounds: “Beide heren zijn virtuoos op hun instrument, en laten ook veel ruimte voor improvisatie. De onderhoudende composities klinken warm en worden vol overgave gespeeld, zonder op enig moment klinisch te worden”. Op Zonnewachter wordt de luisteraar getrakteerd op twaalf pakkende, enthousiast gebrachte muziekstukken, van meeslepend tot uptempo. Bij het eerste nummer, de polka ‘Fireflies and Mosquitoes’, valt de stuwende kracht op van de akoestische gitaar. Dit geeft de muziek direct een pittig klankbeeld. Het duo doet daarmee soms denken aan Hot Griselda en Naragonia, de formaties rond Toon van Mierlo, die tot de absolute top van dit genre volksmuziek worden gerekend.
Omdat Ge vindt wel een taal van BmB en Zonnewachter van Wouter en de Draak relatief kort na elkaar zijn uitgebracht, is het verleidelijk om de twee met elkaar te vergelijken. Waar Ge vindt wel een taal een expliciet traditioneel geluid laat horen, klinkt Zonnewachter een stuk moderner. Daarmee verlaat het zeker niet de paden van de volksmuziek, maar het zoekt wel veel meer de vrije ruimte en juist dat maakt de muziek, naar mijn mening, speelser en spannender. Een belangrijk verschil is verder dat er op Zonnewachter niet wordt gezongen. Het accent ligt daardoor geheel op ritme, melodie en arrangement. De teksten op Ge vindt wel een taal zijn authentieke, of in ieder geval authentiek klinkende teksten, passende bij de eeuwenoude wijsjes die worden gespeeld. Daarmee komt de muziek als geheel uiteraard ook oorspronkelijker en dus soms wat ‘vintage’ over, waar de muziek op Zonnewachter en tijdloze uitstraling heeft.
De een zal zich meer tot het traditionelere Ge vindt wel een taal aangetrokken voelen, de ander tot het eclectische Zonnewachter. Dat is immers een kwestie van smaak. Maar op beide cd’s spat het enthousiasme voor de muziek, en het vakmanschap waarmee die gemaakt wordt, er vanaf. Daardoor blijft de muziek boeien. Ook al zal bij optredens van BmB en Wouder en de Draak de dansprikkel onherroepelijk worden opgewekt, het is muziek waar je ook ademloos naar kunt blijven luisteren. En dat is waar het uiteindelijk om gaat. Oplettende lezertjes zullen hebben ontdekt dat Wouter Kuyper al eens op ons Mokum Folk Podium heeft gestaan, en wel met de formatie De Vliering. Dat was in februari 2017, in onze zaal aan de Amsterdamse Argonautenstraat. Wat mij betreft mag hij ons nogmaals met een bezoek vereren, en het zal mij om het even zijn of dat dan met BmB is, of met Wouter en de Draak.
Rob van Niele
Recentie LP van Piet Karregat — door Hans van Deelen
(bron: Nieuwsbrief 9 — 2021)
Piet Karregat doet Bijna alles goed
Een heuse vinylplaat gevuld met folk en kleinkunst
Piet Karregat leerde ik in 2002 kennen tijdens de presentatie van de CD Vierkracht van Windvlaag in De Badcuyp: een jonge, enthousiaste folkliefhebber die de kunst verstaat om een lied naar zijn hand te zetten. Sinds die ontmoeting hebben onze (muzikale) paden elkaar regelmatig gekruist. Piet viel enkele malen in bij Windvlaag als een groepslid verhinderd was. Hij was enkele jaren lid van folkgroep 't Gevolg, tot zijn studie en aansluitend zijn werk hem te veel opslokte. Ik werkte met Piet samen aan een door mij geïnitieerd, maar nooit afgemaakt project met Nederlandse bierliederen. En er waren natuurlijk sessies, huiskamerfeestjes en gelegenheidssamenwerkingen.
Piet koos er een tijd gelegen voor om van Amsterdam Zuid-Oost naar Enschede te verhuizen. Iets met verwachte uitbreiding van de klandizie voor zijn werkzaamheden, die toch al steeds beter gingen lopen. Het bood hem de financiële mogelijkheden en de rust om een project op te starten, waar hij zich vol enthousiasme vele maanden mee bezig zou gaan houden: een lp maken met zo veel mogelijk van de muzikale invloeden die hij in de voorbije jaren had meegekregen. Met heel verschillende muzikale vrienden en verschillende opnamelocaties. Corona maakte de voortgang niet makkelijker, maar er werd niet versaagd. Er werd contentieus gewerkt en het resultaat is er naar: Bijna alles goed bevat dertien liederen van diverse pluimage, grofweg in te delen onder Ierse folk (7 van de 13 tracks), Griekse volksmuziek en kleinkunst. Dat lijken zeer verschillende grootheden, maar Piet weet het tot één geheel te smeden. Wat een prestatie mag worden genoemd, gezien de wisselende instrumentale ondersteuning en het gebruik van drie verschillende opnamestudio's.
Eén van de oude kompanen die Piet bij het project betrok is Volendammer Jaap Tol, met wie hij een tijd in de groep Devilish Mary speelde en ook opnames uitbracht. Jaap Tol beschikt over een eigen studio, dus dat was reuze handig. Met hem nam Piet de nummers You couldn't have come at a better time, Greenland whale fisheries en Home, boys, home op, duidelijk het rijkst geproduceerde deel van de plaat, die de 'Wall of Sound' van Phil Spector enigszins in herinnering brengt.
In Enschede vond een ander deel van de opnames plaats in Studio E. Hierop is Piet geheel solo aan het werk, waarbij hij meerdere instrumenten inspeelde. Er werd daarbij gekozen voor een breed repertoire: Grieks, Iers en kleinkunst (Cornelis Vreeswijk's Blues voor Fatumeh). Alleen in Paramithi me lipimeno telos speelt opnameleider Erno Klijzing percussie.
In Amsterdam koos Piet de in Zuid-Oost gelegen huisstudio Dub Cellar, waar een vijftal tracks werd vastgelegd, waar ikzelf ook nog medewerking aan mocht verlenen (zang, gitaar, ukelelebas). Ook hier een breed spectrum: Bots, Zjef Vanuytsel en Iers. Das weiche Wasser, het grote succes van Bots in Duitsland, werd van een mooi stemarrangement voorzien door Andrea Sombroek en Doortje Schroevers.
Voor wie geen platenspeler paraat heeft is er een oplossing: bij de LP zit een unieke downloadcard, waarmee alle tracks in digitale vorm gedownload kunnen worden.
Ondertussen is Piet Karregat opnieuw neergestreken in het Amsterdamse, in zijn vertrouwde stadsdeel Zuid-Oost. Het is dus makkelijk om hem te benaderen voor uitvoeringen, samenspel of aankoop van deze unieke LP. Je steunt er ook nog een goed doel mee, want de gehele opbrengst wordt geschonken aan de Stichting Steun Emma Kinderziekenhuis.
Meer informatie over Piet Karregat's LP Bijna alles goed is te vinden op https://bijnaallesgoed.nl
Hans van Deelen
De boeken van Jos de Rooij — door Johan de Rooij
(bron: Nieuwsbrief 1 — 2022)
Beste mensen,
Dit jaar zou mijn vader, Jos de Rooij, 66 zijn geworden. Zoals we allemaal weten: zover is het niet gekomen. Maar gelukkig is er nog genoeg moois dat ons elke dag aan hem herinnert. Zijn muziek, foto's, het buurthuis en de steen in Noord, de meezingavonden, het schooltje op Cuba.
Zelf heb ik al vijf jaar een aantal grote dozen in een hoek staan: alle boeken en tijdschriften van mijn vader. Het liefst zou ik die allemaal nog willen lezen. De boeken die iemand in de kast heeft staan vertellen tenslotte ook veel over hun eigenaar. Bovendien bewaarde mijn vader zijn boeken een leven lang. Maar helaas heb ik in mijn bescheiden huisje niet de ruimte om alles te bewaren. Daarom heb ik nu een complete lijst gemaakt van de boeken, gesorteerd op onderwerp, in de hoop dat ik er iemand anders blij mee kan maken.
Die lijst vinden jullie als bijlage bij deze e-mail {redactie: lijst is via ons beschikbaar}. Zit er iets van je gading bij? Laat het me dan vooral weten! Ik kan de boeken bij je langs komen brengen voor een kop koffie – of die kop koffie krijg je van mij als je ze in Hilversum op komt halen.
Opsturen kan ook: het postkantoor zit hier aan de overkant.
En tot slot: verhalen over waarom mijn vader bepaalde boeken in huis had – of van wie hij ze had gekregen – zijn natuurlijk óók van harte welkom.
Dank alvast – en heel fijne feestdagen!
Vriendelijke groet,
Johan de Rooij
06-49096100
Het Laagland Escemble — door Jan Rijnierse
(bron: Nieuwsbrief 2 & 3 — 2022)
Het Laagland Ensemble – ‘Tárogató & Accordeon - Allemaal Wereldklasse’ 4 middagen wereldmuziek in Theater De Omval – Diemen, voorjaar 2022.
Jan Rijnierse (tarogato) en Fred Abbingh (accordeon) zijn samen het Laagland Ensemble. Ze spelen traditionele muziek vooral uit de zuidoost hoek van Europa: de Balkan en omstreken.
Op 4 middagen in het voorjaar van 2022 zullen zij van zich laten horen in café Blauw, de foyer van Theater De Omval in Diemen. Bij enkele concerten zal het podium worden vrijgemaakt voor een muzikale ontmoeting met (onverwachte) gasten: musicus of groep die óók traditionele muziek spelen, maar misschien wel uit een heel ander deel van Europa of ver daarbuiten.
Wie dat zijn is op dit moment nog een verrassing. Dat het allemaal Wereldklasse is... kun je zelf komen horen!
Het eerste concert was op 19 februari. Het was een mooi concert waaraan ook Robert Berkelbach op taragot (van de Groene Blaadjes) zijn medewerking heeft gegeven.
Op zaterdag 19 maart de tweede editie. We krijgen gasten uit Zuid Amerika!
Overige data: zon 24 apr; za 21 mei.
Jan Rijnierse
Mokum Folk mini festival — door Herbert Bos
(bron: Amsterdamse Folk Agenda 04 — 2022)
MINI FESTIVAL MOKUM FOLK 20 maart
Eindelijk! We mochten weer. Na 2 corona-jaren kregen we bericht van Monica (beheerder van Wijkcentrum Alleman) dat de coronamaatregelen waren opgeheven.
Nu hebben we normaliter van oktober tot en met maart elke 3de zondag van de maand een ‘Mokum Folk Podium’. Dus maart was nog niet verloren.
Dat moesten we vieren, aanvankelijk onder de vlag ‘corona-bevrijdingsfestival’, maar met de vreselijke gebeurtenissen in Oekraïne, leek ons dat wat ongepast.
Maar een festival moest het worden. Éen groep hadden we al: De Glorious Plectrums, laat ik zeggen onze huisband. Net begonnen maar enorm fanatiek aan het oefenen om een programmetje te hebben van zo’n 30 minuten. De donateurs van Mokum Folk moesten aangenaam verrast worden met een optreden van 3 van hun bestuursleden.
Piet Karregat, ook donateur van Mokum Folk, bood direct aan om te komen optreden. En het duo Bodhi & Titus moest wel voor een succesvolle middag kunnen zorgen. Dan zijn de communicatielijnen verrassend kort, want Titus Kraakman is een ‘oude’ bekende van ons.
En wat een leuke middag is het geweest!
Piet had een aantrekkelijk programma van zo’n 25 minuten waar hij – op zijn bekende wijze – zich begeleidend op gitaar, liedjes uit diverse culturen en in diverse talen ten gehore bracht.
Ondanks de zenuwen van de drie spelers van de Glorious Plectrums zorgden zij, met een gevarieerd aanbod aan instrumenten en met hun zang, voor leuke muziek. Wat vooral opviel was de verscheidenheid aan soorten muziek. Van Americana tot aan Nederlandse meezingers.
En natuurlijk voldeed het zangduo Bodhi & Titus aan de verwachtingen. Het prachtige gitaar- en Ierse bouzoukispel en hun mooie stemmen, waren een mooie afsluiting van een hele fijne middag.
Het was vooral bijzonder omdat we elkaar eindelijk na 2 jaren weer eens konden zien.
De ervaring heeft ons geleerd dat er in de zomermaanden te weinig belangstelling is om binnen naar folk te luisteren. We hebben die maanden dan ook geen Mokum Folk Podium.
Maar op de 3de zondag van oktober gaan we weer van start met. Hou onze site in de gaten:
www.mokumfolk.nl
Herbert Bos